100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Hoorcolleges Economie van de Managementwetenschappen $3.78   Add to cart

Summary

Samenvatting Hoorcolleges Economie van de Managementwetenschappen

 38 views  1 purchase
  • Course
  • Institution

Aantekeningen / Samenvatting van de hoorcolleges van Economie van de Managementwetenschappen.

Preview 4 out of 33  pages

  • February 27, 2018
  • 33
  • 2017/2018
  • Summary
avatar-seller
Collegereeks 1
Hoorcollege 1
Economie
De economie gaat over alle economische interactie tussen individuen, bedrijven en overheden.
Wanneer de interactie toeneemt, is er economische groei. De economie is de optelsom van individuele
keuzes van personen en bedrijven.
Traditionele economie vs ‘nieuwe opvattingen’
Men gaat er in de traditionele economie vanuit dat mensen zich rationeel en optimaliserend gedragen.
Mensen zijn altijd bezig met het voor zichzelf zo goed mogelijk te maken. Inmiddels is er veel
aandacht voor bounded rationality (mensen zijn niet in staat alles te overzien en optimale keuzes te
maken) en cognitive biases (denkfouten, kleine fouten in onze hersenen).
Post purchase rationalization: achteraf redenen verzinnen waarom het slim was om iets te kopen.
Vrouwen hebben hier veel last van. Mannen hebben last van een overconfident bias. Veel mannen
overschatten zichzelf te snel.
Het economisch probleem
 Wat moet worden gemaakt?
 Hoe moet dit worden gemaakt?
 Wie krijgt het geproduceerde goed/dienst?
Productiemiddelen
 Kapitaal – Arbeid – Natuur – Ondernemerschap
 Pacht – Loon – Rente & Winst (beloning)
Opofferingskosten
Schaarste  keuzes (tradeoffs)  opportunity costs
There is no such thing as a free lunch
Bij opofferingskosten moet je kijken naar de netto waarde van je tweede keuze. De waarde is wat je
bereid bent te betalen. netto waarde = waarde tweede keuze – kosten tweede keuze. Opportunity costs
beïnvloeden gedrag en keuzes. Dit geldt voor zowel individuen, bedrijven en overheden.


Marginale analyse
 Welke keuze levert het meeste op?
 Oftewel: wat is de meest efficiënte keuze?
Hiervoor moet je gebruik maken van marginale analyse.

 Marginale opbrengsten: wat levert één extra product op?
 Marginale kosten: wat kost één extra product?
 Dit is niet constant en opofferingskosten spreken hier ook een rol in
 Meest efficiënte punt: MO=MK

,Omdat mensen constant afwegingen maken tussen kosten en opbrengsten, kunnen mensen prikkels (en
unintended consequences) krijgen. Prikkels beïnvloeden gedrag. Prijzen, accijns, subsidies, bonussen
en nudging zijn voorbeelden van prikkels.
Loss aversion: mensen vinden het erger om dingen te verliezen dan dat ze het leuk vinden als ze
winnen. Dit kan bij bonussen ook zo werken: je geeft iemand 1000 euro, als de doelstelling niet wordt
gehaald, moet het geld terug.
Prikkels kunnen unintended consequences / ongewenste neveneffecten hebben.


Het economische probleem
Kapitalisme: markteconomie

 Productiemiddelen zijn privaat eigendom
 Dit probleem wordt via markten en prijzen opgelost
 De samenleving bepaalt via vraag en aanbod wat wordt geproduceerd. Bedrijven maken niet
waar geen vraag naar is, dus het publiek bepaalt wat er in de schappen ligt.
 Individuele beslissingen van bedrijven en personen bepalen wat er op de markt is
 Als iedereen constant bezig is om zichzelf beter af te maken, is iedereen uiteindelijk beter af


Economische groei
De grootte van de economie wordt gemeten via BBP (GDP)
De optelsom van alles wat men bij elkaar verdient/produceert
Productie (aanbod)  inkomen  vraag


Als het gaat over groei gaat het over groei van het BBP per capita

 De verklarende factor voor economische groei is productiviteit
 Investeringen en technologie
 Handel
production possibilities frontier

 Hoeveel kan een land/persoon/bedrijf produceren?
 Er zijn vaak toenemende opportunity costs. Als een land van A naar B gaat, moet het een
bepaald aantal van het tweede product inleveren. Voor elke extra computer kan er 0,5 tv
minder worden gemaakt. Dit heeft als gevolg dat er steeds minder efficiënte mensen aan het
werk komen.


Handel

 In een markteconomie is niemand self sufficient / autarkisch
 De productiviteit wordt verhoogd als er specialisatie plaatsvindt
 Mensen specialiseren zich in dat waarin ze relatief goed zijn. Ze kiezen waar ze het minst
slecht in zijn. Je hebt dan de laagste opofferingskosten
 Hoe meer handel  hoe meer specialisatie  hoe hoger de productiviteit  hoe hoger de welvaart

Hoorcollege 2

,Absolute voordelen: je bent daadwerkelijk beter in het maken in een bepaald product dan een ander




De ruilvoet ligt altijd tussen de opofferingskosten van beide landen. Dit is de uitkomst:

Productie, handel en consumptie per uur van fietsen en auto's

Productie Handel Consumptie

Duitsland 800 Auto's 400 Auto's --> 300 Fietsen 400 & 300

Frankrijk 600 Fietsen 300 Fietsen --> 400 Auto's 400 & 300




Comparatieve voordelen: je kijkt naar de opofferingskosten, wie heeft de laagste opofferingskosten?
Het gaat hier om het goed dat je relatief het goedkoopst kan maken ten opzichte van andere producten.

Opportunity costs voor Uren arbeid voor
Auto's Fietsen Auto's Fietsen
productie van 1: productie van 1:

Duitsland 8 2
Duitsland 4 Fietsen 1/4 Auto
Frankrijk 10 5
Frankrijk 2 Fietsen 1/2 Auto



 Duitsland maakt fietsen, Frankrkijk maakt auto’s -

Als de ruilvoet tussen beide opofferingskosten ligt, is handel gunstig voor beide landen
De ruilvoet
Opportunity costs Productie, handel en consumptie per uur van fietsen en auto's

• Duitsland: 1 auto=4 fietsen Productie Handel Consumptie
• Frankrijk: 1 auto=2 fietsen 150 Fietsen --> 50 350 Fietsen & 50
DU 500 Fietsen
• Mogelijke ruilvoet: 1 auto=3 fietsen Auto’s Auto’s

• Ze kunnen bijvoordeeld 50 auto’s 50 Auto’s --> 150 150 Fietsen & 50
FR 100 Auto’s
ruilen voor 150 fietsen Fietsen Auto’s



Waarom is er geen vrijhandel in de wereld?

, Binnen de samenleving zijn er winnaars en verliezers
Verliezers: iedereen betrokken bij sectoren waarin het land geen comparatief voordeel heeft
Winnaars: iedereen betrokken bij secotren waarin een land een comparatief voordeel heeft, en de rest
van de inwoners



Vraag en aanbod
Vraag

 Er bestaat een negatieve relatie tussen de prijs en de gevraagde hoeveelheid (quantity
demanded)
 Ceteris paribus: alle andere dingen blijven gelijk
 Ceteris paribus, de gevraagde hoeveelheid van een goed neemt af als de prijs stijgt (vice versa)

Elasticiteit

 Hoe gevoelig is de vraag voor een prijsverandering?
 Gevoelig: elastisch (vlakke grafiek)
 Niet gevolig: inelastisch (verticale grafiek)

Vraag

 Absolute prijs vs Relatieve prijs: je moet een prijs vergelijken met de verandering van de prijs
van producten op andere markten
 Law of diminishing marginal utility: hoe meer je van iets consumeert, hoe minder blij je
wordt van ieder extra/nieuw product dat je consumeert


Veranderingen van de vraaglijn (zonder prijsverandering)
De gehele vraagcurve verschuift als er een verandering in de vraag is, die onafhankelijk is van
de prijs. Er vindt een verandering van de vraaglijn plaats. Waarom?

 Als substitutiegoederen goedkoper worden, gaat de vraag naar een bepaald goed omhoog
 Inkomen kan veranderen, mensen gaan dan meer kopen bij een gelijke prijs. Dit geldt niet
voor inferieure goederen.
 Voorkeuren (smaak, mode…)
 Grootte van de bevolking.
 Verwachtingen over toekomstige prijzen! Als men verwacht dat de prijs zal stijgen, koopt
iedereen nu het product. De vraag neemt toe, en de prijs neemt toe.


Aanbod

 Positieve relatie tussen de prijs en de aangeboden hoeveelheid
 Waarom zijn bedrijven bereid meer te produceren als de prijs stijgt? Als er een hogere prijs is,
is er een hogere winstmaximaliserende hoeveelheid! MO verschuift omhoog, en de prijs gaat
dus naar rechts. Daarom is er bij een hogere prijs meer aanbod en bij een lagere prijs minder
aanbod.


Verschuivingen van de aanbodlijn (zonder prijsverandering)

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Stuviantje. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $3.78. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

67866 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$3.78  1x  sold
  • (0)
  Add to cart