Psychologie
Hoofdstuk 1: psychologie als wetenschap
• Verschillende stromingen binnen de psychologie
•
• Met elk een andere kijk op de mens
• ( psychoanalyse-onbewuste, behaviorisme-gedrag, humanistische-therapeutische relatie,
systeemdenken-communicatie onder de loep nemen , cognitieve-voor angstklachten,
evolutiepsychologie)
• Psyche= ziel
• Logo= woord
• Otto frank volgeling van freud ze vonden freud een stoorzender hij was de grondlegger van
de klinische psychologie
1. Kenmerken van wetenschap
Domein
• Onderwerp van bep wetenschap of dicipline
• Behaviorisme--) gedrag
• Psychoanalyse--) onbewuste
Hypothesen en theorieën
• Systematische ordening
• Van inzichten over een gebied vd werkelijkheid
• Hypothese= bv iemand die veel gamed is agressief ( wet stelling die nog niet bewezen is)
• Theorie vorm je op basis van je hypothese ( opgebouwd uit stellingen en inzichten)
• Evolutiepsychologie steunt op theorien van charles darwin
Reductie
• Elke wetenschap is vereenvoudiging vd totale werkelijkheid
• Bv: H2O is vb van reductie want we weten dat water h2o is maar das een reductie want bij
onsn roept water de zee op (edmund husserl)
• Iedere psychologische theorie faalt
• What t-its like to be a bat = al is je inlevingsvermogen zo groot je pogingen zijn om te
mislukken want we zullen het nooit weten
Intersubjectieve overeenstemming
• Het eens zijn met de regels ( iets geldig of waar voor groep mensen onderling)
• Intra gaat over 1 iemand
• Inter is tussen de mensen (tussen mensen zijn we het dus eens met elkaar)
• Bv zelf al leeft god de christenen geloven in iemand en de anderen ook in anderen
• Intersubjectief geloof
• Wetenschap streeft naar intersubjectieve overeenstemming tussen diegenen die zich aan
wetenschappelijke regels houden
Formulering
• Communiceerbaar ( duidelijke begripsomschrijving van begrippen die we hanteren in de
psychologie)
• Ondubbelzinnig geformuleerd
, • Voordeel van vaktermen= doorhun omschrijving is een economische en efficiënte
communicatie mogelijk
Voortgang
• Wetenschap evalueert
• Je begint nooit met een blanco blad
• Volgens thomas kuhn verloopt ontwikkeling van wetenschap niet homogeen:
• Paradigma’s volgen elkaar op ( samenhangende visie, theoriën)
• Paradigma= referentie kader dat bepaalt welke vragen zijn en hoe er oplossing voor is
• Bij de oude visie stond de mens centraal
• Cyclische voortgang ( feiten, hypothesen, integreren in theorie, experiment)
Kritisch
• Het oordeel van een panel wetenschappers
• Als men tot tot intersubjectieve overeenstemming komt en wetenschappers het eens zijn dat
het geaccepteerd word binnen de wetenschap
Mensbeeld en filosofisch gedachtengoed
• Elke wetenschap impliceert een mens- en wereldbeeld, een visie, een levensbeschouwing is
ofwel onderliggend bij het formuleren van nieuwe paradigma of vloeit als een onlosmakelijke
conclusie voort uit de opgebouwde theorieën.
• Ortho:
• normalisatie, integratie, inclusie > gelijkheid
• gedachtengoed weerspiegelt de sfeer vd periode waarbinnen de wetenschap tot bloei komt
• mensenbeelden in 3 indelen
o het organische mensbeeld: ziet mensen als geheel, organismes zijn meer dan
oorzaak en gevolg --) systeemdenken
o mechanistisch : elementen beïnvloeden elkaar
o personalistisch: omschrijft mensen als uniek
3.2 niet-psychometrische methoden
• Observatie
o Waarnemen en registreren
o Participerende observatie ( bv als iemand kaart speelt de observator mee kaarten)
o Methodologische fouten worden geminimaliseerd
• Introspectie
o Door een persoon bij zichzelf vastgestelde gedachten en gevoelens een vorm van
zelfwaarneming
o Letterlijk naar binnen kijken
o
• Interview
o Minder gestructureerd
o Valkuil is projectie= de eigen gedachte word aan de geïnterviewde toegeschreven
• Anamnese
, o Ontstaansgeschiedenis of gevalsgeschiedenis is subjectief verhaal van client zelf of
hoe zij denken dat een klacht ontstaat dus nagaan wat er gebeurd)(mensen kijken
zelf naar ontstaan van hun probleem)
• Gevalstudie
o Focus op bv een gezin dus de focus op 1 case
o Anamnese is de ontstaansgeschiedenis bij de gevalstudie komt alles samen
o intensieve bestudering van één praktijkgeval
o globaal inzicht in een gegeven problematiek
o multidisciplinaire benaderingswijze:
o medische gegevens
o anamnese
o vragenlijsten
o interview
o testuitslagen ...
o voordelen:
o diepgaande en gedetailleerd
o verkennen thema
o nadelen:
o resultaten niet zomaar te veralgemenen
• Projectieve technieken
o persoon schrijft eigen karaktertrekken, emoties en motieven toe aan iets of iemand
buiten zichzelf, volledig of grotendeels onbewust
o ongestructureerd betekeningloos materiaal
o Projectieve testen
o Thematische Apperceptie Test (Murray 1930)
o Rorschachtest
o Projectie bruikbaar bij diagnostiek en therapie
• Thematic appercaption test = je laat mensen dingen zien en zij vertellen er zelf hun verhaal
over
• *Children apperception test= wa is er gebeurd en wa zou het gevolg zijn zo vertellen
kinderen uit hun leven wat er gebeurd
• *Familie in dieren= bv teken je gezin in dieren, de vraag is dan wie is mijn gezin zit de opa en
oma erbij of bep mensen die er niet opstaan ( een simpele tekening kan veel vertellen over
de dynamieken in een gezin)
• *House tree person=projectieve test ze vragen aan kinderen om huis person en boom te
tekenen dan stel je vragen hoe oud is die wat zijn de hobbys ?... maar de drie bovenste zijn
niet psychometrisch en daarbij moet je kunnen zeggen welke van de drie het is .
• Projectie= mensen de kans geven om iets te vertellen over zichzelf
Psychometrische methoden = getallen,
Eperiment, correlationeel onderzoek en testen
! In tegenstelling tot correlationeel onderzoek gaan we bij een experiment altijd manipuleren
! in correlationeel manipuleren we nooit
! In een experiment manipuleer je altijd zodat je kan zeggen dat het 1 de oorzaak is van de ander
= causale verbandnen
, 3.3 experiment
• Populatie ( bv: jongeren 18-24 in vlaanderen , alcoholgebruik jongeren en hun impact op
reactie snelheid)
• Steekproef ( met deel van de populatie):
• at random steekproeftrekking/ aselecte steekproef ( lukraak)
• representatieve steekproef ( moet representatief zijn )
• controlegroep en experimentele groep
• controlegroep= niet manipuleren = nodig om te vergelijken
• experimentele groep= wel manipuleren (manipulatie vn 1 variabele want we willen causale
verbanden)
• condities= iedereen zit in 1 conditie = het is een omstandigheid
- in experimenten worden ook placebo’s gebruikt = om storende beinvloeding uit te sluiten ,
het is een nepmiddel er zit geen werking in een pil maar omdat het is voorgeschreven ‘
werkt’ het
- in experiment verband zoeken tussen 2 variabelen
Experiment: variabelen
• variabele is
o een grootheid
o verschillende waarden
o te meten
o leeftijd
o geslacht
o studieniveau
o gewicht
o alcoholinname en reactietijd ( gaan we onderzoeken)
- in ons experiment kunnen we deze variabele manipuleren : alcoholinname
= de onafhankelijke variabele
- Onafhankelijke variabele: ( alcoholinname)
is de variabele die de onderzoeker manipuleert
- Afhankelijke variabele ( reactietijd)
de variabele waarvan men nagaat of hij varieert bij veranderingen in de onafhankelijke
variabele,
variabele waarvan de onderzoeker de waarde voorspelt, niet onder controle heeft.
- In ons experiment hebben we 3 condities
▪ Conditie 1 : 2 stellas
▪ Conditie 2: 4 stellas
▪ Conditie 3: 6 stellas
- controlegroep
om het effect van de onafhankelijke variabele na te gaan
- condities
de verschillende situaties waarin een proefpersoon kan terecht komen
• dubbel blind
nog de leider nog de proefpersonen weten aan welke conditie ze toegewezen zijn , objectief
moet er geregistreerd worden = deceptie
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller EmmyGovaert. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.62. You're not tied to anything after your purchase.