HC1
Focus op andere mensen – en sociale ontwikkeling in het algemeen – beginnen bij de geboorte.
Na een paar maanden kun je betekenisvol onderscheid maken tussen dyades (contigentie). Inde eerste levensmaanden
komen belangrijke aspecten van sociale ontwikkeling naar voren, zowel positieve (bijvoorbeeld: delen, samenwerken)
als negatieve (conflict en agressie).
De voorwaarden voor succesvolle sociale ontwikkeling zijn gedeelde aandacht, emotieregulatie, inhibitiecontrole,
imitatie, causaal begrip en taalontwikkeling.
Vroege sociale relaties variëren afhankelijk van cultuur en gender.
HC2
Sociale netwerken nemen toe tot de jonge volwassenheid en nemen daarna af.
Niet alle soorten netwerken veranderen op dezelfde manier.
Persoonlijk sociaal netwerk (wederzijdse steun uitwisseling) is NIET persoonlijk + familie netwerk.
Sociaal-emotionele selectiviteitstheorie Brehmer, Carstensen (nieuwe informatie draagt bij aan de wil om emoties te
reguleren; kruist en stijgt bij jong-volwassenheid) en sociale konvooi theorie Kahn, Antonucci, Fuller kunnen deze
ontwikkelingen (gedeeltelijk) verklaren.
Belangrijk: dit gaat om netwerk grootte en niet om kwaliteit/belang van contact.
Het tijdsperspectief van jongvolwassenen is veranderbaar. Tijdshorizon is dus NIET gelijk aan leeftijd.
De grootte van sociale netwerken verandert gedurende de levensloop. Sociaal-emotionele selectiviteit theorie verklaart
waarom de grootte van sociale netwerken afneemt, en sociale konvooitheorie legt uit hoe levensgebeurtenissen de
netwerkgrootte kunnen beïnvloeden
In vergelijking met jongere volwassenen hebben oudere volwassenen gemiddeld kleinere maar meer close netwerken,
wat deels te wijten kan zijn aan een betere relatieregulatie en minder (langdurige) conflictervaringen -> meer investeren
van 80+ i.t.t. 40+ in netwerken (SST).
o Globaal netwerk neemt tot 26YO toe en neemt daarna af, op pensioenleeftijd is globaal netwerk stabiel. -> SST
o Persoonlijk & vriendschaps netwerk neemt af met 1 persoon per 10 jaar.
Sociaal input model Fingerman, Charles, Miller: sociale partners reageren op elkaar en proberen elkaars emoties te
reguleren via uitdrukkingen. Engagement (jong>oud); confrontatie (jong>oud); vermijding (oud>jong) -> mensen
vriendelijker naar ouderen en ouderen meer conflict vermijdend.
Oudere volwassenen hebben echter ook een hoger risico op aanhoudende conflicten en verlies
Rouwen en de betekenis van de dood verschillen tussen culturen
Negatieve relaties meer (lichamelijke) consequenties voor ouderen.
Ambivalente banden en aanhoudend conflict meest schadelijk voor ouderen.
Meer kans op verlies van netwerk voor ouderen (mannen lagere levensverwachting).
Ouderdom verschilt tussen culturen (levensgebeurtenissen vs fysieke conditie) ook de zorg verschilt (institutie vs
familie).
Ook rouwen verschilt per cultuur (uiten emoties publiekelijk; hoelang; welke emotie). Continuous/voortzettende
banden theory: relatie met een overleden persoon wordt voortgezet maar de relatie verandert (directe connecties: 2
personen koken en mediërende derde: droom, sjamaan)).
o Korea: vrouw na dood in de mannenwereld/statushouder
o Lusi-kaliali/nieuw ginea: sociaal dood voor fysieke dood (verplichtingen/schulden voldoen eerst)
o Niue: stervenden alleen laten om niet in geestenwereld te komen (angst fysieke vs geestenwereld)
HC3
Typologische aanpak: mensen in categorieën indelen. Baumrind. Autoritatief is de beste. Met lage SES of Aziatische
cultuur is autoritair even goed.
o Combinatie van 2 dimensies in typologieën
o Helicopter parenting = autoritait = negatieve academische prestaties
Warm klimaat = autoritatief = positieve academische prestaties
Afhankelijk van de warme/strenge band tussen ouders en kind en toepassen controle (huiswerk) resulteert in
positieve/negatieve (academische) uitkomst.
o Klimaat van ouder-kind relatie
1
, o Weinig aandacht voor processen. Nadeel: macro.
Dimensionele aanpak Darling & Steinberg
o Meer specifiek
o Opvoedingsstijlen (algemeen klimaat) vs opvoedingspraktijken (specifiek gedrag op socialiseren kind) zijn
onafhankelijk maar samen belangrijk.
o Focus op 1 dimensie tegelijk
o Gedragscontrole -> minder externaliserende problemen
Psychologische controle -> meer internaliserende problemen (manipulatie)
Ouder-kind interactie = dimensionele aanpak
o Nadruk op processen waardoor ouders de ontwikkeling van hun kinderen/adolescenten beïnvloeden
A. Affect-management vaardigheden: ouders nemen kritiek deel aan hoe kind gemodelleerd wordt.
Social information processing model:
1. Encoderen cues: iemand lacht naar je, je ziet iets in de ogen en lippen gebeuren als cues
dat iemand lacht.
2. Interpretatie cues: lacht ie omdat ik iets grappigs zei of lacht hij mij uit? -> Ouders zijn
hier belangrijk bij.
3. Clarification of goals: wat haal je uit de interactie?
4. Response access/constructie: hoe ga je reageren? Teruglachen of boos worden. ->
Ouders zijn belangrijk.
5. Beslissing reactie: besluiten te lachen
6. Gedrag enactment: gaan lachen
B. Aandachtregulatie-processen: volgehouden aandacht -> vrijwillige aandacht -> attention shift/verplaatsen
(executieve aandacht ontwikkelen).
C. Cognitieve representaties: interne mentale representaties/werkmodellen/scripts (Bowlby).
2
, Eysenk tripartite model: extraversie (sneller en sterkere banden), neuroticisme (meer veerkrachtig en emotioneel
instabiel in relaties; angst afwijzing, onzekerheid) en psychoticisme (impulsief en gebrek empathie).
Self determintation theory (van steenkiste & Soenens): identificeer psychologische behoeften en ontdek hoe deze te
stimuleren in de opvoeding van het kind.
o Behoefte vervulling/need satisfaction: competentie; autonomie (psychologische vrijheid, uniek aan SDT);
verbondenheid (in het hier en nu zijn met je kind)
o Behoefte frustratie/need frustration: inferieur voelen; gecontroleerd; eenzaam voelen (mentale problemen)
Geef feedback op het proces ipv op eindproduct (2,5x langer bezig) -> zone of proximal development Maslow
3
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller ellenulijn. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.91. You're not tied to anything after your purchase.