2.1: De betekenis van formele en materiële kenmerken, algemeen :
Er is enige tijd discussie geweest of voor de aard van een rechtspersoon de formele of
materiële kenmerken doorslaggevend waren. Al voor de invoering van het nieuwe BW had
het Hof bepaald dat de formele oprichtingshandeling niet doorslaggevend is; als iets is
opgericht als stichting maar naar alle materiële kenmerken eigenlijk een vereniging is dan is
het geen stichting. In het huidige BW is gekozen voor een combinatie van formele en
materiële kenmerken. In beginsel bepaalt de oprichtingshandeling “wat” een rechtspersoon
is. In de wet worden dan de materiële kenmerken van het betreffende rechtsfiguur nader
uitgewerkt.
Vereniging:
2:26 BW het zijn van rechtspersoon met een niet-coöperatief doel en met leden, aan wie
de vereniging geen winst mag uitkeren.
Als een vereniging zich feitelijk als coöperatie gaat gedragen wordt zij ontbonden op grond
van art. 2:21 lid 1 sub c (moet echter structureel zijn).
Coöperatie/ onderlinge waarborgmaatschappij:
2:53 lid 1 Een coöperatie is een bij notariële akte als coöperatie opgerichte vereniging, die
zich ten doel stelt in bepaalde stoffelijke behoeften van haar leden te voorzien krachtens
overeenkomsten, anders dan van verzekering, met hen gesloten in het bedrijf dat zij te dien
einde ten behoeve van haar leden uitoefent of doet uitoefenen.
2:53 lid 2 De onderlinge waarborgmaatschappij is een bij notariële akte als onderlinge
waarborgmaatschappij opgerichte vereniging. Zij moet zich statutair ten doel stellen met
haar leden verzekeringsovereenkomsten te sluiten, een en ander in het verzekeringsbedrijf
dat zij te dien einde ten behoeve van haar leden uitoefent (art. 2:53 lid 1 en 2 BW).
De gemeenschappelijke aansprakelijkheid van de leden (art. 2:55) is kenmerkend voor deze
rechtspersonen, deze kan echter statutair worden uitgesloten (art. 2:56).
Stichting:
Art. 2:285 de stichting is een rechtspersoon, die geen leden kent en beoogt met een
daartoe bestemd vermogen een statutair doel te verwezenlijken.
Kenmerking voor de stichting is dat zij geen winst mag uitkeren aan haar bestuurders.
,2.2: Doelstelling:
Vereniging:
Voor het doel van een vereniging kent de wet twee beperkingen. Allereerst mag een
vereniging geen coöperatief doel hebben of een verzekeringsbedrijf uitoefenen (2:26 lid 1).
Ten tweede mag een vereniging geen winst verdelen onder haar leden (2:26 lid 3) dit mag
zowel niet in haar doel als uit haar feitelijke werkzaamheden.
Coöperatie:
De coöperatie heeft een erg andere aard dan de gewone vereniging. De coöperatie MAG winst
verdelen onder haar leden. De coöperatie heeft een zakelijke aard. Kenmerken:
1. Voorzien in de stoffelijke behoefte van haar leden;
2. Overeenkomsten sluiten met haar leden;
3. Een derde kenmerk is dat de coöperatie teneinde in bepaalde stoffelijke behoeften
van de leden te voorzien overeenkomsten sluit met hen in het bedrijf dat zij te dien
einde te hunnen behoeve uitoefent of doet uitoefenen.
Onderlinge waarborgmaatschappij:
De onderlinge waarborgmaatschappij kenmerkt zich door het sluiten van
verzekeringsovereenkomsten binnen haar eigen bedrijfsuitoefening. De wet staat echter toe
dat ze beperkt andere doeleinden en activiteiten mag hebben. Een uniek aspect is dat
personen die een verzekering bij de onderlinge waarborgmaatschappij afsluiten,
automatisch lid worden, tenzij de statuten anders bepalen. De statuten kunnen de
maatschappij toestaan overeenkomsten met niet-leden aan te gaan, op voorwaarde dat de
verplichting van leden of oud-leden om bij te dragen aan tekorten volledig is uitgesloten.
Stichting:
Het doel wordt net als bij de vereniging vastgesteld in de statuten. Net als bij de vereniging
zijn er slechts verboden welke niet in het doel mogen staan.
2:285 lid 3 Het doel mag niet zijn het doen van uitkeringen (uitzondering voor
ideële/sociale aard aan derden daargelaten).
Uit 2:285 lid 1 blijkt dat een stichting haar doel verwezenlijkt met een vermogen. Het is
echter niet verplicht om dit vermogen te hebben als eis om te bestaan. Een stichting staat
wel bloot aan ontbinding als zij geen vermogen heeft voor verwezenlijking van haar doel en
het onwaarschijnlijk is dat er vermogen zal komen (2:301 a).
De wet stelt dat een vereniging leden moet hebben, die een bepaald doel willen
verwezenlijken en dat er regels moeten zijn vastgesteld (2:26).
Als basisvereisten worden genoemd een bestuur (2:44) en een algemene ledenvergadering
moet zijn (2:40). Deze organen hebben ieder dwingendrechtelijke bevoegdheden op basis
van de wet. De leden hebben stemrecht in de ALV.
Krachtens de schakelbepaling art. 2:53a gelden deze vereisten ook voor de bijzondere
soorten verenigingen.
Stichtingen:
Er gelden enkele bijzonderheden bij de stichting. Zo heeft deze wel net als de vereniging een
bestuur. De stichting mag echter geen leden hebben en heeft hierom ook geen algemene
ledenvergadering. Het ledenverbod moet vooral materieel worden opgevat, als iemand
bijvoorbeeld een lid van een stichting wordt genoemd maar feitelijk juridisch gezien geen lid
is (geen stemrecht etc.) dan wordt het ledenverbod niet overtreden.
2.4 Bijzondere rechtsvormen:
De informele vereniging:
Er bestaan ook verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte
De informele vereniging (art. 2:30). De informele vereniging heeft slechts beperkte
rechtsbevoegdheid. Zo kan zij geen registergoederen verkrijgen of erfgenaam zijn.
De informele vereniging moet wel statuten hebben (hoeft niet schriftelijk) en moet ook een
bestuur hebben.
Een informele vereniging kan een vereniging met volledige rechtsbevoegdheid worden door
alsnog de statuten in een notariële akte vast te laten leggen 2:28 Hier is wel een
besluit voor nodig van de ALV.
Een informele vereniging kan dus geen registergoederen VERKIJGEN (art. 3:84) Let op: het is
wel mogelijk om een koopovereenkomst te sluiten voor registergoederen (indien statuten
dit toelaten). Het leveren van het registergoed is echter onmogelijk. Een titel is dus mogelijk
(koopovereenkomst legaat etc.) levering is onmogelijk.
Een informele vereniging kan ook geen erfgenaam zijn (let op: wel legataris, behalve bij
registergoed). Beslissende moment voor bepaling volledige rechtspersoonlijkheid is het
moment van het openvallen van de nalatenschap (moment van overlijden) art. 2:28 j.o. art.
2:30.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller makomkrtchjan. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $16.60. You're not tied to anything after your purchase.