100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Hulp nodig? Lees deze samenvatting om goed voorbereid je toets in te gaan. $6.89   Add to cart

Summary

Hulp nodig? Lees deze samenvatting om goed voorbereid je toets in te gaan.

 1 view  0 purchase
  • Course
  • Level

De hoofdstukken 5,4, 7, 8,1 t/m 8,6 + 8,9, 12,1, 12,2 + 12,4 en 13 van 10voorbiologie.

Preview 3 out of 16  pages

  • December 11, 2023
  • 16
  • 2023/2024
  • Summary
  • Secondary school
  • Unknown
  • 6
avatar-seller
Biologie toets 1
 5,4
 7
 8,1 t/m 8,6 + 8,9
 12,1, 12,2 + 12,4
 13



5.4 de meiose
o Meiose halveert de erfelijke informatie bij de vorming van geslachtscellen aangezien het kind
anders dubbele erfelijke informatie krijgt
o Meiose I vindt plaats in de eierstokken
o Meiose II nadat de spermacel en de eicel versmolten zijn
o Diploïd = van elk type chromosoom 2, in paren (2n) lichaamscellen
o Haploïd = van elk type chromosoom 1 aanwezig (n) geslachtscellen

Meiose I (van 2n naar n + n) o Meiose II (van n + n naar n + n + n +
n)

Profase chromosomen worden zichtbaar, kernmembraan Profase 1. weer 2 aparte cellen
verdwijnt
Metafase chromosomen zoeken hun homologe partner op en Metafase chromosomen gaan in
verzamelen zich 2 aan 2 in het equatoriaal vlak. Er equatoriaal vlak liggen
ontwikkelen zich trekdraden naar de centromeren
van de chromosomen (evt. crossing over)

Anafase van elk chromosomenpaar gaat er 1 chromosoom Anafase chromatiden van elk
naar de polen. Aan beide polen heb je nu een chromosoom worden uit elkaar
haploïde set. getrokken

Telofase chromosomen verdelen over 2 cellen en insnoering Telofase nieuwe kernmembranen en
en en insnoering
cytokines cytokinese
e
Chromosomen zijn verdubbeld en bestaan nu uit 2 C
chromatiden
o De gameten van de man krijgen een zweepstaart om zich voort te bewegen
o Bij vrouwelijke gameten ontwikkelt maar 1 geslachtscel zich tot eicel
o Dit proces is om zo veel mogelijk voedingsstoffen die in het cytoplasma zitten mee te geven
aan de bevruchte eicel. Zaadcel levert geen voeding aan de zygote (bevruchte eicel)
o Primaire oöcyten = potentiële eicellen die in het begin van meiose I blijven steken en zich in
de rustfase bevinden
o Vanaf pubertijd wordt de meiose in telkens 1 of enkele van deze primaire oöcyten voortgezet
onder invloed van het follikelstimulerend hormoon (FSH) uit de hypofyse (hormoonklier in de
hersenen). Vanaf dan heten ze oöcyten
o Elke maand rijpt zo’n oöcyt tot eicel. Ook sterven er een paar af waardoor de oöcyten
uiteindelijk op zijn en de vrouw niet meer vruchtbaar is
o De kleine cellen die bij meiose I en II ontstaan (poollichaampjes) gaan te gronde zodat er
maar 1 bevruchte eicel overblijft

,o Crossing-over = als de chromatiden van homologe chromosomen zo dicht bij elkaar liggen,
dat soms hele stukken van de chromatiden uitgewisseld worden
o Tussen de homologe chromosomen zitten verschillen aangezien de een van de vader en de
ander van de moeder is. Zo kunnen er nieuwe allelencombinaties (recombinatie) ontstaan
o Door de recombinatie ontstaan er in plaats van 2 nu 4 soorten gameten
o Wanneer de genen verder uit elkaar liggen is er meer kans op crossing-over



Hoofdstuk 7 erfelijkheidswetten
7.1 historische achtergrond
o Gregor Johan Mendel is de belangrijkste grondlegger van de erfelijkheidsleer, hij ontrafelde
als eerst de erfelijkheidswetten waardoor het de wetten van Mendel werd genoemd
7.2 geslachtelijke en ongeslachtelijke voortplanting
o Geslachtelijke voortplanting = bij het versmelten van een eicel en een zaadcel
o De geslachtscellen (gameten) ontstaan na de meiose en zijn haploïde ( 1 chromosoom)
o Na versmelting heeft de eicel weer het totalen aantal chromosomen en is zij diploïd (2
chromosomen)
o Ongeslachtelijke voortplanting = voorplanting door afsplitsing
o Er is dan geen sprake van meiose waardoor het erfelijk materiaal niet veranderd en de
nakomelingen klonen zijn (mitose)
o Wel kunnen er verschillen in uiterlijk zitten door milieuomstandigheden
7.3 fenotype, genotype en genoom
o Fenotype = geheel van waarneembare eigenschappen +bloedgroep
o Genotype = verzameling genen van het individu
o Het genoom is de totale erfelijke code, dit omvat alle genen in tegenstelling tot het genotype
o Gen = deel van DNA-molecuul dat informatie bevat voor 1 eigenschap
o Fenotype = genoom + milieufactoren
7.4 genen en allelen
o De plek waar een gen op het chromosoom ligt heet locus
o 2 homologe chromosomen vormen een paar met dezelfde genensamenstelling
o Een gen bestaat uit minimaal 2 allelen
o 2 allelen voor een bepaalde eigenschap = allelenpaar = genenpaar
o Als er van een gen of eigenschap meer dan 2 allelen zijn noem je ze multipele allelen
o Mutatie = verandering in het genoom
o Letale allelen = allel die ervoor zorgt dat een organisme niet meer levensvatbaar is
7.5 Mendels kruisingen
o P-generatie = ouders
o F1-generatie = eerste generatie nakomelingen (enz.)
o Monohybride kruising = kruising met 1 erfelijke eigenschap
o Dihybride kruising = kruising met 2 erfelijke eigenschappen
o Dominante allel = komt altijd tot uiting in het fenotype
o Recessieve allel = allel dat door dominante allel overheerst wordt tenzij 2 recessieve allelen
o Homozygoot = 2 dezelfde allelen voor een eigenschap (AA of aa)
o Heterozygoot = 2 verschillende allelen voor een eigenschap (Aa)

, o Intermediair fenotype = wanneer beide allelen tot uiting komen in het fenotype. Dit is het
geval bij onvolledig dominante allelen
o Codominant = allelen die even sterk zijn en beide tot uiting komen
o Een gen met meer dan 2 verschillende allelen heeft multipele allelen (IA en IB en i)
7.6 jongen of meisje?
o Normaal mens heeft 23 paar chromosomen, paar 1 t/m 22 zijn autosomen en het 23e paar
zijn de geslachtschromosomen (Vrouw = XX Man = XY)
o Wanneer een embryo een Y chromosoom heeft ontstaan er teelballen die testosteron maken
dat zorgt voor verdere ontwikkelingen van de man
o X-chomosomaal allel = genen die alleen op het X-chromosoom liggen (vrouw 2, man 1)
o X-chromosomale overerving :
2. Geslacht bepaald door de gameten van de vader
3. Zonen krijgen X-chromosoom van de moeder
4. Bij zonen komt X-chromosoom tot uiting (ook als deze recessief is)
5. Dochters X-chromosomen van de moeder en vader
6. Moeder draagster zoons 50% kans op ziekte
7.7 stambomen
o In stambomen staan de rondjes voor de vrouw en de vierkantjes voor de man
7.8 dihybride kruisingen
o Niet-gekoppelde overerving = genen onafhankelijk van elkaar op verschillende
chromosomen
o Recombinanten = combinaties in fenotypes die bij de P niet tot uiting kwam en bij F2 enz. wel
o Bij kans berekenen vermenigvuldig je de kansen van de afzonderlijke gebeurtenissen als je
de kans op het gelijktijdig optreden van de gebeurtenissen wilt weten
7.9 gekoppelde overerving
o Gekoppelde overerving = wanneer 2 verschillende genen op dezelfde chromosoom ligt
o Gekoppelde genen gaan gelijktijdig via hetzelfde chromosoom naar de volgende generatie
o Gekoppelde eigenschappen noteer je met een streep eronder

Hoofdstuk 8 moleculaire genetica
8.1 de structuur van DNA
o Nucleïnezuren = DNA of RNA, bepalen welke eiwitten er in je lichaam worden gemaakt
o Chromatine = DNA + bepaalde eiwitten (histonen), hier is erfelijk materiaal in opgeslagen
o Nucleosomen = plek waar DNA-streng zich om histonen windt
o Doelen nucleosomen in de celkern:
1. Ze zorgen dat het lange DNA=molecuul in de kern past, door DNA te spiraliseren
2. Ze schermen de code van delen van het DNA af, waardoor deze delen niet gebruikt worden
als ze niet nodig zijn in de cel. (enzymen kunnen nucleosomen verschuiven om ander deel
van het DNA af te schermen)
o Bij de interfase is chromatine erg korrelig
o Chromatine zit dicht opeengeplakt op delen waar het inactief is en minder compact op delen
waar het actief is
o Als de kern gaat delen is de chromatine sterk gespiraliseerd, je noemt ze dan chromosomen
o Polymeer = groot molecuul die bestaat uit lange keten van nucleotiden (DNA)
o Een nucleotide bestaat uit een suiker (S), een fosfaatgroep (P) en een stikstofbase (A,T,C,G)
o A – T en G – C zijn complementaire basen, ze liggen altijd bij elkaar

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller merlebreukink. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $6.89. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

62890 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$6.89
  • (0)
  Add to cart