100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting literatuur en hoorcolleges onderzoeksmethodogie UvA $8.71   Add to cart

Summary

Samenvatting literatuur en hoorcolleges onderzoeksmethodogie UvA

 14 views  0 purchase
  • Course
  • Institution

Samenvatting van hoorcolleges + literatuur onderzoeksmethodologie: gebruik gemaakt van het boek research methods van Maruyama & Ryan (2014) Hoorcollege 1: H1 research methods + artikel de groot (1994) Hoorcollege 2: H2 research methods + artikel verschuren & doorewaard (2007) Hoorcollege 3: H3 +...

[Show more]

Preview 4 out of 55  pages

  • December 10, 2023
  • 55
  • 2021/2022
  • Summary
avatar-seller
Hoorcollege 1: Introductie en empirische cyclus
Introductie & de empirische cyclus
Behandelen  artikel de groot + hoofdstuk 1

Verwerven van kennis/informatie
- beschrijven, ordenen, registreren, begrijpen, verklaren, observeren
- Voorspellen, beheersen/beïnvloeden
- Info verzamelen d.m.v. experimenten, vragenlijsten, veldonderzoek etc.

Bekende manieren van kennisvergaring
Twee kapstokken 
- vergelijking Sociale en Gedragswetenschappen met twee bekende ‘ways of knowing’
Kapstok 1  Natuurwetenschappen: vergelijkbare logica, maar actieve rol onderzoeksobject
Kapstok 2  informele observatie: vergelijkbaar doel, begrijpen van menselijk gedrag

Vergelijking natuurwetenschappen (kapstok 1)
- vergelijkbare logica, maar actieve andere rol onderzoeksobject.
 bij sociaal onderzoek zijn er menselijke deelnemers: nadenken over sociale en ethische
waarden.
- Sociale- en gedragswetenschappers denken dat er algemene wetten zijn die gedrag kunnen
voorspellen en verklaren.

Positivisme: je gaat data verzamelen en op basis daarvan een uitspraak doen. Nadruk ligt op
voorspellen en ingrijpen ipv. Beschrijven.
- alle kennis moet empirisch verifieerbaar zijn.
- reactie op metafysica (niet toetsbaar aan werkelijkheid)
- De sociale wereld kan als kan op dezelfde manier bestudeerd worden als in de
natuurkundige wereld.  positivisme
- Wetenschapsfilosofische stroming.
- De sociale wereld kan net als natuurlijke wereld bestudeerd worden.

Constructivisme  tegenreactie op positivisme
- Perspectief van de deelnemer staat centraal.
- Theorievorming tijdens data verzamelen.
- ‘streven naar causale wetten kan niet ieder mens is ander individu’
- Men was meer geïnteresseerd in beschrijving van mensen.

Ander kritiek op positivisme:
1. Determinisme: miskent vrije wil en alternatieve realiteit. Dingen staan te veel vat bij
positivisme. Er zijn talloze waarheden.
2. Reductionisme: simplificeert te veel
3. Egocentrisch: onderzoeker gaat uit van zichzelf
4. Ontmenselijkt: mens kan zich gaan voelen als deel van de rest.
5. Overduidelijk en onnauwkeurig

Moderne opvatting neemt kritiek op positivisme serieus
- Erkennen waarden van onderzoeker
- Respecteren van deelnemers
- Rekening houden met:
1

, situationele factoren, diverse perspectieven, toepasbaarheid in echte wereld en effect van
onderzoeker.
- Mixed methods: complementaire methoden  combineren van verschillende methoden
en perspectieven.

Postpositivime: Ontstond na WO2r zijn verschillende waarheden, die zijn onverenigbaar met
elkaar maar de ene is toepasbaar in de gewone wereld en de ander is toepasbaar in speciale
gevallen. Ze zijn wel beide bruikbaar. Vooral beschrijvend onderzoek met als doel observeren en
het begrijpen.




Waarden in

Sociaalwetenschappelijk onderzoek
- Bestaat objectieve wetenschap? Nee, zo weinig mogelijk subjectief
- Onderzoekers hebben waarden en perspectieven
- Interpretatie, verwachtingen, keuze van onderwerp
- Waardediscussie lastig wetenschappelijk te beslechten
- Perspectief zit in de weg: evaluatie bewijs hangt ervan af.

Publieke aandacht voor onderzoek
- Onderzoek naar mensen trekt aandacht, bepaalde onderwerpen extra aandacht.
- Framing van vraagstelling bepaalt mede aandacht.
- Implicaties voor maatschappij, personen en groepen.
- Covaration principle: de resultaten van een onderzoek worden aan onderzoeker
aangerekend.
 onderzoeker krijgt kritiek omdat de resultaten uit jou onderzoek komen.
 Voorzichtigheid is dus geboden.

Negatieve aandacht voor onderzoek
- Rind et al. (1998): effecten seksueel misbruik.
- Loftus’ onderzoek naar false memories en getuigenverklaring.
 metaonderzoek doen (onderzoek doen naar onderzoeken die al gedaan zijn)
- In NL hetze tegen criminoloog Wouter Buikhuisen (1978)
- Gevolgen voor personen en onderzoeksgebieden (subsidies)

Sociale wetenschappen meer omstreden (wat zijn kenmerken):
- Publiek heeft veel ervaring met onderwerp  zorgt voor meningen.
- Putten uit eigen (beperkte) ervaring.
- Methoden (vragenlijst bv.) ogen gewoontjes ( vragen stellen, observeren)
- Onderwerp vaak persoonlijk en politiek gevoelig.
2

,Kapstok 2: informele Observatie
het dagelijks leven
- Vermoedens hypothesen andermans gedrag.
- We willen gedrag verklaren en bepalen of verklaring juist is.

Naïeve Hypothesen en theorieën
- Onze dagelijkse gevolgtrekkingen lijken op wetenschap.
- De Groot: waarnemen- proberen- (resultaat)- evalueren
- Specifieke ideeën over sociale vergelijkingen en gedrag
- Bruikbaar om doelen te bereiken
- Construct: belangrijk idee. abstract concept dat we willen vatten. Een abstracte eigenschap
zoals persoonlijkheid, intelligentie en angststoornis. Je kunt het niet direct waarnemen.
 Meestal geen fysieke aard.

- Hypothese: een falsifieerbare stelling over relatie met twee of meer constructen. Het
formuleren van ideeën waarom iets gebeurd of hoe iets werkt.
- Causale verbanden: oorzaak en gevolg.
- Theorie: set gerelateerde hypothesen.
- Theorie bevat vaak logische stelling ( zie later.)
- Bevat soms voorwaarden (‘qualifying conditions’)  geldt alleen voor …
- Vertrouwen in theorie bepaald door zwakste schakel.

Hulpbronnen voor naieve hypothesen
1. Logische analyse
- Nadelen  Logisch redeneren vaak lastig, Inconsistenties en bias
(vooroordelen/denkfout/onjuiste conclusie)
Theorie vaak in vorm Syllogisme: redenering bestaande uit drie proposities.
1. Premisse 1 (als een kind speelgoed heeft, is het gelukkig)
2. Premisse 2 ( Als een kind gelukkig is, heeft het weinig snoeplust)
3. Conclusie (Als een kind speelgoed heeft, heeft het weinig snoeplust)

2. Autoriteit
- Consulteren expert, maar is die wel werkelijk expert?
- Problemen met experts: Schijn van expertise, Onenigheid tussen experts, Experts zijn niet
onafhankelijk.
- Waarden bepalen keuze van een expert
- Inconsistenties en bias (vooroordelen) kunnen aanwezig zijn.
- DG: niet achter verschuilen. Je moet het ter discussie kunnen stellen.

3. Consensus  expertise van mensen bij elkaar.
- Afstemmen met gelijken
- Zelfde bias en vervorming autoriteit.
- Groepsdenken: streven naar harmonie in een groep.
- Gevaar: op bepaalde manier tot overeenkomst willen komen  ga ernaar gedragen.

4. Observatie
- Hypothese vergelijken met observatie van gedrag.
- Valkuilen 
3

, 1. Construct anders opgevat (bv. Hypothese en observatie)
2. Causale richting moeilijk te bepalen.
3. Selecte groep: hoeft niet op te gaan in het algemeen. Je moet een controlegroep hebben.
4. We zoeken vooral bevestiging, niet ontkrachting.

5. Eerdere ervaringen
- Putten vaak uit ons verleden.
- Zelfde problemen als bij observatie, jou ervaringen gelden niet voor elk geval.
- Geheugen al ingericht volgens theorieën en hypothesen
- Onthouden makkelijker als jou plaatje past.
- Lastiger om te ontkrachten.

Verschillen informele observatie en wetenschap (kapstok 2)
- Grootste verschil: alertheid biased conclusies  je bent je bewust van alle verkeerde
gevolgtrekkingen.
- Zelfbewust en werk kritisch beoordelen door andere wetenschappers (strenger).
- Systematisch bias voorkomen en gebruik (systematische) gevestigde methoden.
- Altijd gebaseerd op empirisch onderzoek.
- Vertrouwen als niet weerlegd en veel verklarende kracht, als er telkens hetzelfde resultaat
uitkomt.

DG: empirische cyclus (verschillen informele observatie)
- Overdraagbare (in tegenstelling tot (itt) persoonlijke) kennis
- Streven naar waarheid.
- Je eist grotere zekerheden. Je zegt ook wanneer je twijfel hebt.
- Empirische criteria: verzamelt gegevens en op basis daarvan doe je conclusies.
- DG: voorspellen heeft een sleutelrol.
- Algemene samenhang
- Theorieën zijn veel rigoureus.

Relatie bewijs en hypothese
- Goede hypothese: er wordt herhaaldelijk bewijs gevonden die de hypothese ondersteund
en als de hypothese te veel verklaard en in meerdere situaties toepasbaar is.

Empirische cyclus:
- Empirisch onderzoek: is een verzameling van informatie door middel van observatie en
andere methodes die systematische pogingen doen om vooroordelen te voorkomen.
- Operationisme: gaat er vanuit dat sociale wetenschappers alle constructen geobserveerd
en aangepast kunnen worden.
- Wetenschap heeft replicaties nodig.
 dat betekend dat in empirisch onderzoek meerdere keren dezelfde conclusie uit moet komen.
- Verschil sociale wetenschap & dagelijks leven:
 Wetenschap is systematischer en veel meer gericht op terugdringen van bias.
- Verschil sociale wetenschap & natuurwetenschappen:
 onderzoeksobjecten zijn mensen en geen deeltjes.



Empirische cyclus:
4

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller lizzyvlaar. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $8.71. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

62890 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$8.71
  • (0)
  Add to cart