Algemene Rechtsleer
DEEL I WAT IS RECHT?
Inleiding : een moeilijke vraag
Vele juristen hebben poging ondernomen om het begrip recht te definiëren maar een ultieme
definitie is nog niet gevonden.
Een hedendaagse definitie is gegeven door Prof Verschelden en Taelman die “recht” omschrijven als
een “geheel van gedragsregelen en ermee samenhangende institutionele voorschriften, uitgevaardigd en gehandhaafd
door of krachtens het maatschappelijk gezag, met het oog op een doeltreffende rechts zekere en rechtvaardige ordening
van de maatschappij” deze definitie wordt ook meteen gerelativeerd doordat dit niet overal als een
geheel van gedragsregels wordt gezien
De vele definities die aan het recht worden gegeven overlappen soms met elkaar en sluiten elkaar
soms ook gedeeltelijk uit.
Recht kent vele vormen: statelijk recht, gewoonterecht, religieus recht, natuurrecht Die vormen
van “recht” zijn net zoals families van elkaar:
- Familieleden zijn de verschillende definities die verwant zijn aan elkaar maar dat betekent
niet perse dat ze 1 specifieke eigenschap gemeen hebben
- Definities kunnen 1 bepaald familielid voor ogen hebben (zoals statelijk recht, natuurrecht,
gewoonterecht,…) en daar een geschikte beschrijving van proberen te geven.
o Als die omschrijving op andere familieleden wordt toegepast zal dit niet lukken.
De definitie van recht kan vergeleken worden met de definitie van een “spel”:
- Net als bij de omschrijving van “recht” hebben we de neiging te veronderstellen dat alle
“spelen” (bordspelen, kaartspelen, balspelen,…) een harde kern met elkaar delen die dan de
definitie zou geven van wat is een spel.
o Zo een kern is niet te vinden voor “spelen”
bv er zijn spelen die met een dobbelsteen worden gespeeld maar dat is
niet voor alle spelen <-> spelen met pionnen of schijven etc,…
Competitie is geen eigenschap die door alle spelen gedeeld wordt bv spelen
op de olympische spelen zijn dan competitief gericht en spelen onder
familieleden eerder voor ontspanning
Recht = een conventie en dus standpunt-of maatschappijafhankelijk
Waarom juristen geen definitie kunnen geven aan “het recht” is omdat recht
maatschappijafhankelijk is. Het antwoord op de vraag "Wat is recht?” hangt af van de wijze waarop
een bepaalde maatschappij naar het recht kijkt.
Stel:
2 denkbeeldige maatschappijen
o In de ene maatschappij wordt het recht beschouwd als iets dat overeenstemt met
algemene gedeelde morele overtuigingen die achterhaald kunnen worden door
gezaghebbende leiders te consulteren.
, o in de andere maatschappij is er geen belang aan overeenstemming met moraliteit en
geldt recht enkel als datgene wat in overeenstemming met een grondwet is
uitgevaardigd.
Als men aan leden van beide maatschappijen zou vragen om “recht” van andere zaken te
onderscheiden dan zal er een verschillend antwoord gegeven worden.
Vraag: ‘Is abortus toegelaten volgens het recht?’ → ‘het’ recht vs. ‘welk’ recht
o Antwoord M1 (‘religieus recht’): ‘Neen, wie dat zegt, heeft duidelijk de essentie van
recht niet begrepen’
o Antwoord M2 (‘Belgisch statelijk recht’): ‘Ja, althans onder bepaalde voorwaarden’
Je kan niet spreken over wat geldt als recht zonder zelf een standpunt in te nemen over wat
recht
Op vlak van maatschappijafhankelijkheid verschilt “recht” bv van “chemie”
o De chemische samenstelling van water is altijd en overal H2O zelfs in het verleden en
ook in de toekomst
Wat een bepaalde maatschappij als een essentieel kenmerk van het recht beschouwd kan voor een
andere maatschappij irrelevant zijn.
Er zijn diverse vormen van recht ontstaan die wijzigen als gevolg van sociale, economische, politieke
en ecologische ontwikkelingen. Het is een sociale constructie die bestaat dankzij dankvolle
handelingen van mensen en groepen.
We moeten ons niet focussen op het recht in zijn geheel maar de diverse kenmerken die ermee in
verband worden gebracht er worden vele vragen gesteld over wat is recht, en al die antwoorden
kunnen verduidelijkt worden en ook aangeven waarom men die antwoorden geeft zo krijgt men een
beter beeld van het recht…
Titel I Fundamentele transformati es van de mensenmaatschappij
Proloog: Mensen zijn sociale wezens
Mensen zijn sociale dieren energievretende wezens die leven en voortplanten binnen een
gemeenschap. Elk mens streeft naar een bevrediging van onze behoeften (voedsel, onderdak,
veiligheid,…) Ons leven krijgt betekenis in relatie tot anderen.
Door het interageren met anderen zijn er 2 facetten in ons leven die naar boven komen.
1) Materiële facetten
a. Bv ecologische, technologische en economische grondstoffen
2) Ideële facetten
a. Bv kennis, overtuigingen, waarden, concepten en gewoonten die ons gedrag vormen
en sturen.
Sociale ontwikkeling is mogelijk door de 2 facetten samen te brengen
3) Sociale instituten en praktijken
a. Sociale instituten? Patronen van sociale orde die maatschappelijke behoeften
lenigen, bv. ‘gezin’, ‘kinderopvang’, ‘onderwijs’, ‘gezondheidszorg’, ‘sportclub’…
(Voor meer info, zie deze video)
i. D.m.v. ‘Gezin’ tegemoet komen aan sociale en emotionele behoeften (plicht
om voor ontplooiing te zorgen), economische behoeften (onderhoudsplicht,
erfrecht…)…
, b. Sociale praktijken? Alledaagse handelingen en de manier waarop die gebruikelijk
worden verricht in een (groot deel van een) bepaalde maatschappij;
gedragspatronen
i. Bv. schaken, met anderen wachten in de wachtkamer bij de dokter, ruzie
maken, ruzies oplossen, op restaurant/café/kraambezoek gaan, allerlei
feesten vieren…
Door die 2 facetten samen te brengen met de sociale praktijken is er sociale
ontwikkeling mogelijk binnen een gemeenschap.
Hoe groter een gemeenschap, hoe meer de organisationele structuur uitgewerkt moet zijn om alle
gedragingen van de leden van de gemeenschap in goede banen te leiden moet er zekere hiërarchie
bestaan binnen de gemeenschap om beslissingen te nemen en die op georganiseerde wijze te
implementeren leiders spelen een cruciale rol
In kleinere gemeenschap is mogelijk dat een leider rechtstreeks zeggenschap heeft over alle l eden
van een gemeenschap.
Naarmate de activiteiten in een gemeenschap minder voorspelbaar patroon volgen en ook
meer groepsbeslissingen nodig zijn daalt het aantal individuen waarover leider rechtstreeks
zeggenschap heeft. Op gegeven moment wordt er bepaalde graad van sociale
complexiteit bereikt waardoor leiders met tussenpersonen moeten werken.
Elke gemeenschap neemt basisbehoeften voor rekening:
- Bv watervoorziening, voedsel, huisvesting, afvalbeheer,… => in complexere gemeenschappen
worden zulke taken niet aan individuen toebedeeld maar aan instituten die in functie van die
behoeften zijn georganiseerd. (bv IVAGO voor opruimen van vuilnis op straat)
- Hiërarchie = en netwerk of organisatie met diverse lagen van gezag die uiteindelijk
verantwoording moeten leggen aan 1 gezagsdrager <-> Heterarchie = een netwerk of
organisatie die niet hiërarchisch gestructureerd is en waarbinnen meerdere gezagsdragers
naast elkaar staan.
Maatschappelijke organisatie wordt gekenmerkt door 2 vormen van specialisatie horizontale en
verticale specialisatie
Horizontale specialisatie = macht en bevoegdheden verdeeld onder functionele eenheden die elk op
hetzelfde niveau staan planning, inrichting en uitvoering zijn over hetzelfde niveau verdeeld
Verticale specialisatie = planning, inrichting en uitvoering verdeeld over verschillende hiërarchische
niveaus
Bv De Belgische staat, bedrijf, een gezin
Gedeelde belangen en relaties tussen individuen die deel uitmaken van verschillende organisaties
ondersteunen de interactie tussen verschillende organisaties.
Gemeenschappen zijn sterk in de omvang, dichtheid en complexiteit toegenomen. door
toegenomen onderlinge interactie zijn de netwerken tussen gemeenschappen hechter geworden
Recht is aanwezig in elke samenleving, alleen betekent recht niet in elke samenleving hetzelfde
In de volgende hoofdstukken worden er verschillende samenlevingen besproken maar deze
beschrijven NIET een apart stadium van vooruitgang bv de “rijken” en de “moderne staten” staan
, evolutionair niet verder dan de andere samenlevingsvormen rijken en moderne staten zijn
complexer qua organisatie dan de samenleving van de chiefdoms bijvoorbeeld
Woonwagenbewoners van vandaag tonen gelijkenissen qua samenlevingsvorm met de jagers-
voedselverzamelaars <-> Drugkartels en grote maffiaclans zijn vergelijkbaar met chiefdoms bv
HOOFDSTUK 1 JAGER-VOEDSELVERZAMELAARS
Vanaf het ontstaan van de mensheid tot op moment waar landbouwsamenleving intrede doet leven
er mensen in clans van jager-voedselverzamelaars. (ander naam is paleolithicum op ander
plaatsen vind de overgang naar deze samenleving pas later plaats of ook helemaal niet) tot op de dag
van vandaag nog veel mensen die leven als jager-voedselverzamelaars
Clans delen meerdere kenmerken met elkaar
Jager-voedselverzamelaars leven in groepen van ongeveer 25 mensen gebaseerd op
familiebanden
ze maken deel uit van netwerk van naburige clans die samen voedsel verzamelen maar
afzonderlijk bewegen doorheen het jaar
met uitzondering van man-vrouw zijn die clans egalitair verdeeld Hiërarchische
verhoudingen zijn afwezig, er is alleen een leider aanwezig als de clan een bepaalde richting
uit moet, dus maar voor ene korte periode daarna verdwijnt die weer
leiderschap wordt gekozen op basis van persoonlijke kwaliteiten (vaardigheden zoals jager of
krijger bv, overtuigingskracht,..)
goederendeling en wederkerigheid binnen de clan is gebruikelijk wie meer heeft draagt
ook meer bij aan de clan
Samenleving van jager-voedselverzamelaars bestaat uit diverse regels en gebruiken ze kenden
regels in verband met het bezit en gebruik van goederen
Regels en gebruiken over persoonlijk letsel, huwelijksbeperkingen…
- Bv. regels over diefstal, overspel, incest en fysiek geweld (doodslag, moord…)
deze regels over gebruik en bezit van goederen kunnen onderverdeeld worden in 5 categorieën
1) Land en waterbronnen
a. Vaak collectieve aanspraken; individuele aanspraken? Ook mogelijk, maar dan op
één specifiek iets bv. waterput
b. Heilige plekken? Niet voor iedereen toegankelijk
c. Andere clans? Afspraken als je toegang vraagt tot een land moet je zelf ook terug
toegang verlenen als men ook toegang tot jou eigendom vraagt
2) Roerende goederen = (gereedschap, wapens, kookgerei, vergaard voedsel…)
a. Individuele aanspraken (weerspiegelt investering voor verwerving/vervaardiging)
b. Daardoor: basis om roerende goederen te kunnen schenken en uitwisselen (ook
tussen clans)
c. → In SJVV: kosteloze hulpverlening; in andere samenlevingen: contractenrecht
3) Geschoten wild, geoogst voedsel,…
4) Mensen (hun arbeid en seksueel reproductieve capaciteiten)
5) Heilige kennis