100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Psychopathologie 2 (H3, H5, H7, H9, H10) $4.35   Add to cart

Summary

Samenvatting Psychopathologie 2 (H3, H5, H7, H9, H10)

10 reviews
 263 views  27 purchases
  • Course
  • Institution
  • Book

Dit een samenvatting van het boek Psychiatrie voor de sociaal werker, te gebruiken voor de toets Psychopathologie 2 in het tweede jaar van SPH (social work). Ik heb hiermee de toets met een mooi cijfer afgesloten en ik hoop dat jullie dat hiermee ook lukt. Succes!

Preview 3 out of 19  pages

  • No
  • H3, h5, h7, h9, h10
  • February 27, 2018
  • 19
  • 2017/2018
  • Summary

10  reviews

review-writer-avatar

By: joostmol93 • 5 year ago

review-writer-avatar

By: Ermilia • 5 year ago

review-writer-avatar

By: lindebuiting • 5 year ago

review-writer-avatar

By: kiki181 • 5 year ago

review-writer-avatar

By: havidaelkh • 5 year ago

review-writer-avatar

By: rutgervreriks1 • 6 year ago

review-writer-avatar

By: claudia_hermens • 5 year ago

Show more reviews  
avatar-seller
Samenvatting Psychopathologie 2
Hoofdstuk 3 Persoonlijkheidsstoornissen

Criteria DSM-5:
Een duurzaam, star patroon, ontstaan in de jeugd of vroege volwassenheid (18), van afwijkende
innerlijke ervaringen en gedragingen op het gebied van cognities en/of affecten en/of impulsen en/of
interpersoonlijk functioneren, wat leidt tot problemen in werk en relaties en tot significant lijden bij
de persoon zelf of anderen

Veroorzaakt klinische lijdensdruk, beperkingen in het functioneren, vanaf 18 gediagnosticeerd.

10% tot 15% van de bevolking heeft een persoonlijkheidsstoornis.
 45%-80% van psychiatrische patiënten
 Gemiddeld vaker andere stoornissen (zoals depressie, angststoornis, verslaving)

Verklaringsmodellen:
 Aangeboren aspecten: temperament (de Big Five) en stressgevoeligheid
- The Big Five: extraversie, mildheid, gewetensvolheid, emotionele stabiliteit, autonomie
- Volgens Cloninger drie aangeboren temperamenten: 1. Vermijden van gevaar 2. Behoefte
hebben aan nieuwe prikkels 3. Afhankelijk zijn van waardering van anderen
- De aanleg van stressgevoeligheid pas tot uiting in bepaalde situaties (angstige aanleg>
veel verhuizen als kind> meer last van onzekerheid)
- Chronische traumatische stress in jeugd> permanente schade (verhoogd stresshormoon
Genetische + omgevingsfactoren > bio psychologische structuur > fenotype

 Vroege hechting met de ouderfiguren, hiermee leert iemand omgaan met pijn, woede, angst
- Onveilige hechting zorgt voor> gepreoccupeerd (vastklamping, onzeker) of vermijdend
gedrag (negatief beeld van anderen)
- Gedesorganiseerde hechting= onveilige hechting met vaak wisselend toenaderen en
afwijzen
Bij persoonlijkheidsstoornissen vaak gebrek aan mentaliseren (= kunnen aanvoelen wat er in de ander
omgaat, begrijpen dat iedereen anders denkt).

 Ontwikkeling van het zelf: door vroege ervaringen nu een goed beeld van jezelf en anderen
 Disfunctionele cognitieve schema’s: negatieve gedachten over zichzelf, anderen en/of wereld
- Gekenmerkt door: zwart-witdenken, generaliseren (iedereen haat mij), uitgaan van
catastrofen (het gaat fout), gedachten van anderen invullen, alles op zichzelf betrekken
- Moeilijk aan te pakken, omdat persoon dit zelf als terecht ervaart
 Life events= wisselwerking tussen aanleg en gebeurtenissen, gevolgen erg afhankelijk van
stabiliteit van omgeving tijdens het opgroeien
- Traumatisering: als de gebeurtenis niet verwerkt wordt, geen plek heeft gekregen
- Als er veilige volwassenen zijn voor een kind kan het bij negatieve life events veerkracht
ontwikkelen, en er later beter mee om gaan

Diagnostiek: er moet aan de criteria van een persoonlijkheidsstoornis voldaan zijn> dan kijken welke.
1. Cluster A: excentriek (paranoïde-, schizoïde- en schizotypische)
- Temperament: weinig op omgeving gericht
2. Cluster B: dramatisch (borderline-, narcistische-, theatrale en antisociale)
3. Cluster C: angstig (vermijdende-, afhankelijke- en dwangmatige)
- Ernst vaak pas zichtbaar als steunpilaren uit de omgeving wegvallen

,Temperament cliënten:
 Reward dependence= afhankelijkheid van beloning (cluster B en C)
 Novelty seeking= opzoeken van nieuwe dingen (alleen bij cluster B)
 Harm avoidance= vermijden van gevaren (cluster A en C)

Mensen met persoonlijkheidsstoornis gevoeliger voor andere psychische en somatische klachten.

3 soorten behandelingen van psychotherapie
Ambulante psychotherapie: drie kaders
1. Psychodynamische therapie: problemen in het heden en verband gelegd met ervaringen in
vroegere relaties met de opvoeders (vormen: MBT, TFP)
2. Cognitieve gedragstherapie:
 Dialectische gedragstherapie (Linehan)= richt zich op de emotieregulatie, vaardigheden leren
voor ervaringen die emoties oproepen (effectiefste vorm bij borderline)
 Schematherapie (Young)= gericht op de disfunctionele schema’s waarmee cliënten vastlopen
in werk en relaties
3. Cliëntgerichte behandeling: niet-veroordelende, accepterende houding van therapeut
(vertrouwen herstellen)
- Vooral cognitieve gedragstherapie en klinische behandeling werken goed
- Bij antisociale-persoonlijkheidsstoornissen (A en C) blijft vaak aanwezig

Klinische (deeltijd)behandeling:
 Voordelen: cliënt wordt in een groep behandelt (doen allerlei dingen samen, bv. koken),
cliënten zijn even weg uit de thuissituatie
 Gevaar: hospitalisatie en regressie, altijd ambulante nabehandeling nodig in normale systeem

Farmacotherapie: nog weinig behandelmethoden voor mensen met persoonlijkheidsstoornissen
 Drie groepen symptomen waar medicatie helpt: psychotische (antipsychotica), impulsiviteit
(antidepressiva, stemmingsstabilisatoren), depressieve klachten (antidepressiva)

Overdracht= ervaringen uit vroegere relaties kleuren de relatie met de hulpverlener
- Positief: cliënt behoefte aan waardering> gereageerd positief op betrokken hulpverlener
- Negatief: hulpverlener maakt klein grapje> cliënt herinneringen uit verleden, wordt boos

Tegenoverdracht= het kleuren van de relatie door de hulpverlener met ervaringen, ideeën, emoties
- Twee aspecten: reactie op de overdracht van cliënt, of reactie vanuit de eigen emoties
- Bv. hulpeloosheid van cliënt herinnert jou aan de machteloosheid van je zieke moeder

Alle mensen die met cliënten met persoonlijkheidsstoornis werken moeten hierin training hebben.

Dramadriehoek (Karpman): beschrijft hoe mensen in interacties terechtkomen waarbij ze te veel of te
weinig verantwoordelijkheid nemen > drie rollen:
 Begin: Cliënt rol van Slachtoffer (afwachtend, hulpeloosheid),
sociaal werker rol van Redder (verantwoordelijkheid)
 Als cliënt zich onbegrepen voelt> rol van Aanklager, sociaal
werker rol van Slachtoffer
 Of sociaal werker klaar met hulpeloosheid> rol Aanklager
- Voorkom in deze driehoek terecht te komen, door
verantwoordelijkheid bij cliënt te laten

Basishouding (Rogers): echtheid (open staan voor eigen identiteit), onvoorwaardelijke positieve
aanvaarding en empathie (richten op belevingswereld van cliënt, inleven).

, Bij cliënten met persoonlijkheidsstoornis is omgang met familie/systeem een belangrijk onderdeel
van het werk> emotionele steun, vertrouwen, wensen ‘vertolken’ tussen hulpverlener en cliënt
- Essentieel familie te betrekken bij klinische behandeling (anders oude patronen terug)
- Als de familie meebeweegt met problematisch gedrag van cliënt wordt het juist in stand
gehouden

Cluster-A-persoonlijkheidsstoornissen: gedragen zich vaak vreemd, introvert, achterdocht, lijkt
gevoelloos> maar juist overgevoelig, zoeken nauwelijks hulp (dat vraagt intiem contact)

Paranoïde-persoonlijkheidsstoornis= diepgaand wantrouwen ten opzichte van anderen
 Volgens DSM-5: verdenkt anderen zonder reden, twijfels over loyaliteit, denkt dat al het
vertrouwen tegen hem zal worden gebruikt, altijd twijfels aan trouw van partner
- Deze mensen hebben veel strijd met omgeving, door koppigheid en sarcasme

Schizoïde-persoonlijkheidsstoornis= terugtrekken uit relaties, beperkt vermogen emotioneel uiten
 Volgends DSM-5: geen behoefte aan hechte relaties, seksuele ervaringen, activiteiten, is
onverschillig voor kritiek/lof, kilheid, liefst alleen zijn

Schizotypische-persoonlijkheidsstoornis= onvermogen in sociale relaties, vertekeningen in cognitie,
waarnemen en gedrag
 Volgens DSM-5: betrekkingsideeën, rare overtuigingen en wijze van denken en spreken,
achterdocht, geen hechte vrienden, sociale angst

Benadering: acceptatie van het onverschillige gedrag (zakelijke houding), deze mensen graag op
zichzelf> afstand houden, bizarre ideeën of rituelen niet te veel aanpassen, helpen bij zelfzorg, sociaal
isolement voorkomen (samen oefenen), balans vinden, er is veel middelenmisbruik

Cluster-B-persoonlijkheidsstoornissen: meeste aandacht nodig, duidelijk gedrag (suïcidepogingen,
schuld op anderen schuiven, kinderlijk gedrag), op voorgrond, geen vertrouwen in omgeving

Borderline-persoonlijkheidsstoornis= instabiliteit in interpersoonlijke relaties, zelfbeeld en affecten
 Volgens DSM-5: intense verlatingsangst, identiteitsstoornis, impulsiviteit, suïcidale
gedragingen, intense woede
- Meester in wantrouwen oproepen tussen hulpverleners, verzinnen veel dingen
- Zwart-witdenken: door negatieve ervaring wereld ingedeeld in goed/slecht, voor/tegen
- Bij volwassen aan middelen lijkt het soms op borderline, dus vooral jongeren behandelen
- Ongeveer 75% van borderline patiënten is vrouw

Narcistische-persoonlijkheidsstoornis= grandiositeit, behoefte aan bewondering, gebrek empathie
 Volgens DSM-5: overdrijft eigen belangrijkheid, fantasieën grenzeloos succes, uniek, arrogant
- Vergelijken zich bent bekenden, moeten door beste geholpen worden (slecht inleven in
anderen), vaak willen ze aan een beeld voldoen voor hun ouders, komt weinig voor

Histrionische (theatrale)persoonlijkheidsstoornis= behoefte aan aandacht, overdreven emotionaliteit
 Volgens DSM-5: niet op gemak als hij niet in aandacht staat, snel wisselende emoties, relaties
intiemer beschouwt dan ze zijn, kleurrijk uiterlijk
- Als kind vaak complimenten voor aangepast, charmant gedrag> nu onecht
- Komt niet veel voor, vaker borderline of man die altijd opschept> eerder narcistisch


Antisociale-persoonlijkheidsstoornis= gebrek aan respect en schending van de rechten van anderen
 Volgens DSM-5: niet houden aan sociale normen, onbetrouwbaar, ontbreken van berouw

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller rosaforto. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $4.35. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

78252 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$4.35  27x  sold
  • (10)
  Add to cart