Volledige samenvatting van verplichte literatuur eerste tentamen Jeugdrecht, beleid en ethiek, Radboud Universiteit '17-'18
262 views 4 purchases
Course
Jeugdrecht, beleid en ethiek
Institution
Radboud Universiteit Nijmegen (RU)
Book
Doelmatig handelen voor pedagogen en psychologen
Een volledige Nederlandstalige samenvatting van de verplichte literatuur van het eerste deel door professor A. Tellings van 'Jeugdrecht, Beleid en Ethiek' voor de Master PWO in het tweede semester van het studiejaar aan de Radboud Universiteit.
Kijk ook eens naar de bundel die ik aanbied. Hierb...
College 1 Jeugdrecht, beleid en ethiek, niveau's van pedagogisch denken en handelen; diagnosedruk; vals-positieven; vals-negatieven; beoordelingsfouten
Flashcards35 Flashcards
Free1 sales
Flashcards35 Flashcards
Free1 sales
Some examples from this set of practice questions
1.
Wat is het Praktijkniveau?
Answer: Het alledaagse pedagogisch handelen en denken door opvoeders
2.
Wat is het Praktijktheorieniveau?
Answer: Het pedagogisch handelen en denken van een professional of het aansturen van door de professional.
3.
Waaruit bestaat het praktijktheorieniveau? Welke twee fundamenten?
Answer: Tijdens de opleiding verworven theoretische en praktische professionele kennis én de daarna verworven praktijkkennis.
4.
Wat is het Objecttheorieniveau?
Answer: Wetenschappelijk onderzoek plaatsen naar pedagogisch handelen en denken.
5.
Wat is het Metatheoretischniveau?
Answer: Nadenken over (aspecten van) de andere niveaus, kan zowel expliciet als impliciet. Er wordt gekeken naar onderliggende normen en waarden, uitgangspunten, opvattingen, doelen, ethische aspecten en de onderlinge relatie daartussen wordt geanalyseerd.
College 2 Jeugdrecht, beleid en ethiek, Autonomie en paternalisme.
Flashcards21 Flashcards
Free3 sales
Flashcards21 Flashcards
Free3 sales
Some examples from this set of practice questions
1.
Wat houdt het begrip autonomie in?
Answer: Autonomie betekent letterlijk je eigen wetten volgen; zelf beslissingen maken. Autonomie is vaak het uiteindelijke doel van de meeste opvoeders en kan gezien worden als voorwaarde die vervuld moet zijn om opvoeder te kunnen zijn.
2.
Is autonomie ook een recht van opvoeders?
Answer: Ja, namelijk het recht dat je als opvoeder kunt uitoefenen of opeisen om je kind naar eigen inzicht op te voeden. Als pedagoog streef je de autonomie van cliënten (ook ouders) na.
3.
Wat is handelingsautonomie?
Answer: Handelingen die autonoom zijn doordat ze bewust gedaan zijn met begrip van de gevolgen en zonder controle of dwang van anderen.
4.
Wat is persoonsautonomie?
Answer: Naarmate iemand na reflectie meer van mening is dat zijn wensen, visies, etc. bij hem als persoon passen, des te meer persoonautonomie heeft hij, mits de persoon voldoende in staat is om te reflecteren op die wensen.
5.
In de hulpverlening is het soms lastig om precies vast te stellen in welke mate cliënten persoons- of handelingsautonoom zijn en dit kan lastige vragen opleveren. Noem twee mogelijkheden om erachter te komen hoe autonoom een cliënt is.
Answer: • Reflectievragen stellen
• Testen hoe iemand algemeen beslissingen neemt door casussen voor te leggen
• Meerdere bronnen inschakelen
• Beïnvloedbaarheid testen
• Eventueel een collega inschakelen
College 3 Jeugdrecht, Beleid en Ethiek, evidence based werken; efficacy en effectivity; professionals; effectladder; principles of change
Flashcards16 Flashcards
Free6 sales
Flashcards16 Flashcards
Free6 sales
Some examples from this set of practice questions
1.
Als je een interventie toepast, veronderstel je minstens enige werkzaamheid ervan. Je verwacht dat je evidence-based werkt. Wat houdt dat in?
Answer: Evidence-based werken houdt in dat je rekening houdt met belangrijke ethische principes zoals geld en tijd en dat je gebruik maakt van interventies waarvan de werkzaamheid bewezen is.
2.
Er wordt in de literatuur gesproken over een kloof tussen het praktijktheoretisch niveau en het objecttheoretisch niveau. Wat houdt dit in?
Answer: De praktijk is te divers om in een onderzoek gevat te worden en op het objecttheorieniveau vindt het onderzoek plaats in laboratoriumsituaties.
3.
Ook kan er bij een interventie worden afgevraagd wat het eigenlijk is dat werkt? De interventie op zichzelf, de behandelaar, de cliënt of de professionele relatie? Of zijn dit algemene principles of change? Wat zijn principles of change?
Answer: Welke factoren in een behandeling werken, los van de specifieke interventie op zichzelf. Hierin kan een onderscheid worden gemaakt in non-specific (gemeenschappelijke) factoren en specific factoren.
4.
Wat zijn specific en non-specific (gemeenschappelijke) factoren?
Answer: Specifieke factoren zijn factoren die te maken hebben met de specifieke interventie en non-specifieke factoren zijn alle andere relevante factoren.
5.
Wat wordt er bedoeld met het \'Dodo bird verdict\'?
Answer: Als verschillende therapieën ongeveer hetzelfde werken voor één probleem dat de effectiviteit dan komt door de gemeenschappelijke/non-specific factoren van de therapieën.
College 4 Jeugdrecht, Beleid en Ethiek, allegiance; alliantie; implementatie; motivatie medewerkers
Flashcards9 Flashcards
Free0 sales
Flashcards9 Flashcards
Free0 sales
Some examples from this set of practice questions
1.
Preventie of curatie? Wat is curatie?
Answer: Curatie is het oplossen van problemen die er al zijn terwijl preventie het voorkomen van problemen is.
2.
Bij preventie is er wel iets aan de hand, maar is het nog geen probleem. Ook het type ingrijpen is bij preventie en curatie anders. Preventie kan worden onderscheiden in drie soorten. Noem deze en leg uit.
Answer: Universele preventie:gericht op iedereen, bijvoorbeeld een voorlichtingscampagne
Selectieve preventie: gericht op een risicogroep waarbij er op dat moment nog geen problemen zijn, bijvoorbeeld een programma voor kinderen van psychiatrische patiënten.
Geïndiceerde preventie: gericht op risicogroepen waar wel al signalen zijn dat het niet goed gaat, maar waar nog niet echt problemen zijn.
3.
In de gezondheidszorg wordt ook wel het onderscheid gemaakt in primaire, secundaire en tertiaire preventie.
Answer: Primaire interventie moet voorkomen dat mensen ziek worden.
Secundaire interventie spoort risico\'s op ziek worden op voor een vroege behandeling of verergering kan worden voorkomen.
Tertiaire preventie vindt plaats bij reeds zieke mensen, wordt getracht compliciaties te voorkomen en geholpen bij het omgaan met de ziekte.
4.
Een effect van algemeen beleid kan het Matteüs-effect tot gevolg hebben. Wat houdt dit Matteüs-effect in?
Answer: Houdt in dat doordat er een algemeen beleid wordt ingevoerd de rijken rijker worden doordat zij meer competenties hebben om van het aanbod te profiteren en de armen ook rijker worden maar niet zoveel als de rijken.
Bij het participatiebeleid wordt uitgegaan van de kracht van mensen en hun netwerk. Mensen die zichzelf al redelijk kunnen redden zullen hiervan profiteren, maar degene die minder sterk zijn zullen helemaal vastlopen.
5.
Wat is Allegiance?
Answer: Positieve verwachtingen over werkzaamheid van een bepaalde aanpak.
Hoofdstuk 1 uit boek van mw. Tellings
Vier niveaus van (pedagogisch) denken en handelen:
1. Praktijkniveau (= zijn we nog 'ecovalide' bezig')
Het alledaagse pedagogisch handelen en denken door ouders, leerkracht →opvoeders
2. Praktijktheorieniveau (= methodisch handelen + evalueren)
Het pedagogisch handelen en denken van een professional of het aansturen van door de professional.
De professional = een pedagoog, psycholoog, psychiater.
Bestaat uit 2 fundamenten, namelijk tijdens de opleiding verworven theoretische en praktische
professionele kennis én de daarna verworven praktijkkennis.
3. Objecttheorieniveau (= valide en betrouwbaar onderzoek)
Wetenschappelijk onderzoek plaatsen naar pedagogisch handelen en denken. Eigenlijk het kennis
nemen van de laatste wetenschappelijke inzichten en dit meenemen in het handelen.
4. Metatheoretisch niveau (=zindelijk redeneren)
Nadenken over (aspecten van) de andere niveaus. Dit kan zowel expliciet als impliciet. Er wordt
gekeken naar onderliggende normen en waarden, uitgangspunten, opvattingen, doelen, ethische
aspecten en de onderlinge relatie daartussen wordt geanalyseerd. Het is dus vooral een reflectief
niveau, bijvoorbeeld is straffen/belonen een wenselijk opvoedingsmiddel in het algemeen?
DSM classificaties bevinden zich vaak op metatheoretisch niveau, want bijvoorbeeld ADHD is een
concept wat wordt gedefinieerd in de DSM en definitief liggen altijd op metatheoretisch niveau.
Professionals met verschillende opleidingen bevinden zich op verschillende niveaus van denken en
handleen. Alleen de wetenschappelijk opgeleide professional zou zich op metatheoretisch niveau
moeten bevinden. Vooral bij pedagogiek is het metatheoretisch niveau extra belangrijk, vanwege de
clientèle.
Hoofdstuk 2 uit boek van mw. Tellings
Diagnosedruk: mentaal uitgeoefende druk om een bepaalde diagnose te stellen terwijl er geen goede
reden is om te verwachten dat die diagnose klopt, vooral bekende diagnoses zoals ADHD en ASS. Diagnose-
druk kan worden uitgeoefend door cliënten, het systeem van de cliënt, collega's, de werkgever en door de
professional zelf. Een diagnose levert verschillende dingen op voor de cliënt, ouders, omgeving of
werkgever, namelijk:
Duidelijkheid voor cliënt, ouders of eventuele partner en zorgt voor een mogelijke oplossing van
het probleem. Daarnaast is het gemakkelijker om het gedrag te omschrijven, want nu kan dat in 1
woord.
Het zorgt sneller voor acceptatie van het gedrag en maakt het gedrag meer begrijpelijk voor
anderen.
Een verminderd schuldgevoel bij ouders en/of leerkracht over gebrekkige opvoedcapaciteiten of
didactische kwaliteiten. Dit geldt ook voor de cliënt, want gedrag kan worden afgeschoven op de
diagnose.
Toegang tot informatie, hulp en eventuele voorzieningen, waaronder financiering.
Handelingsverlegenheid. Een diagnose gaat vaak gepaard met handelingsadviezen aan cliënt en
omgeving, wat helpt in situaties waarin de handelingsverlegenheid groot is. Echter, zulke
handelingsadviezen zijn vaak ook mogelijk zonder een formele diagnose.
1
, Interventie- / onderzoeksdruk: mentale druk om dan wel een interventie of onderzoek uit te voeren
terwijl dit zeer waarschijnlijk onnodig of zelfs schadelijk is voor de cliënt.
Doelmatig handelen: handelen in overeenstemming met het doel. In de context van diagnose druk kan dit
leiden tot:
o hulpvraag beantwoorden
o professioneel voldoende handelen, dus niet teveel en niet te weinig doen
o geen professionele relatie aangaan als dat onnodig is
o voorkom onderdiagnoses (vals-negatieven), overdiagnoses (vals-positieven), onderhandelen en
overhandelen.
Diagnoses zijn vaak niet onbetwijfelbaar te stellen en soms is er dan ook sprake van vals-positieven en
vals-negatieven door:
Een vage definitie, dus te ruim opgesteld of te vaag
Overlappende criteria bij testinstrumenten, bijvoorbeeld 'toont verlegen gedrag' en 'trekt zich vaak
terug'.
Te ruime of te smalle inclusiecriteria
Diagnosefouten, kunnen altijd gebeuren en zegt niets over de professional
Beoordelingsfouten:
o Availibility error = hoe meer specialisme, hoe eerder de diagnose
o Base rate neglect = negeren van de prevalentie om een zeldzame diagnose vast te kunnen
stellen.
o Confirmation error = geneigd om informatie te zoeken die eerdere verwachtingen en/of
informatie bevestigd
o Contrast effect = als een professional veel kinderen op een ochtend heeft gediagnosticeerd
met bijv. ASS dan zal een drukker kind eerder een ADHD diagnose krijgen.
o Denial = de valkuil dat een ervaren professional denkt geen fouten te maken
o Diagnosis momentum = eenmaal gegeven diagnoses zijn bijna niet meer weg te krijgen.
o Framing error = manier waarop de hulpvraag gesteld wordt waar alleen de diagnose een
antwoord op kan zijn.
o Gambler's error = dat een professional denkt na 3x een ADHD diagnose te hebben gesteld,
kan er nu niet weer 1 zijn (denk aan multiple choice toets)
o No-feedback = is eerder een verschijnsel dat een gestelde diagnose niet snel in twijfel wordt
getrokken of wordt weerlegd.
o Order-effect = heeft te maken met de volgorde van informatie.
Primacy-effect = dat informatie aan het begin van een reeks een sterkere invloed heeft op
andere beslissingen meer in het midden.
Recency effect = van achteraan naar midden andere beslissingen
o Premature closure = te vroeg stoppen met het onderzoek, omdat er wordt gedacht dat er
voldoende bewijs is verzameld (verkokering)
o Sunk-cost: hoe meer moeite om een diagnose toe te kennen, hoe minder makkelijk je die
diagnose kan loslaten, versterkend effect van diagnose momentum.
→ Veel van deze fouten versterken elkaar
Vals-positieven zijn niet geheel te vermijden. De nadelen van te veel vals-positieven zijn van
invloed op het niveau van de maatschappij, cliënt en professional:
Maatschappij
2
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller daniquevd. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.85. You're not tied to anything after your purchase.