Optimale voeding: voeding die alle noodzakelijke nutriënten bevat, in een juiste
hoeveelheid
Nutriënt = chemisch definieerbaar bestanddeel van een voedingsmiddel
Nutriënten in alpro
- Natuurlijk: plantaardige eiwitten, water
- Toevoeging: Calcium, Vit D
Voedingsstoffen of nutriënten:
- Essentiële voedingstoffen: nodig om te kunnen overleven
o Vb. eiwitten, koolhydraten, vetten, water
- Non-nutriënten of bioactieve stoffen: hebben geen nadelig effect op onze
gezondheid (maar niet bij klassieke essentiële nutriënten)
o Carotenoïden (zijn antioxidanten), polyfenolen
- Xenobiotica: lichaamsvreemde stoffen en natuurlijk voorkomende toxines
o Medicatie, ethyleenoxide (word vaak gebruikt om voedsel te maken)
o Natuurlijk voorkomende toxines → schimmeltoxines
▪ Mogelijk ‘potentieel toxisch effect op lichaam’
o FAVV (federaal agentschap voor de veiligheid van de voedselketen)
→ regels en wetten rond voedselveiligheid
Indeling van voedingsstoffen:
- Structuur:
o KH
o Lipiden
o Eiwitten of proteïnen
o Water
o Mineralen en sporenelementen
o Vitamines
- Essentiële VS niet-essentiële:
o Wat we nodig hebben om te leven VS wat we niet nodig hebben
, - Op basis van behoeften (hoeveelheden onderscheiden):
o Macronutriënten (g)
o Micronutriënten (mg of microgram)
- Op basis van energielevering:
o KH, vetten, proteïnen
o Alcohol levert ook energie maar is geen essentiële voedingsstof
Van meest energieleverend naar minst energieleverend
Vetten – alcohol - KH & proteïnen
Functies van VS:
- Bouwstoffen
o Afbraak en opbouw (nieuwe cellen en weefsels)
o Wij bestaan vooral uit water en eiwitten
- Energieleverende stoffen
o Warmte (lichaamstemperatuur)
o Energie (arbeid)
o Waarde: kJ of kcal
- Regulerende stoffen
o Hulpstof → stofwisselingsreacties mogelijk maken
Behoefte aan VS:
- Wie bepaalt hoeveel VS we moeten opnemen?
- Te veel: toxisch of ziek
- Te weinig: deficiëntieverschijnselen en ziekten
- Vb. te kort aan albumine = eiwit (bolle buik, oedeem)
- Vb. overdosis aan water (water <- -> kalium balans weg)
- Vb. te veel zout (water – zout balans)
Behoeftes worden door de Hoge Gezondheidsraad (HGR) vastgelegd in België
EFSA European food and safety authority → Europees
WHO Wereldgezondheidsorganisatie → over de hele wereld
FBDG = food based dietary guidelines (tekst)
- Praktische richtlijnen die je kan gebruiken in dagelijks leven (adhv de
theorie in HGR)
AR = average requirement → geschatte gemiddelde behoefte
- Dekt maar behoefte van 50% van populatie
- Als benchmark (controle groepen → onder de grens? Dan te kort)
- Voorbeelden van verschil in behoeften: kind of volwassenen, man of
vrouw, sport of niet-sport,…
RDA (= recommended daily allowances) = PRI (population reference intake) =
ADH (aanbevolen dagelijkse hoeveelheid)
➔ 2 standaarddeviaties (= gemiddelde afwijking vh gemiddelde) van AR
- Vb. ADH op verpakkingen (voor 97.5% van de populatie is dit goed),
daarom geen AR want daar klopt het maar voor 50% van de populatie
,Slide 32: gemiddelde behoefte = AR
aanbevolen hoeveelheid = ADH
adequate inname = voor heel de bevolking (100%)
NOAEL: de hoogste inname waarbij geen ongewenste effecten zijn waargenomen
(bovengrens van geen effecten)
LOAEL: het laagste niveau van inname waarbij ongewenste effecten zijn
waargenomen (ondergrens van wel effecten)
Vb. als ADH 15% per 100ml → dan weet je dat als je 200ml drinkt, dan heb je
30% van je dagelijkse behoefte van het VS opgenomen
Voedingswaarde en nutriëntdensiteit
Waarde van VM:
- gehalte aan VS in VM
- verhouding energie/nutriëntdensiteit
- de gebruikshoeveelheid
vb. hamburger → gehalte aan zinvolle VS (nutriëntdensiteit) in rechtse
hamburger groter en energie ook groot
VM dat veel energie levert en niet nutrientdens (geen zinvolle VS) → niet goed
VM dat veel energie levert en wel nutrientdens (zinvolle VS) → goed
Beleg B lager in energie/100g = banaan
Beleg A veel cal/100g & weinig vitaminen (weinig zinvolle VS) = chocopasta
Wat zijn Koolhydraten?
Oorsprong:
- voornamelijk plantaardig
- plantaardige bronnen: tarwe, banaan, rijst, havermout, sandwich,
- dierlijke bronnen: melk, glycogeen in vlees (energiereserve in spieren van
dieren)
Glucose kunnen tekenen, en
chemische structuur: bruto formule kennen (zie slide 3)
- koolstof, waterstof en zuurstof
- Cn(H2O)m
- Glucose en fructose zelfde brutoformule → andere opbouw en structuur
- Andere benamingen:
o Gluciden (glucus = zoet) → maar niet alle KH zijn zoet
, o Sachariden
- Suikers wijst op mono en disachariden
Indeling van koolhydraten:
- Op basis van aantal koolhydraten aanwezig (aantal bouwstenen)
o Monosachariden (DP = 1) → 1 bouwsteen
o Disachariden (DP = 2) → 2 bouwstenen
o Oligosachariden (DP = 3-9)
o Polysachariden (DP = >9) → meestal zetmeel
▪ Plantaardige polysachariden
• Niet-zetmeel polysachariden
• Zetmeel polysachariden
▪ Dierlijke polysachariden
Monosachariden (vormen combinaties)
- Glucose → belangrijkste bouwsteen van di – en polysachariden
- Galactose
- Fructose
Disachariden
- Sucrose/sacharose (= glucose en fructose)
o Volksmondnaam= tafelsuiker
- Lactose (= glucose en galactose)
o Terugvinden in melkproducten
- Maltose (= glucose en glucose)
Oligosachariden
- Dextrine-maltose
o Minieme zoetkracht
o Passeert snel de maag
o Wordt makkelijk afgebroken tot glucose
o Vb. sportdrank
- Dextrinen
o Afbraakproducten van zetmeel → hydrolyse (afbraak door
toevoeging van water)
o Dragen bij tot smaak, kleur en knapperigheid
o Vb. broodkorst
Polysachariden
- Bestaan meestal uit honderden monomeren
- Zetmeel is het reservekoolhydraat van de planten
o Bestaande uit glucose – eenheden
o Zetmeel is in principe een verteerbaar koolhydraat
o Wordt bewerkt alvorens gegeten te worden (pasta eerst koken)
- Glycogeen is de dierlijke tegenhanger van zetmeel
o Glucose-eenheden opgeslagen in de spieren, lever en bloed
o We hebben beperkte hoeveelheid in de spieren
o Hebben we nodig tijdens sportinspanningen
o Gemiddeld 350g
▪ 300-250g in spieren
▪ 50-100g in lever
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller ditteverboven. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.90. You're not tied to anything after your purchase.