Samenvatting psychopathologie
Hoorcollege 1
H1. Introductie
1.1 Wat is ontwikkelingspsychopathologie?
Psychopathologie: de wetenschap waar psychische stoornissen worden bestudeerd.
Het gaat hierbij om het voorkomen en de behandeling van stoornissen. Ze houden
zich met de theorie bezig.
Psychiatrie: wordt met name gekeken naar (de effecten van) hulpverlening aan
mensen met psychiatrische stoornissen.
Ontwikkelingspsychopathologie: hier wordt het ontstaan en het beloop van
psychische stoornissen onderzocht. Het gaat hierbij om het begrijpen van het proces.
Ontwikkelingspsychopathologie is geen nieuwe wetenschap, maar een benadering waarin
inzichten uit verschillende wetenschappelijke disciplines en wetenschappelijke theorieen
worden geïntegreerd.
1.1.1 Vroeger en nu
De ontwikkelingsbenadering wordt in ontwikkelingspsychopathologie toegepast, men gaat
uit van de veronderstelling dat gedrag(smogelijkheden) in de loop van iemands leven
veranderen/complexer worden. Sigmund Freud heeft ‘vroeger’ als uitgangspunt op de kaart
gezet door de psychoanalyse. De oorzaak ligt echter niet per definitie in het verleden.
Iemand neemt echter wel zijn vroegere ervaringen altijd mee, het beïnvloed hoe iemand zijn
huidige ervaringen interpreteert en waardeert. Ze kunnen na verloop wel anders worden
gewaardeerd.
Uitgangspunt: andere ervaringen aan te bieden wordt geprobeerd het kind te helpen
zijn geschiedenis wat zonniger neer te zetten.
Een psychische stoornis is bijna altijd in oorsprong een normale ontwikkeling die echter door
bepaalde oorzaken uit de rails is gelopen.
1.1.2 Een dynamisch gezichtspunt
Afwijkend gedrag of een psychische stoornis wordt als dynamisch gezien (wisselend hoeveel
last je ervan hebt). Gedrag kan in de ene levensfase als ‘normaal’ gezien worden en in een
andere levensfase als ‘abnormaal’ (volgens de Nederlandse normen, waarden en
verwachtingen).
1.1.3 Een uniek individu met unieke ervaringen
De ontwikkeling van het kind wordt beïnvloed door factoren uit de omgeving en factoren uit
het kind zelf. Omgevingsfactoren kan je onderscheiden in invloeden van het gezin (ouders en
brusjes), school, leeftijdsgenoten, media en invloeden van culturele en maatschappelijke
normen en waarden.
1.3 Opbouw van de hoofdstukken 5 tot en met 18
, 1.3.2 Normale ontwikkeling
Het is voorwaardelijk om te weten wat tijdens verschillende ontwikkelingsstadia van een kind
normaal gedrag is om te kunnen beoordelen of gedrag afwijkend of ongepast is. Er wordt
uitgegaan van de gemiddelde leeftijdsadequate ontwikkeling. Gedrag dat op jongere leeftijd
adequaat is, kan op latere leeftijd op een stoornis wijzen.
1.3.3 Kenmerken van stoornissen
De stoornissen worden beschreven aan de hand van het classificatiesysteem DSM-5 en
psychische problemen die niet in het DSM-5 voorkomen. Daarnaast worden de
differentiaaldiagnose, comorbiditeit, prevalentie besproken.
1.3.4 Maatschappelijke en culturele invloeden op een stoornis
Cultuur kan de kans dat kinderen bepaald gedrag gaan vertonen vergroten of verkleinen.
Culturen zijn niet statisch: ze ontwikkelen zich. Daarnaast zijn maatschappelijke
omstandigheden, zoals oorlog ook van invloed. Daarnaast heeft cultuur invloed op de wijze
waarop normen en waarden uit een cultuur de opvattingen van volwassenen over het gedrag
van kinderen beïnvloeden.
Kinderen met internaliserende problematiek hebben zichzelf beter onder controle. Ze
uiten hun emoties weinig. Hun problematiek ‘slaat naar binnen’. Kenmerken zijn
onder andere: verlegenheid, angst, vage lichamelijke klachten en depressiviteit.
Kinderen met externaliserende problematiek hebben zichzelf te weinig onder
controle. Hun problemen uiten zich vaak naar buiten en uit zich vaak in
gedragsproblematiek. Kenmerken zijn onder andere: slechte concentratie, liegen en
bedriegen, aandacht opeisen en agressie.
De oorzakelijke interpretatie door de volwassenen (attributie van het gedrag van kinderen)
blijkt te verschillen binnen culturen. Dit kan verschillen tussen externe attributie (buiten het
kind de oorzaak te zoeken) of interne attributie (binnen het kind de oorzaak te zoeken). Ook
de opvatting over de gewenste hulpverlening blijkt binnen culturen te verschillen.
1.3.5 Risico- en beschermingsfactoren
Risicofactoren: een factor die een negatieve invloed heeft op de ontwikkeling het
kind. Uit het onderzoek is gebleken dat zij de kans op de stoornis vergroten, vaak in
combinatie met het tweede risicofactor.
Beschermingsfactoren: een factor die in een situatie van risico de negatieve invloed
van de risicofactoren op de ontwikkeling geheel of gedeeltelijk tenietdoet.
Deze factoren zijn niet statisch. Het schept de mogelijkheid om bij jonge kinderen preventief
te handelen. In bepaalde situaties kan je de risicofactoren verkleinen en de
beschermingsfactoren vergroten. Deze kunnen binnen het kind, binnen het gezin en binnen
de sociale omgeving te vinden zijn. Er is geen gedrag zonder erfelijke invloed en zonder
omgeving.
1.3.6 Hulpverlening: preventie en behandelingen
De nadruk wordt gelegd bij het vroegtijdig herkennen van risicofactoren. Daarnaast wordt er
gekeken naar methoden die effectief zijn (evidance-based). Dit kan bestaan uit
ouderbegeleiding of -training, gezinstherapie, individuele therapie voor kinderen,
residentiele hulpverlening en medicatie.
Probleemgebieden in de ontwikkelingspsychopathologie bij kinderen
Leeftijdsperiode Probleemgebieden Indicatie van ernst
,Vroege kindertijd - Slaapproblemen - Gaan meestal over
- Eet- en groeiproblemen - Gaan meestal over
- Hechtingsproblemen - Eenmaal ontstaan, is een hechtingsstoornis lastig te behandelen
- Autismespectrumstoornissen - Chronische vanwege erfelijke aanleg; het blijft een constante eigenschap
- Zindelijkheidsproblemen - Gaan meestal over
- Taal- en leerproblemen - Een aantal taal- en leerstoornissen is chronisch vanwege erfelijke aanleg;
het blijft een constante eigenschap
Middelste - Aandachts- en impulsiviteits- - ADHD is chronisch vanwege erfelijke aanleg; het blijft een constante
kindertijd; problemen eigenschap
bassischool- - Gedragsproblemen - Eenmaal ontstaan, is een gedragsstoornis lastig te behandelen
leeftijd - Angstproblemen - Angststoornissen zijn goed te behandelen, maar de kans op terugkeer
blijft
Pubertijd; - Stemmingsproblemen - Unipolaire-stemmingsstoornissen (depressie) zijn goed te behandelen,
middelbare- maar de kans op terugkeer blijft; de bipolaire-stemmingsstoornis is
schoolleeftijd chronisch vanwege erfelijke aanleg
- Eet- en lijnproblemen - Eenmaal ontstaan, is een eetstoornis lastig te behandelen
- Problemen met middelen-misbruik - Eenmaal ontstane verslaving is ernstig en blijft, ook na afkicken,
levenslang een ‘zwakke plek’
- Schizofrenie is chronisch vanwege aanleg
- Schizofrenie en psychosen - Suïcidaliteit ontstaat over het algemeen vanaf de puberteit; het is een
- Omgaan met de dood en eigen ernstig verschijnsel maar over het algemeen goed te voorkomen en te
sterfelijkheid behandelen
H2. Classificatie, diagnostiek en epidemiologie
2.1 Inleiding
, Classificatiesystemen: systematische beschrijvingen van gedrag op basis van door
wetenschappers onderscheiden en gegroepeerde gedragskenmerken, met als doel in
te delen, bijvoorbeeld om te bepalen of er sprake is van een stoornis of om
onderscheid te maken tussen stoornissen.
Diagnose: behalve gedragskenmerken wordt ook vastgesteld of een kind lijdt onder
de problemen, behoefte heeft aan hulp of zorg en wel of niet optimaal functioneert.
Epidemiologisch onderzoek: houdt zich bezig hoeveel kinderen deze problemen
hebben en is hierbij ook geïnteresseerd in het vaststellen van factoren die de
problematiek van kinderen beïnvloed.
2.2 Classificatie
2.2.1 Definitie van classificatie
Classificatie: iets herkennen, er de juiste naam aan geven en het vervolgens indelen in
de juiste categorie.
Om te kunnen classificeren moeten we waarnemen, maar ook onderscheid kunnen maken
tussen de categorieën waarin we de waarnemingsresultaten indelen. Een waarnemer maakt
daarvoor gebruik van de kennis die hij heeft, en deze kennis is gebonden aan de persoon en
de tijd en cultuur waarin hij leeft. Onze kennis is niet statisch en kan worden uitgebreid. We
delen onze waarnemingen in omdat we behoefte hebben aan vereenvoudiging. Classificatie
biedt de mogelijkheid tot ordening: het leidt tot een beter begrip van wat er verschillend is
en wat hetzelfde is en brengt de wereld in kaart. Een goed classificatiesysteem waarmee
onderscheid gemaakt kan worden tussen verschijnselen maar tevens overeenkomsten gezien
kunnen worden en nieuwe verschijnselen kunnen worden ingedeeld, wordt gezien als de
basis van wetenschap.
Differentiaaldiagnose: afvragen of er nog een andere psychische stoornis is die
dezelfde symptomen kan veroorzaken en die dus uitgesloten moet worden.
Er zal moeten gekeken worden of het om een stoornis gaat of om problemen die bij de
leeftijd horen. Ook zal er nagegaan worden of de symptomen misschien veroorzaakt worden
door een andere aandoening met dezelfde symptomen als de stoornis. Men maakt in een
classificatieschema onderscheid tussen grote groepen stoornissen, zoals gedragsstoornissen,
psychotische stoornissen en angststoornissen. Ook worden de grote groepen onderverdeeld
in subgroepen. Een hupverleningsproces start vaak met de classificatie. Het ontstaan van een
stoornis en hulpverlening op maat te kunnen geven is diagnostiek nodig.
Diagnostiek: het proces waarbij na het vaststellen van de stoornis, wordt gekeken
naar het ontstaan ervan.
Het vaststellen van een psychische stoornis is een interpretatie en een kwestie van
observeren, dit is een subjectief proces. Door DSM-systeem wordt het wel zo objectief
mogelijk gemaakt.
2.2.2 Categoriale benadering van classificatie: DSM
Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders (DSM): systeem dat wereldwijd
gebruikt wordt bij het classificeren van psychische stoornissen.
Emil Kraeplelin (psychiater) wordt gezien als de grondlegger van de moderne
classificatiesystematiek. Dit had vooral een medische en somatische oriëntatie en waren
geënt op de toenmalige populatie van inrichtingspsychiatrie met ernstige stoornissen. De
eerste versie van DSM verscheen in 1952. Die baseerde zich vooral op de psychoanalyse en
kende grote aandacht voor ‘minder ernstige’ stoornissen, toentertijd aangeduid met het
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller zoexxzk. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.86. You're not tied to anything after your purchase.