Lokaal bestuur
Hoofdstuk 1 Inleiding
Kenmerken van een gemeente(bestuur):
1. De gemeente heeft de jurisdictie over een specifiek gebied; de gemeente beschikt
over publiekrechtelijke bevoegdheden binnen haar eigen territoriale gebied. Regels
en verordeningen van een gemeente gelden voor alle burgers die zich binnen de
grenzen van dit gebied bevinden.
2. De gemeente is ondergeschikt aan de hogere autoriteit. Er is geen sprake van een
directe bevelsverhouding: de gemeente moet binnen de grenzen van hogere wet- en
regelgeving blijven.
3. Het bestuur van de gemeente is democratisch gelegitimeerd door middel van
verkiezingen. Bij de gemeenteraadsverkiezingen kiezen burgers het bestuur van hun
gemeente.
4. De gemeente heeft het recht om van haar burgers belasting te heffen.
5. De gemeente heeft een open huishouding. Het gemeentelijke takenpakket is in
principe onbeperkt. Dit laatste onderscheidt het gemeentebestuur bv. van het
waterschap, waarvan de taken nadrukkelijke zijn omschreven. In Nederlandse
verhoudingen bestaan drie bestuurslagen met een openhuishouding:
a. Het Rijk
b. Provincies
c. Gemeenten
Vanwege dit algemene karakter zijn deze drie bestuurslagen bij uitstek geschikt om
te komen tot integrerend bestuur waarin de verschillende terreinen van
overheidszorg op elkaar zijn afgestemd en de verschillende belangen zijn afgewogen.
6. De gemeente is de fysiek meest nabije en territoriaal kleinste overheidslaag
Het gemeentebestuur staat het dichtst bij de burger; de eerste overheid burgers zijn sterk
betrokken. Dit geld voor de taken in de directe leefomgeving van de burgers:
- Ophalen van huisvuil (intergemeentelijke samenwerkingsverbanden of uitbesteding)
- Bijhouden van plantsoenen en parken
- Lokale wegen aanleggen en herbestraten
- Verkeersdrempels aanleggen
- Bijstandsuitkeringen uitkeren
- Zorgtaken:
1. zorg aan langdurig zieken en ouderen
2. hulp bij het vinden van werk
3. jeugdzorg
Gemeenten voeren veelal rijksbeleid uit. In gemeenten ligt de gedachte ten grondslag dat
het efficiënter en effectiever is om rijksbeleid lokaal uit te voeren. Dan kan met plaatselijke
omstandigheden rekening worden gehouden, waardoor de kans groter is dat met het beleid
de doelen worden bereikt die de nationale overheid zich heeft gesteld. Keerzijde: naarmate
gemeenten meer vrijheid van handelen hebben, zal ook de kans groter worden dat zij een
eigen beleid gaan voeren dat afwijkt van de bedoelingen van de nationale wetgever. Een
grotere kans op lokale verschillen in beleid, waardoor de rechtsongelijkheid vergroot wordt.
,Gemeenten werken veelal samen met andere gemeenten.
Gemeentebestuur betekent zowel zelfbestuur (van en door lokale gemeenschap) als
medebestuur (samen met provinciale en nationale overheden, vaak met andere
gemeenten). Er zijn twee rollen van de gemeente te schetsen:
- De gemeente als gemeenschap
- De gemeente als publieke dienstverlener
Verschillen tussen gemeenten zijn mede te verklaren door:
- Het inwoneraantal
- Stedelijkheid, er zijn stedelijke gemeenten, plattelandsgemeenten en
randgemeenten. Een derde van de Nederlands woont in gemeenten die weinig
stedelijkheid kennen. Stedelijke gemeenten hebben meestal een bovengemiddeld
aantal voorzieningen te bieden.
- Cultuur, verschillen tussen gemeenten worden sterk beïnvloed door hun politieke en
bestuurlijke cultuur.
De gemeenteraad is het hoogste orgaan van een gemeente.
Hoofdstuk 2 Binnenlands en lokaal bestuur de leer en de essentie
De formele structuur van het binnenlands bestuur staat niet op zichzelf: er is veel over
nagedacht en er liggen tal van normatieve uitgangspunten aan ten grondslag.
Johan Rudolph Thorbecke (1798-1872)
Vanaf 1795 kwam er een einde aan de autonomie van het lokale bestuur: gemeenten
werden slechts administratieve lichamen, ondergeschikt en verantwoording verschuldigd
aan het uitvoerend bewind, “de centrale regering” van de Republiek.
De Grondwet van 1841 kende een grote mate van autonomie voor de plaatselijke besturen
maar in combinatie met een krachtig centraal bestuur.
1848 Grondwetsherziening
1850 Provinciewet
1851 Gemeentewet
Biologisch organisme: de staat bedraagt een georganiseerd volk, waarbinnen verschillende
gelijkwaardige groepen leven. Iedere groep (=deel van het organisme) is op zichzelf
belangrijk. Gemeenten, provincies en de nationale overheid vormen alle drie een deel van
het grotere geheel, de staat.
Het nationale belang ging boven het provinciale belang en het provinciale belang ging boven
het lokale belang.
Soevereiniteit van de staat
Soevereiniteit was alleen voor de staat (niet voor provincies en gemeenten).
Gedecentraliseerde eenheidsstaat: staatsvorm waarin de landelijke overheid dominant is
via wetgeving en toezicht, maar waarin overige territoriale eenheden zelfstandige
bevoegdheden hebben (houden aan wet- en regelgeving, maar hoe je hier invulling aan
geeft, mag je zelf bepalen)
discussie over de mate van centralisatie (eenheid) en de mate van decentralisatie
(verscheidenheid).
, Deconcentratie: De nationale overheid voert ter plaatse zelf het eigen beleid uit.
Buys en Oppenheim neigen ertoe om de autonomie van de gemeenten voorop te stellen.
- Oppenheim: plaatste de gemeente in zijn driekringenleer als het ware tegenover de
nationale overheid. Volgens hem was de staat een gehaal van drie zelfstandige
huishoudingen: Rijk, provincies en gemeenten. Elke bestuurslaag had een volledig
autonome verantwoordelijkheid.
- Buys: beklemtoonde de lokale autonomie versus medebewind. Het paste in het
calvinistische gedachtegoed (de staat als meest omvattende gemeenschap naast de
kleinere gemeenschappen plaatsen).
- Van Poeltje: De nationale overheid werd steeds meer werd steeds meer boven het
lokale bestuur gedacht. De Nederlandse bevolking accepteerde steeds minder
verschillen tussen gemeenten.
- Brasz: doelmatig uitvoeren van de taken van de overheid stond centraal. Dat kon
door de verdeling van taken en bevoegdheden tussen het Rijk en gemeenten te
bepalen.
Verschuiving van verscheidenheid naar eenheid.
Autonomie en medebewind
Autonomie: verwijst naar de vrijheid van gemeenten om hun eigen huishouding te regelen.
Medebewind: verwijst naar de uitvoering van rijksbeleid door gemeenten: loket zijn voor de
nationale overheid ter plaatse.
De autonome taken en bevoegdheden ontleent de gemeente aan de Grondwet en aan de
Gemeentewet. De Gemeentewet verschaft het gemeentelijk bestuur de algemene, niet
gespecificeerde bevoegdheid “tot regeling en bestuur inzake de huishouding van de
gemeente”.
Deze autonomie geeft gemeenten het initiatiefrecht om zelf nieuwe taken ter hand te
nemen.
De meeste autonome bevoegdheden liggen bij de raad. De medebewindstaken zijn verdeeld
over de drie bestuursorganen van de gemeente: de gemeenteraad, het college van
Burgemeesters & Wethouders (B&W) en de burgemeester.
Maken van verordeningen en het vaststellen van plannen: gemeenteraad
Taken en bevoegdheden met een relatie tot de openbare orde: burgemeester
Andere bestuurstaken en bevoegdheden: college van B&W (bv. vergunningen verstrekken)
Op grond van grote verschillen in beleidsvrijheid valt het medebewind nader te typeren:
o Politiek medebewind: laat de wet de gemeenten bij de uitvoering de ruimte om te
komen tot lokale normstelling. In politieke organen kan het eigen beleid voor de
uitvoering voor het rijksbeleid worden vastgesteld.
o Ambtelijk medebewind: bestaat geen ruimte voor lokale normstelling, maar laat de
wet wel voldoende ruimte om (op ambtelijk niveau) vooral recht te doen aan de
doeleinden van de wet. Hoe die doeleinden moeten worden bereikt, is niet in detail
voorgeschreven.
o Mechanisch medebewind: wordt nauwkeurig voorgeschreven hoe van geval tot
geval moet worden gehandeld: formeel laat de wet de gemeente geen ruimte meer
bij de uitvoering van de wet. De landelijke normstelling is zo specifiek dat de
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller lisa0022. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.54. You're not tied to anything after your purchase.