Samenvatting Economie in Hoofdlijnen (EiH) Universiteit Leiden
76 views 5 purchases
Course
Economie in hoofdlijnen
Institution
Universiteit Leiden (UL)
Book
Essentials of Economics ISE
Dit is een samenvatting van de slides, aantekeningen van de hoorcolleges en deels het boek van Economie in Hoofdlijnen aan de Universiteit Leiden. De samenvatting is compleet gemaakt met overzichtelijke plaatjes die direct uit het boek of de PowerPoint komen.
Week 1 Onderwerpen
Introductie, kosten en
Introductie baten, marginalisme,
rationelekeuzetheorie en
Economie = een complex systeem die ontstaat uit de de markteconomie
wisselwerking van heel veel simpelere processen en
onderdelen
Fundamentele processen
1. Transacties
2. Productie
3. Consumptie
Fundamentele onderdelen
1. Huishoudens 4. Markten
2. Bedrijven 5. Productiefactoren (KANO)
3. Overheid
Lineaire vergelijking
y = ax + b
- Voorbeeld: P(v) = 500 – 2Q en P(a) = 0 + 2Q
Micro- en macro-economie
Micro-economie = Het bestuderen van het gedrag van individuele consumenten, arbeiders,
huishoudens en bedrijven
Macro-economie = Het bestuderen van het gedrag van de economie als geheel
Rationelekeuzetheorie
Individu streeft naar een hoger nut (utility) voor zichzelf en voor anderen
- Doelgerichte gedrag door het vergelijken van kosten en baten
- Rationele eigeninteresse ≠ egoïsme
- Beperkingen zijn bijv. tijd, energie, cognitief vermogen, inkomens etc.
Individuele budgetlijn
1
,Marginalisme
MC = Marginale kosten
MB = Marginale baten
- Sommige kosten en baten verschillen per persoon
- De actie vindt alleen plaats wanneer MB > MC (anders: irrationeel)
- De actie vindt alleen plaats wanneer er genoeg geld is (anders: onbereikbare allocatie)
Kritiek op rationelekeuzetheorie
Volledige rationaliteit geeft een referentiekader van optimaal gedrag
Aannames van de rationelekeuzetheorie:
1. Het primaat van de eigen opbrengsten 5. Rationeel in zich opnemen van de toekomst
2. Maximalisatie 6. Stabiele voorkeuren
3. Maximaal gebruik van informatie 7. Emoties spelen geen rol
4. Perfect incalculeren van onzekerheid
Gedragseconomie (Kahneman en Twersky) = Het gebruik van psychologie en cognitieve
wetenschappen om economisch gedrag die afwijkt van de rationelekeuzetheorie te
analyseren
- Heeft meerdere belangrijke neigingen ontdekt:
1. Satisfycing i.p.v. optimaliseren
- De neiging om niet altijd te streven naar het optimale gedrag maar eerder naar dat
waarmee ze genoegen hebben
2. Mental accounting
- De neiging om meer of minder waarde toe te rekenen aan geld afhankelijk van uit welke
bron het komt (bijv. 100 euro van een loterij of 100 euro van werk)
3. Present bias
- De neiging om genoegen te nemen met een kleinere huidige beloning i.p.v. wachten op een
grotere toekomstige beloning
4. Anchoring
- De neiging om keuzes te maken op basis van een beperkte hoeveelheid informatie die men
op dat moment heeft
5. Framing
- De neiging om beslissingen te maken op basis van hoe een probleem wordt gepresenteerd
i.p.v. de feiten
6. Herd behavior
- De neiging tot kuddegedrag
7. Loss aversion
- De neiging om verlies te vermijden en verlies van iets dat je al hebt zwaarder te wegen dan
potentiële winst
8. Endowment effect
- De neiging om, wanneer iets in je bezit is, een hogere waarde eraan toe te kennen
Individuele beslisser is niet irrationeel, maar begrensd rationeel
- De graad van toepassing van theorieën staat centraal voor analyse
2
,- Bespreek in je analyse of antwoorden in hoeverre de theorie toepasbaar is en of een model
dan wel of niet nuttig is
Allocatie
Productiefactoren (KANO) zijn beperkt, dus is er allocatie (= toewijzing van beperkte
middelen of goederen aan verschillende doeleinden) nodig
1. Kapitaal = Alles wat door de mens wordt gemaakt voor gebruik in de productie van
goederen en diensten
2. Arbeid = Arbeidskracht
3. Natuur = Alle natuurlijke bronnen en grondstoffen
4. Ondernemerschap = Menselijke kapitaal, tijd
Transformatiecurve (production possibilities model)
Aannames van dit model:
1. Er zijn twee goederen
2. Volledig gebruik van middelen en werkgelegenheid
(dus: geen werkloosheid)
3. De staat van de technologie loopt constant
De bocht komt door de wet van de toenemende
(alternatieve) kosten (ofwel: oppurtuniteitskosten)
- Voor 100k pizza’s moet men 1k industriële robots
opgeven, maar voor nog een extra 100k pizza’s moet
men nog 2k industriële robots opgeven
- Want: Steeds minder geschikte productiefactoren
moeten gebruikt worden om steeds meer van iets te
produceren (economische ratio)
Optimale allocatie
Optimale allocatie = Toewijzing van middelen op een
manier die de grootst mogelijke voordelen oplevert voor
de samenleving, waarbij de beschikbare middelen zo
efficiënt mogelijk worden gebruikt om aan de behoeften
en wensen van mensen te voldoen
- Dit wordt gevonden in het snijpunt MB = MC
MC is oplopend door de wet van afnemende
opbrengsten
- Je moet steeds minder geschikte middelen inzetten om
dat product te gaan maken
MB is dalend door de wet van het afnemende marginale nut
- Je bent steeds minder blij met iets extra’s van een product
Optimale allocatie: MB = MC
- MB > MC = Iemand vindt op dit punt nog een exemplaar meer waard dan de
productiekosten (men loopt winst mis)
3
, - MC > MB = Niemand vindt op dit punt nog een exemplaar meer waard dan de
productiekosten (men loopt verlies)
- Beide zijn suboptimaal
Economische groei
Oorzaken:
- Meer productiefactoren
- Betere productiefactoren
- Technologische ontwikkeling
Gevolg:
- De transformatiecurve (production possibilities model)
schuift naar buiten
De allocatie van vandaag kan de toekomstige
transformatiecurve beïnvloeden
- Als je nu produceert met het oog op de toekomst (bijv.
extra kapitaal, preventieve medicijnen, scholing) kun je in de toekomst meer produceren
- De productie kan grof ingedeeld worden in dingen die wel of niet de toekomstige productie
beïnvloeden
Markteconomie
Economisch systeem = Verzameling spelers, organisaties, instituties en processen die het
maatschappelijke economische probleem (verdelen productiefactoren) op proberen te
lossen
- 2 kerneigenschappen:
1. Wie is de eigenaar van de productiefactoren?
2. Wie stuurt de allocatie en ‘input’ van economische processen aan?
4 fundamentele vragen voor de aansturing van een economisch systeem:
1. Wat gaan we produceren?
2. Hoe gaan we het produceren?
3. Wie ontvangt de geproduceerde goederen en diensten?
4. Hoe zorgt het systeem voor innovatie en vooruitgang?
Musgrave over de rol van de overheid:
- Allocatie productiefactoren
- Herverdeling inkomens
- Macro-economische stabilisatie
Markteconomie
De markteconomie is leidend wereldwijd
- ‘Gemengde’ economie met zowel private als publieke ondernemingen
- Centraal geleide stelsels (planeconomieën) lossen het maatschappelijk economisch
probleem minder goed op
Smith:
- Vrije onderneming uit eigeninteresse is goed voor anderen
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller liekedevos. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.99. You're not tied to anything after your purchase.