100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Inleiding strafrecht EUR 23/24, erasmus volledige uitgebreide samenvatting alle problemen + hc + arresten $6.92
Add to cart

Summary

Inleiding strafrecht EUR 23/24, erasmus volledige uitgebreide samenvatting alle problemen + hc + arresten

 22 views  0 purchase
  • Course
  • Institution
  • Book

Volledige samenvatting van alle problemen en hc aantekeningen van het vak inleiding strafrecht aan Erasmus universiteit met alle arresten en aantekeningen van de onderwijsgroepen. Geschikt voor zowel rechtsgeleerdheid als criminologie. Het is een uitgebreide samenvatting maar behandeld enkel wat r...

[Show more]

Preview 4 out of 49  pages

  • No
  • Gedeeltes van h1 t/m h13
  • December 11, 2023
  • 49
  • 2023/2024
  • Summary
avatar-seller
Inleiding strafrecht
Probleem 1
Het materiële strafrecht bepaalt welk gedrag strafbaar is. Dit staat in de eerste plaats in de wet, welke soms wordt aangevuld door
de rechtspraak.

De meest volledige strafbepaling bestaat uit:

 Een delictsomschrijving: geeft aan welke ongewenste gedraging de wetgever strafbaar heeft gesteld.
 Een kwalificatie-aanduiding: maakt duidelijk hoe deze gedraging in juridisch opzicht moet worden benoemd.
 Een strafbedreiging: bepaalt welk soort straf mag worden opgelegd en het maximum hiervan.

Niet alle strafbepalingen kennen echter een expliciete kwalificatie-aanduiding. In bijzondere wetten worden de delictsomschrijving
en strafbedreiging uit elkaar worden getrokken, waar de delictsomschrijving soms niet op de klassieke manier als een gedraging is
geformuleerd maar als een verbod 'het is verboden om...'.

Het vierlagenmodel (een strafbaar feit is opgebouwd is uit 4 elementen):

Een strafbaar feit is een menselijke gedraging die valt binnen de grenzen van een wettelijke delictomschrijving, die wederrechtelijk is
en aan schuld te wijten. Aan al deze 4 cumulatieve voorwaarden moet voldaan worden voordat iemand gestraft kan worden:

 Menselijke gedraging (MG): De gedraging moet verricht zijn door een mens. Vroeger konden namelijk ook dieren
strafrechtelijke normen schenden. Tegenwoordig kunnen alleen personen worden vervolgd en gestraft, dit kunnen zowel
natuurlijke personen als rechtspersonen zijn (rechtspersonen zijn bijvoorbeeld bv's gemeenten en stichtingen). Ook moet
het hier dus gaan om een gedraging, niemand kan vervolgd of gestraft worden voor het hebben van bepaalde gedachten.
Niet alleen actief optreden kan als gedraging worden aangemerkt, in sommige gevallen kan ook het nalaten om actief op te
treden een strafbare gedraging opleveren.
o De menselijke gedraging zal uiteindelijk tot uitdrukking moeten komen in de tenlastelegging. Dit is een processtuk
waarin staat beschreven welke gedragingen de verdachte, volgens de Officier van Justitie, zou hebben verricht. Het
is aan de rechter om te onderzoeken of hetgeen dat in de tenlastelegging staat ook daadwerkelijk is gedaan door
de verdachte en of het ten laste gelegde feit bewezen kan worden verklaard, dit staat omschreven in art. 350 Sv.
Wanneer geen formele beletselen bestaan om het ten laste gelegde feiten te beoordelen, beraadslaagt de
rechtbank op de grondslag der tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting over de
vraag of bewezen is dat het feit door de verdachte is begaan. Als er om welke reden dan ook niet mogelijk is om te
bewijzen dat de verdachte de ten laste gelegde gedraging heeft begaan zal de rechter hem moeten vrijspreken
(art. 352 lid 1 Sv).
 Wettelijke delictsomschrijving (DO): Wettelijke delictsomschrijving (DO). De menselijke gedraging moet vallen binnen de
grenzen van een wettelijke delictsomschrijving. Gedragingen zijn dus pas strafbaar als zij in de strafwet terug te vinden zijn.
Het is voor de wetgever onmogelijk om alle denkbare strafbare gedragingen expliciet in de wet op te nemen. Daarom heeft
de wetgever zulke gedragingen veralgemeniseerd in de wet omschreven. De feitelijke gedraging moet een juridische
duiding, een juridisch etiket krijgen. Als de menselijke gedragingen niet beantwoordt aan de bewoordingen van een
delictsomschrijving, is strafbaarheid dus uitgesloten. Hierbij kunnen zich interpretatieproblemen voordoen.
o In iedere individuele strafzaak zal de rechter de bewezenverklaarde feitelijke gedraging uit de tenlastelegging
juridisch moeten benoemen, dit heet kwalificatie. De rechter moet na de vaststelling dat de verdachte het feit
heeft begaan (dit heet de bewezenverklaring) bepalen welke wettelijke delictsomschrijving precies van toepassing
is op het bewezenverklaarde. Als de rechter dit om welke reden dan ook niet kan kwalificeren zal hij de verdachte
moeten ontslaan van alle rechtsvervolging wegens niet kwalificeerbaarheid van het bewezenverklaarde.
 Wederrechtelijkheid (W): Wederrechtelijkheid (w). Men zegt doorgaans dat het betekent: in strijd met het recht. Het is
onzinnig om mensen te straffen van wie niet kan worden gezegd dat zij een norm uit het recht hebben geschonden. Als
iemand niet handelt in strijd met het recht, als zijn gedrag, met andere woorden, niet verkeerd is, dan dient er ook geen
straf te volgen. Dit is dus de wederrechtelijkheid van de gedraging. We kijken dan puur alleen naar het dan al niet
1

, gerechtvaardigd zijn van de daad. Daarmee is niets gezegd over de mate waarin deze gedraging aan de dader verweten kan
worden. Dit is het terrein van de schuld. Meestal bij het vervullen van de delictsomschrijving is de wederrechtelijkheid ook
al gegeven. De aanwezigheid van wederrechtelijkheid van bepaald gedrag is dan eigenlijk niet meer dan de veronderstelde
afwezigheid van een geldig excuus voor het vervullen van de delictsomschrijving. Er kunnen echter omstandigheden zijn die
dit gedrag rechtvaardigen: in uitzonderingsgevallen kan er een rechtvaardigingsgrond bestaan wat het delict rechtvaardig
maakt.
o Bijvoorbeeld een inbreker die het slachtoffer wil vermoorden d.m.v. wurging, maar het slachtoffer vermoord hem
eerst. Hiermee voldoet het slachtoffer aan de delictsomschrijving en heeft hij dus doodslag gepleegd. Hier is echter
het verrichten van een gedraging die valt binnen de grenzen van de wettelijke delictsomschrijving niet voldoende
voor strafbaarheid. Er moet ook voldaan zijn aan de eisen van wederrechtelijkheid en verwijtbaarheid. Er is in dit
voorbeeld geen sprake van wederrechtelijkheid, dit betekent namelijk dat men handelt in strijd met de eisen van
het recht, dus dat er een wet wordt overtreden. Dit is hier niet zo, iedereen heeft namelijk het recht om zich te
verdedigen: noodweer: art. 41 SR. Het slachtoffer kan wel doodslag hebben gepleegd maar in een
noodweersituatie en daarom zal hij niet gestraft worden. Daarom is er dus ontslag van alle rechtsvervolgingen.
 Schuld (V): Het strafrecht is een schuldstrafrecht: niemand mag gestraft worden zonder dat hij een bepaalde mate van
schuld heeft. Schuld moet dan worden opgevat als verwijtbaarheid: Als de dader een gedragsalternatief had, dat wil zeggen
een andere optie dan het overtreden van de wet, bestaat er verwijtbaarheid. Net zoals voor de wederrechtelijkheid, geldt
voor de verwijtbaarheid dat deze verondersteld wordt aanwezig te zijn door het invullen van de delictsomschrijving. Men
gaat ervan uit dat de verwijtbaarheid aanwezig is, tenzij er een indicatie bestaat voor het tegendeel. De aanwezigheid van
verwijtbaarheid is dus eigenlijk niet meer dan de veronderstelde afwezigheid van een reden die het gedrag kan
verontschuldigen. Het kan goed zijn dat iemand een daad heeft gepleegd maar dit hem niet te verwijten valt (o1mdat het
een geldige reden heeft, zoals het hebben van een psychische ziekte), dit worden schulduitsluitingsgronden genoemd.
Ondanks dat de dader dan geen straf krijgt, kan de rechter wel maatregelen opleggen, zoals een terbeschikkingstelling
(TBS). Daarom is er dus ontslag van alle rechtsvervolgingen.

De wetgever heeft in een beperkt aantal delictsomschrijvingen wederrechtelijkheid als bestanddeel opgenomen (het staat benoemd
in de wet zelf/ er wordt niet vanuit gegaan). Dan is wederrechtelijkheid geen element meer maar een bestanddeel. Dan gaat de
vraag naar de wederrechtelijkheid onderdeel uitmaken van de vraag naar het vervullen van de delictsomschrijving.

- Een voorbeeld is als een monteur met toestemming de zijruit van een auto inslaat om de sleutels te pakken te krijgen. Hij
maakt zich niet schuldig aan vernieling, want hier is pas sprake van als dit wederrechtelijk gebeurt. De monteur maakt hier
wel opzettelijk een goed kapot, maar de wederrechtelijkheid ontbreekt door het feit dat Piet het ermee eens is dat de ruit
kapotgeslagen wordt.

Wederrechtelijkheid is altijd een voorwaarde voor strafbaarheid. Soms staat dit in de delictsomschrijving als bestanddeel. Als dan de
wederrechtelijkheid ontbreekt kan men zeggen dat het delict niet is gepleegd. De bestanddelen zijn dan niet allemaal vervuld. In de
normale situatie met wederrechtelijkheid als element is dit anders, dan zou de delictsomschrijving wel vervuld zijn. Er is dan echter
uiteraard ook geen strafbaar feit gepleegd omdat de wederrechtelijkheid ontbreekt.

Soorten delicten

Strafbare feiten kunnen worden onderverdeeld in misdrijven en overtredingen. Dit is afhankelijk van de ernst van het strafbare feit:
misdrijven zijn over het algemeen ernstigere feiten dan overtredingen. Voor het wetboek van Strafrecht geldt dat misdrijven staan
opgesomd in het 2e boek en de overtredingen in het 3e boek. Het onderscheid is vanwege 3 redenen van belang:

 Procesrechtelijke reden: deze indeling bepaalt grotendeels welke soort rechter bevoegd is om kennis te maken van een
strafzaak (absolute competentie).
o Poging en medeplichtigheid aan overtreding zijn niet strafbaar. Dit is wel zo bij misdrijven.
 De toepassing van dwangmiddelen: veel dwangmiddelen, zoals het aftappen van een telefoon, mogen alleen toegepast
worden bij verdenking van een misdrijf.



2

,Het kan ook worden onderverdeeld in formele en materiële delicten. Dit heeft betrekking op de manier waarop een delict in de wet
is omschreven. Dit is echter niet waterdicht, bij sommige delicten is het twijfelachtig waarbij ze horen.

 Formele delicten: Deze staan in de wet omschreven als een handleiding, een specifiek omschreven activiteit. Het verrichten
van deze handeling is strafbaar. Bijv: Het wegnemen van een goed (diefstal), meer dan 40 km/u te hard rijden
(snelheidsovertreding) of het dragen van een vuurwapen (overtreding van de Wet wapens en munitie).
 Materiële delicten: de wetgever heeft niet een handeling een strafbaar gesteld, maar het veroorzaken van een gevolg. Het
is niet van belang welke handeling heeft gezorgd voor het strafbare gevolg, het is al voldoende als het strafbare gevolg is
ingetreden. Een voorbeeld hiervan is doodslag. Er wordt gesproken van als iemand opzettelijk een ander van het leven
berooft. Er wordt hier niets gezegd over de wijze waarop de ander gedood moet zijn. Er zijn veel verschillende wijzes (het
neersteken met een mes, neerschieten, vergiftigen etc.). Voor de strafbaarheid maakt het niet uit welke manier hiervoor is
gebruikt, alleen dat het iemands dood als gevolgd heeft gehad. Deze delicten worden ook wel aangeduid als
gevolgsdelicten.

Een andere onderverdeling is commissie en omissiedelicten. In de meeste delictsomschrijvingen wordt een doen, handelen of
gevolg strafbaar gesteld. Deze delicten worden commissiedelicten genoemd. Het kan ook zo zijn dat een feit niet wordt gepleegd
door een handelen maar door het nalaten, dan spreken we van een omissiedelict. Omdat hier een niet-handelen strafbaar is gesteld,
moet duidelijk zijn wie dan wel had moeten handelen. Duidelijk blijkt wie strafbaar is als handelen achterwege blijft. Sommige
delicten staan niet als omissiedelict in de wet, maar het is denkbaar dat zij door nalaten worden begaan. Een moeder die haar baby
niet voedt waardoor deze komt te overlijden, is schuldig aan doodslag. Dan spreken we van een oneigenlijk omissiedelict. Dit is dus
een delict dat in de wet geformuleerd staat als een commissiedelict, terwijl het kan worden gepleegd door een nalaten.

Een andere onderverdeling is tussen gekwalificeerde en geprivilegieerde delicten. Sommige delictsomschrijvingen bouwen voort op
anderen, dit noem je bijzondere strafbepalingen. Deze voortbouwende delictsomschrijvingen werken vaak strafverzwarend. Ten
opzichte van het gronddelict is er sprake van een gekwalificeerd delict. Stel dat het gronddelict een gevangenisstraf van 3 jaar krijgt,
als dit met voorbedachte raad is gepleegd (de voortbouwende delictsomschrijving) wordt de straf 4 jaar (het gekwalificeerd delict).
Dit extra bestandsdeel kan ook strafverlichtend werken, dan is dit een geprivilegieerd delict. Een geprivilegieerd delict kent een
lichtere strafbedreiging dan het gronddelict.

Verdachte: Iedere vermoedelijke dader wordt onschuldig gehouden totdat het tegendeel bewezen is in een strafrechtelijke
procedure = onschuldpresumptie. Daarom noemen we iemand ook altijd de verdachte, totdat schuld is bewezen. Art. 27 Sv bepaalt
wie als verdachte kan worden aangemerkt, dit noemt 2 criteria, het moment van aanvang van de vervolging bepaalt welk criterium
van toepassing is.

 Lid 1 (materiële criterium): Op grond van inhoudelijke overwegingen moet worden beoordeeld of een persoon als
verdachte kan worden aangemerkt. Er moet sprake zijn van een redelijk vermoeden dat de persoon in kwestie een
strafbaar feit heeft gepleegd. Er is geen zekerheid nodig dat dit het geval is. Dit redelijke vermoeden mag niet zijn
gebaseerd op een voorgevoel, maar moet volgen uit feiten of omstandigheden. Soms valt het moment waarop een
verdenking ontstaat samen met het moment waarop iemand verdachte wordt. Bijvoorbeeld een politieagent die iemand
betrapt op het doorknippen van een kettingslot. Hier wordt er dan gesproken van ontdekking van een strafbaar feit op
heterdaad. Er moet per geval worden gekeken of er aan het verdachte-criterium van het artikel is voldaan.
 Lid 2 (formele criterium): Wanneer de rechter bij de zaak betrokken is (de vervolging is aangevangen), wordt de persoon
tegen wie die vervolging is gericht als verdachte beschouwd.


Stormsteeg:
Procesverloop: Het gerechtshof heeft in hoger beroep het vonnis van rechtbank Amsterdam vernietigd en de verdachte veroordeeld
tot 3 maanden gevangenisstraf wegens opzettelijk handelen in strijd met Art. 2 lid 1 sub c Opiumwet. De verdachte heeft cassatie
ingesteld bij de Hoge Raad, omdat hij beweert dat er geen bevoegdheid was om hem te fouilleren, wegens gebrek aan redelijk
vermoeden van schuld.


3

, Feiten: Een man liep met zijn hand in zijn zak op de Stormsteeg. Een plek die bekend stond om vele opiumdelicten (handel en
gebruik van verdovende middelen). Toen de man de agenten zag, stopte hij plotseling en rende hij hard de andere kant op. De man
werd tegengehouden en gefouilleerd, waarna er heroïne werd gevonden.

Rechtsvraag: Was er voldoende vermoeden van schuld om de man als “verdachte” aan te merken in de zin van Art. 27 lid 1 Sv?

Overweging Hoge Raad: Volgens Art. 56 Sv is fouillering alleen toegestaan, als er sprake is van ernstige bezwaren. De Hoge Raad
overweegt dat er voldoende gronden waren om een redelijk vermoeden te hebben van een opiumdelict.

Rechtsregel: De plotselinge schrikreactie van de man in combinatie met de plaats zorgt ervoor dat de man als verdachte kan worden
gezien. De bevoegdheid om hem te fouilleren is wel rechtmatig, waardoor het bewijs rechtmatig is verkregen.


Hollende kleurling:
Feiten: Een kleurling liep versneld uit een café dat bekend staat als een verzamelplaats voor handelen en gebruikers van verdovende
middelen. De agent merkt op dat de man steeds zijn linkerhand in zijn zak houdt. De agent vermoedt dat de man verdovende
middelen bij zich heeft en houdt daarom, samen met een andere agent, de man staande. De man weigert zich te legitimeren,
waarna de agenten hem fouilleren. De mannen nemen hem mee aar het politiebureau, terwijl de man zich verzet. Uit de zak van de
verdachte valt een zak heroïne. De verdachte werd verdacht door het OM wegens heroïnebezit en wegens wederspannigheid (Art.
180 Sr).

Rechtsvraag: Was er voldoende vermoeden van schuld om de man als “verdachte” aan te merken in de zin van Art. 27 lid 1 Sv?

Overweging Gerechtshof: Volgens Art. 180 Sr kan iemand alleen worden gestraft wegens wederspannigheid, als hij zich heeft verzet
tegen een ambtenaar in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening. Daarnaast is volgens Art. 56 Sv fouillering alleen toegestaan,
als er sprake is van ernstige bezwaren. Er moet dus een redelijk vermoeden van schuld aan strafbaar feit zijn. Ze hebben de man niet
op heterdaad betrapt dat de man heroïne in zijn bezit had, dit werd pas later bekend. De man liep alleen maar uit een café. Er is
daarom geen sprake van rechtmatige uitoefening van de bediening, noch van een redelijk vermoeden. De kleurling wordt als
verdachte vrijgesproken op grond van gebrek aan bewijs.

Rechtsregel: De enkele omstandigheid dat iemand uit de richting van een café komt rennen, is niet voldoende bewijs voor een
redelijk vermoeden van enig strafbaar feit in de zin van Art. 27 lid 1 Sv.



Probleem 2
Gedragingen kunnen ook, voordat er voldaan is aan de delictsomschrijving, strafbaar zijn. Bij sommige omstandigheden kan degene
die probeert een delictsomschrijving te vervullen, zonder dat dit hem lukt, nog steeds strafbaar zijn (denk aan poging tot moord).
Het strafbare feit hoeft niet altijd al voltooid te zijn. Dit is strafbaar gesteld in Art. 45 Sr. Dit mag echter niet oeverloos zijn. Als
iemand probeert een delict te plegen maar dit mislukt, is dit natuurlijk strafbaar. Als het niet om een reden was mislukt (bijv.
tegengehouden worden door iemand, politie bijvoorbeeld) was het strafbare feit voltooid geweest. Als iemand echter alleen een
rondje loopt in de bank die ze van plan zijn om later te beroven, kan iemand niet strafbaar worden gesteld voor poging. Een
wettelijke vereiste voor poging is dan ook dat handelingen worden verricht: een begin van uitvoering.

Onder bepaalde omstandigheden kunnen zelfs handelingen, nog voorafgaand aan de poging, strafbaar zijn (het voorbereiden van
een moord), omdat dit duidelijk de intentie van de potentiële dader weergeeft. De fasen van het ontwikkelen van een plan tot aan
de voltooiing van het strafbare feit kunnen zo worden weergegeven:

Plan -> voorbereiding -> poging -> Voltooiing

Gedachten, ook criminele gedachten, kunnen nooit strafbaar worden gesteld. Slechts op enkele plaatsen in de wet is een fase, die
vooraf kan gaan aan voorbereiding, strafbaar gesteld. Het enkel maken van een afspraak met 1 of meer anderen kan al strafbaar zijn,

4

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller student1221. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $6.92. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

53340 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$6.92
  • (0)
Add to cart
Added