Bevat een samenvatting van het Mikado bronnenboek.
104 pagina's, waar ook veel afbeeldingen in staan.
Staat per te kennen doel genoteerd.
Was er van de eerste keer door met 15/20.
Leert makkelijk.
Wij hebben een verleden (mens en maatschappij, domein Tijd, cluster
‘historische tijd’)
Prehistorie (van het vroegste begin tot het schrift)
• Je kan deze periode correct situeren op de tijdsband.
o … - ca. 3500 v.C.
• Je kan uitleggen hoe en wanneer de aarde ontstaan is.
o Men vermoed dat +/- 14 miljard jaar geleden 1 oerster m/e grote knal uiteenspatte.
Uit die Big Bang of oerknal ontstonden miljarden sterren. 1 van die sterren = onze
zon.
▪ Rond zon slingerde allerlei gassen en deeltjes. Deze materie vormde +/- 4.6
miljard jaar geleden een gloeiende bol = aarde.
• Aarde koelde langzaam af in een wolk van waterdamp. Deze wolk
viel neer als regen. Zo ontstonden meren, Zeeën en oceanen. In het
water groeide het 1ste leven. Insecten en schorpioenen waren de 1ste
dieren op het land. Later volgde 1ste zoogdieren en vogels.
• Je kan aangeven wanneer de dinosauriërs in onze streken leefden en hoe ze uitgestorven
zijn.
o 150 miljoen jaren geleden leefden in onze streken reusachtige reptielen:
dinosauriërs.
▪ Sommige waren vleeseters, anderen aten planten.
o 65 miljoen jaar geleden gin het plots mis.
▪ Sommige geleerden denken dat een enorme meteoriet tegen de aarde
botste.
• Deze veroorzaakte zoveel stof dat de zon jarenlang werd
verduisterd. De temperatuur daalde e/d reuzenreptielen stierven uit.
• Veel later vonden mijnwerkers i/h Waalse dorpje Bernissart 29
iguanodons. De volledige geraamtes van deze dino’s kun je in Brussel
bekijken.
• Je kan omschrijven hoe de eerste mensen leefden.
o +/- 40 miljoen jaar geleden leefde i/h Afrikaanse regenwoud een zoogdier.
▪ Was de voorouder v/d mens en bewoog zich voort op handen en voeten.
Toen het klimaat droger werd, veranderde het regenwoud in grasland.
• Op het grasland gingen de mensapen rechtop lopen. Ze leerden
steeds beter hun handen te gebruiken en maakten werktuigen van
keien, takken en beenderen.
o Om te overleven aten de primitieve mensen zowel vlees als
planten. Ze bleven niet altijd op dezelfde plaats. Onze verre
voorouders zwierven rond als jagers en
voedselverzamelaars.
,• Je kan de 5 mensensoorten in de juiste volgorde weergeven.
o Australopithecus → Homo habilis → Homo erectus → Neanderthaler → Homo
sapiens
• Je kan uitleggen hoe ze in de prehistorie vuur maakten.
o Er waren 2 manieren
▪ Door 2 stokken tegen elkaar aan te wrijven
▪ Door 2 stenen (vuursteen & ijzerhoudend gesteente) op elkaar te slaan tot er
vonken ontstonden.
• Je kan aangeven waarom de mens boer werd i.p.v. zwerver.
o 1ste mensen zwierven in familieverband rond op zoek naar wortels en vruchten.
▪ Ze sliepen in eenvoudige tenten of in grotten.
▪ Voor de jacht maakten ze wapens
o Belangrijk in de koude ijstijden was de macht over het vuur. Ontelbare keren
verbeterden mensen de techniek om een vlammetje te maken en het vuur brandend
te houden.
o +/- 12000 jaar geleden warmde de aarde op.
▪ Op vruchtbare gronden naast rivieren leerden de mens hoe ze graan konden
oogsten. Ze kweekten dieren bouwden hutten op goedgelegen plaatse.
• ➔ De zwerven werd een boer.
• Je kan uitleggen wat de eerste mensen deden met een dood rendier.
o In de laatste ijstijd was het rendier een gegeerde prooi. Alles v/h dode beest kon
dienen als eten, kleding, als tentmateriaal of als werktuig.
▪ Huid = tentzeil, kledij, riemen
▪ Vlees = voedsel
▪ Blaas: waterzak
▪ Vet = olielampjes
▪ Maaginhoud = voedsel
▪ Pezen = bindmateriaal
▪ Beenderen = harpoenen, pijlpunten, naalden
▪ Haren = bindmateriaal, kussens
▪ Gewei = werktuigen, speerpunten, harpoenen, naalden
▪ Schouderblad = schop, kan, vishaak, mes
• Je kan aangeven waar de eerste boeren in ons land leefden.
o Eerste boeren verschenen rond 5500 v.C. toen het klimaat zachter was. Ze maakten
gebruikt van grotten i/h zuiden van ons land om te schuilen v/d koude. De vroegste
boeren leefden in Hapsengouw, daar vonden ze water, vruchtbare grond en silex.
▪ Wange: ca. 5000 v.C.
▪ Vaux-et-borset: ca. 5000 v.C.
▪ Spiere: ca. 4000 v.C.
▪ Spiennes: ca. 4000 v.C.
▪ Obourg: ca. 4000 v.C.
▪ Kemmelberg: ca. 4000 v.C.
▪ Wéris: ca. 3000 v.C
▪ Mol: ca. 2500 v.C.
▪ Kruishoutem: ca. 2500 v.C.
• Je kan uitleggen wat silex is en waarvoor het dient.
o Silex was een vuursteen die werd gebruikt om werktuigen en wapens te maken.
,Oudheid (Egypte, Griekenland & Rome)
• Je kan deze periode correct situeren op de tijdsband. (Egypte)
o Ca 3500 v.C. – ca. 800 v.C. (Egypte) en ca. 500 (Griekenland & Rome)
• Je kan aangeven hoe de rivier De Nijl in het oude Egypte het werk bepaalde. (Egypte)
o Juli – oktober: de Nijl stroomt over, werken voor de farao
o November – maart: de Nijl is gezakt, zaaitijd
o April – juni: droge tijd, bevloeiings- en oogsttijd
• Je kan volgende begrippen verklaren: farao, hiërogliefen, mummie en sarcofaag. (Egypte)
Farao De titel gebruikt om koningen of koninginnen van Opper en Neder-
Egypte vanaf +/- 1500 v.C. aan te geven.
Hiërogliefen Een pictogram dat een woord, morfeem of klank uitbeeldt en onderdeel
is v/e pictografische schrift.
Mummie Stoffelijke overschot waarbij het ontbindingsproces na het overlijden
vrijwel tot stilstand is gekomen, zodat v/h lichaam niet alleen het skelet
overgebleven is maar ook de zachte delen, i/h bijzonder de huid.
Sarcofaag Doorgaans stenen kist waarin menselijke stoffelijke resten worden
bewaard.
• Je kan tonen op een kaart hoe ver het Romeinse Rijk zich uitstrekte in de 2e eeuw. (Rome)
,• Je kent de begrippen: Acropolis, heerbaan, Belgica, Colosseum, Circus Maximus,
gladiatorengevecht, amfitheater. (Rome)
Acropolis Grieks v/h hoogste punt v/d stad (polis) en is de naam die i/d steden
(poleis) werd gegeven a/d stadsburcht of citadel. (Burchtheuvel van
Athene)
Heerbaan Grote weg, hoofdverbinding v/d ene streek n/d andere; bij de wet
aangewezen weg waarlangs in- of uitvoer over de rijksgrenzen mag
plaats hebben.
Belgica Is een Romeinse provincie dat deel werd van het Romeinse rijk. (De
Gallische volksstammen werden één voor één verslagen door het
Romeinse leger. Er werden heerbanen aangelegd en er ontstonden
steden. Een versterkte stad in onze streken was Tongeren. Binnen
stadsmuren woonden ambachtslui en er waren grote opslagplaatsen
voor graan. i/d omgeving v/d stad woonden de rijke boeren in
villa’s)
Colosseum = amfitheater. Staat in Rome, vlak naast Forum Romanum. Hier
werden in de oudheid de gladiatorengevechten gehouden. Ook
streden hier christenen tegen leeuwen.
Circus Maximus Was in de oudheid een groot stadion i/h centrum van Rome. Het
circus werd voornamelijk gebruikt v/d populaire wagenrennen.
Gladiatorengevecht Zwaardvechter, kampvechter. Gladiatoren moesten elkaar i/d arena
op leven en dood bestrijden. De oorsprong v/d gevechten ligt in
Etrurië, waar zij de plaats van mensenoffers innamen.
Amfitheater Ovaal open gebouw uit de Romeinse oudheid dat gebruikt werd
voor gladiatorengevechten, jachtpartijen en gevechten met wilde
dieren.
, • Je kan de problemen in het Oude Rome vergelijken met die van de grootstad vandaag.
(Rome)
o 2000 jaar geleden woonden er in Rome evenveel mensen als vandaag in Brussel.
Meer dan 1 miljoen Romeinen binnen 1 stadsmuur zorgde voor problemen die wij nu
ook kennen:
▪ Afval, verkeersopstroppingen, werkloosheid.
o Eten v/d stadsbewoners werd aangevoerd v/h platteland. O/d vele markten van
Rome werden producten verkocht die uit heel het Romeinse rijk afkomstig waren.
▪ Al die Romeinen moesten een dak boven het hoofd hebben.
• Gewone man leefde in appartementsblokken
• Rijke Romeinen bouwden luxueuze villa’s
• Je kan deze figuren schetsen in de Romeinse oudheid: Julius Caesar, Ambiorix. (Rome)
o Julius Caesar
▪ Veroverde i/d 1ste eeuw v.C. onze streek. De Gallische volksstammen werden
1 voor 1 verslagen door het Romeinse leger.
o Ambiorix
▪ Leidde i/d 1ste eeuw v.C. een opstand van de Galliërs tegen de Romeinen.
(Standbeeld in Tongeren)
Middeleeuwen (Tijd van burchten en steden & tijd van revoluties)
• Je kan deze periode correct situeren op de tijdsband.
o Ca. 500 – ca. 1500
• Je kan uitleggen hoe en wanneer er een einde kwam aan het Romeinse rijk.
o Door Germaanse invallen viel het Romeinse rijk rond 500 uiteen. Dit was het begin
v/d middeleeuwen.
• Je kan de rol van de Noormannen in deze tijd situeren.
o I/d volgende eeuwen nam de onveiligheid nog toe, vooral door de plunderingen v/d
Noormannen. Wegen en steden geraakte in verval.
▪ Om zich te beschermen tegen plunderaars, bouwden plaatselijke bevolking
burchten. Ook abdijen werden versterkt.
o Rond het jaar 1000 keerde de rust terug. Aan oversteekplaatsen van rivieren en aan
kruispunten bouwden ambachtslui en handelaars steden.
• Je kan de rol van de abdijen en de Kerk in deze periode verwoorden.
o In het leven v/d middeleeuwer speelden de christelijke godsdienst e/d kerk een
belangrijke rol.
o Grootste deel v/d bevolking woonde o/h platteland. Hier speelden het leven zich af
rond de burchten en abdijen.
▪ Boeren moesten in ruil voor bescherming werken v/d adel e/d geestelijken.
o Zware belastingen maakten het leven v/d gewone landbouwers bijzonder moeilijk.
▪ Platteland zorgde v/d bevoorrading v/d steden
• Geregeld misoogsten
o Vaak veroorzaakt door slecht weer of jarenlange oorlogen.
▪ Hongersnoden & besmettelijke ziektes maakten veel
slachtoffers
,• Je kan de rol van de steden Gent en Brugge uitleggen.
o Gent
▪ Was tijdens de middeleeuwen een grote stad in Europa.
▪ Lag aan de samenvloeiing van Schelde en Leie en aan een belangrijke
handelsweg naar de kust.
▪ De graaf van Vlaanderen had er een burcht en i/d stad lagen grote abdijen
o Brugge
▪ Concurrent van Gent.
▪ De zeearm v/h Zwin verbond Brugge m/d Noordzee.
▪ Handelaars uit alle delen van Europa kwamen naar Brugge, dat hat Venetië
v/h Noorden genoemd werd.
• Je kan de rol van boeren, adelijken en geestelijken beschrijven.
o Boeren
▪ Moesten in ruil voor bescherming werken v/d adel e/d geestelijke
o Adelijken
▪ Bescherming van clerus & boeren
o Geestelijken
▪ Mensen die zich bezighielden m/h geloof: bisschoppen, monniken &
priesters.
• Je kan de begrippen ambachtslui, handelaars en gilden uitleggen.
o Ambachtslui
▪ Toverden de grondstoffen om tot veel gevraagde luxegoederen. Iedere
ambachtsman had zijn specialiteit: spinnen, weven, vollen, verven, scheren.
De meeste waren loonarbeiders en werkten thuis. Ze waren georganiseerd in
ambachten.
o Handelaars
▪ Kochten op verre markten wil als grondstof voor laken, en vlas als grondstof
voor linnen. Ze waren verenigd in gilden. Nadat ambachtslui producten
hadden gemaakt, verkochten handelaars afgewerkte producten over heel
Europa
o Gilden
▪ Beroepsgroep of beroepsvereniging die als fenomeen opkwamen i/d
middeleeuwen en bestaan heeft tot in de 18de eeuw.
, • Je herkent de foto’s en afbeeldingen van deze periode.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller daphnevandoninck. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $13.40. You're not tied to anything after your purchase.