Psychopathologie bij volwassenen en ouderen: psychologische processen (P0V89A) (P0V89A)
All documents for this subject (2)
Seller
Follow
ifcdm
Reviews received
Content preview
Inleiding
Verwondering
● Waarom-vraag
→ als A (oorzaak) dan B (gevolg)
→ psychopathologie: onaangepast, vreemd, gestoord en onbegrijpelijk gedrag
● Onderwerpen van verwondering:
1. ontstaan psychopathologie: waarom-vraag
2. instandhouden psychopathologie: niet noodzakelijk dezelfde factoren
→ vaak meer verwondering of onbegrip
3. terugval van psychopathologie: sommige stoornissen hoog terugvalpercentage
→ voor secundaire preventie
→ belang van studie van factoren die hier cruciale rol in spelen
● Psychopathologie is belangrijk maatschappelijk probleem door hoge prevalentie
→ epidemiologische studies
→ bv.: national comorbidity study (NCS-R, Kessler) met DSM-IV
→ ongeveer helft van Amerikanen voldoet aan criteria voor een stoornis op moment in leven
→ onset meestal in kindertijd of adolescentie
→ bv.: NEMESIS-2-studie: psychische aandoeningen komen frequent voor in Nederland
● Impact van COVID
→ omgeving gecreëerd waar veel determinanten van slechte mentale gezondheid uitvergroot zijn
→ ongeveer 53 miljoen mensen met majeure depressieve stoornis extra (28% stijging)
→ ongeveer 76 miljoen mensen met angststoornis extra (26% stijging)
● Burden of disease project (WHO)
→ disability adjusted life years (DALY) = maat voor totale last die ontstaat door ziektes
→ aantal jaren van gezond leven verloren door ziekte of voortijdig sterven
→ bv.: unipolaire depressie tweede plaats globaal en eerste plaats bij rijke landen
● Vertrekpunt: eigen mensvisie en wereldbeeld
→ doel wetenschap: algemene uitspraken los van mensvisie
→ relativistisch: deugdelijkheid afhankelijk van standpunt
→ soms aanvullend: verschillende niveaus
→ soms tegengesteld: incommensurabel (niet vergelijkbaar)
● Gebaseerd op eigen psychologische basisdisciplines
→ vertrekken vanuit kennis over normale functioneren vanuit basisdisciplines
● Gebaseerd op zuiver wetenschappelijke benadering
→ theorieën toetsen, aanpassen, uitbreiden en eventueel verlaten
→ elke vraag is toegelaten zolang ze zo gesteld is dat ze toetsbaar is
Empirische cyclus
1
, ●
● Focus op verklaren
→ meer nodig om waarom-vraag te beantwoorden: als A dan B
→ geen baat bij cirkelredeneringen
Onderzoeksmethoden
● Causale mechanismen blootleggen:
zoeken naar statistische verband tussen bepaald fenomeen en veronderstelde oorzaak
● Correlationele methode (cross-sectioneel)
→ mogelijke uitkomsten: verband, derde factor of geen verband (incidental)
→ veel foute conclusies dat er causaal verband is (nog vaak in media)
● Prospectieve methode (soort correlationele methode)
→ biedt deels hoofd aan beperkingen van standaard correlationeel onderzoek
→ derde factor
● Experimentele methode: causale verbanden
→ op oorzaak ingrijpen en effect op gevolg nagaan
→ type I: oorzaak oproepen of intensifiëren (stoornis creëren)
→ type II: oorzaak reduceren of weghalen (behandelen)
→ vaak andersom geredeneerd: iets dat gevolg doet dalen zegt iets over oorzaak
→ ex-juvantibus argument
= op grond van behandelresultaten voorbarige conclusies trekken over oorzaken
→ therapie effectonderzoek hand in hand met onderzoek type I
→ psychopathologische fenomenen experimenteel oproepen
● Manieren van taxonomie van onderzoeksmethoden:
1. steekproefgrootte: 1 proefpersoon of groep
2. aard steekproef: mensen of dieren
3. klinische status: patiënt, subklinisch of gezond
4. type setting: veldstudie of labo
5. type vraagstelling: risicofactoren, mediator, moderator of oorzakelijk verband
● Correlationele en observationele designs
= studies waarbij onderzoeker verband tussen 2 variabelen systematisch onderzoekt zonder relatie te
manipuleren
● Experimentele designs
= studies waarbij onderzoeker verband tussen 2 variabelen systematisch onderzoekt door relatie te
2
, manipuleren
● Soorten correlationeel onderzoek:
1. cross-sectioneel: verband op hetzelfde moment
→ ook differentieel onderzoek: 2 groepen vergelijken voor aantal variabelen
2. longitudinaal
→ retrospectief: op zoek naar oorzaak in verleden
→ gevoelig voor recall biases
→ oplossing: follow-back onderzoek (bestaande infobronnen consulteren)
→ prospectief: veronderstelde oorzaken gemeten op eerste moment om vervolgens band met
afhankelijke variabele te meten op tweede moment
→ richting (+), recall bias (+) en derde variabele (-)
● Soorten experimenteel onderzoek:
1. zuiver experimenteel design: zuiver toevallig toewijzen proefpersonen aan condities
→ meer sluitende conclusies maar soms mindere externe validiteit
2. quasi-experimenteel design: geen toevallige toewijzing
→ soms niet aangewezen: patiënten vs. gezonde controles
→ meer kans op confounding variabelen
● Ethische grenzen
→ informeren via informed consent over procedure
● Grenzen aan generalisatie
→ enkel analoog model en geen echte psychopathologie gecreëerd in labo
● Voorwaarden isomorfie (analogie):
1. model roept symptomen op die lijken op symptomen van natuurlijke stoornis
2. causale en mediërende mechanismen zijn gelijk aan die van echte stoornis
● Verantwoordelijke functie in diagnostiek, preventie en behandeling en besluitvorming rond
psychopathologie
→ vereist grondige kennis van symptomen, syndromen en processen die hierin rol spelen
● Benadering
= combinatie van kennis van normale psychologische processen met empirische aanpak die oorsprong
vindt in zekere wetenschappelijke nieuwsgierigheid aangaande onbegrijpelijke van psychologische
stoornissen en besef van grote maatschappelijke belang
● Paradigma
3
, = vertrekken van bepaalde stoornis of diagnose en dan op zoek gaan naar verklaringen (verstoorde
processen)
→ paradigmashift: transdiagnostisch perspectief
● Transdiagnostisch perspectief
= visie op psychopathologie waarbij vanuit gegaan wordt dat dezelfde mechanismen kunnen leiden tot
verschillende stoornissen of deze in stand houden
→ kan gelijktijdige of opeenvolgende comorbiditeit verklaren
→ 1. softe variant:
geen diagnoses maar kijken naar gemeenschappelijke processen of fenomenen als verklaring
2. harde variant:
diagnoses zonder meer laten vallen en enkel focussen op processen of mechanismen
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller ifcdm. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.46. You're not tied to anything after your purchase.