Belang voeding voor DA
• vervullen basisbehoeften
• productiedieren: efficiëntie en rendement
• preventie van ziekten
• (ondersteuning bij) genezing
• accumulatie van schadelijke stoffen – detoxificering ervan
• dierenwelzijn
Enkele termen
• nutriënt: dingen die je kan analyseren in het voer of functionele delen
worden aangebracht - voedingsstof
door - bv. eiwit, vet, calcium vitamine E
• ingrediënt (voedermiddel)
- iedere stof, met inbegrip van additieven, die bij de vervaardiging of bereiding van
een levensmiddel wordt gebruikt en die in het eindproduct, eventueel in gewijzigde
vorm, nog aanwezig is
- bv. soja, maïsolie, tarwe, kopersulfaat
Indeling van nutriënten koolhydraten
vetten
water
eiwitten
nucleïnezuren
voeder
organische zuren
vitaminen
organisch (macro-nutriënten)
droge stof
anorganisch (micro-nutriënten) mineralen (ruwe as)
Indeling plantaardige ruwvoeders
Van Soest: basis vezelanalyse
Celinhoud: daar is het dier op uit
- vetten
- suikers, organische zuren en water
- pectine (fermentatie), zetmeel
- niet-eiwit stikstof
- oplosbare proteïnen
Celwand: vezels niet-oplosbaar in neutraal detergent, wel oplosbaar in zuur detergent!
- hemicellulose
- vezelgebonden eiwit
- cellulose
- lignine afgebroken door ADF (acid-detergent fibre)
- gelignineerd stikstof
- silicum (as)
,Hoe nutriënten analyseren?
De beste analyse geeft weer hoe goed een nutriënt kan gebruikt worden voor een bepaald proces,
maar dat is vaak moeilijk om in een labo te analyseren.
De praktische indeling gebeurt o.b.v. Weende-analyse/proximal analysis;
- DS = droge stof/dry matter
- RAS = ruwe as/crude ash
- RE = ruw eiwit (N)/crude protein
- RC = ruwe celstof (vezelbepaling)/crude fibre
- RVET = ruw vet/ crude fat = ether-extract
- OK = overige koolhydraten/nitrogen-free extract
- OS = organische stof/organic matter = alles wat niet anorganische is (water en mineralen)
OK = 100 – DS – RAS – RE – RC – RVET
Wat geen droge stof is, is vocht.
Koolhydraten: vezels
Overige koolhydraten: suiker, zetmeel
Simpele rekenregeltjes:
• OK = DS – RAS – RE – RVET – RC
• DS = RAS + RE + RVET + RC + OK
• DS = totaal – VO
• OS = totaal – VO – RAS
Moeilijkheden in voederformulatie
Verschillende ingrediënten geven dezelfde nutriënten. Voer wat je al jaren hebt kan (door
prijsvariaties van ingrediënten) tóch veranderen.
Het eerste nutriënt: water
Kwantitatief belangrijk onderdeel.
Conservatieve relatie eiwit/water.
Belangrijke uitwisseling in darm (diarree/obstipatie).
Belangrijke functies in lichaam.
Vochtgehalte zegt iets over spiermassa.
Vetweefsel bevat minder vocht.
Water hangt automatisch aan eiwit.
Waarom hebben we vocht nodig?
• Thermoregulatie: zweten, drinken
• Transport: excretie en secretie, bloed, lymfe, oplosbaarheid van zouten
• Biochemische reacties: hydrolyse, niet toxisch eindproducten van oxidatie krijgen
• Bescherming (schokabsorptie): smeermiddel, ‘airbag’
Hydrolyse: lichaamsreacties waar water bij betrokken is, bv. glucose verbranding.
Niet alle dieren kunnen zweten (bv. kip)
Soorten water
• vrij water: drinkwater
, • gebonden water: bv. in een appel/wortel (¾)
• metabolisch water: ontstaat uit reacties vogels proberen al hun metabolische water te
regenereren
• endogeen water (resorptie van bv. water uit dode cellen): mobilisatie
Belang van vochtgehalte
Op droge basis bevat raapjes toch meer koolhydraten. Dieren eerder gebaseerd op droge stof i.p.v.
op een verse basis.
80% = 800 g/kg
Vochtbehoefte
= niet constant.
• droge vs. natte voeding
• klimaat
• grootte van het dier: afh. van metabool gewicht kleiner dier heeft een relatief groter
oppervlak en meer drinkbehoefte
• leeftijd
• diersoort: vogels
• productie
• voeding zelf: zout, eiwit, vezel (‘spons’)
Kat kan bij blikvoer theoretisch zonder water.
Meer zout in voer leidt tot meer drinken bij zeugen.
Wateropname is belangrijk voor de melkproductie.
Waterkwaliteit
• bacterieel
• toxicologisch
• temperatuur: kan de hoeveelheid van wateropname bepalen
• nuttige voedingsstoffen ? (mineralen)
Manieren om water te verstrekken
• drinkwaterbak
• drinknippel: VD = gemak, continu || ND = werkt het nog?
• brijvoedering (gebonden water)
• andere
2e nutriënt: koolhydraten
• vrij schaars in dieren (3-7%)
- lactose
- glucose in bloed
- glycogeen in spier en lever
gebonden suikers: glycolipiden en glycoproteïnen (bv. kraakbeencomponenten)
• rijkelijk aanwezig in planten (merendeel vezels)
- hoewel niet altijd makkelijk verteerbaar
Indeling van koolhydraten op basis van lengte
• suikers: 1 tot 10 monomeren
• oligosacchariden: worden als prebioticum gebruikt om darmbioom te behouden
- alle suikers behalve monosacchariden
- dus: 2 tot 10 monomeren
, • polysacchariden: zetmeel, cellulose hebben een stapel-/structuurfunctie
- homosacchariden: zetmeel (alleen glucose)
- heterosacchariden: pectines
Suikers vs. niet-suikers
suikers monosacchariden pentosen: moeilijker te benutten
hexosen: makkelijk te benutten
oligosacchariden disacchariden
trisacchariden
tetrasacchariden
niet-suikers (>10) polysacchariden homoglycanen
heteroglycanen
complexe koolhydraten glycolipiden
glycoproteïnen
Monosacchariden
monosacchariden pentosen arabinose (weinig nut)
xylose
xylulose
ribose
ribulose
hexosen glucose
galactose
mannose
fructose
• L-isomeren: weinig voorkomend en minder goed benutbaar
• D-glucose: bloed, honing, fruit, plantensap (druivensuiker)
- minder zoet dan sucrose
- industrieel uit hydrolyse van maïs
- te vergisten tot ethanol en koolzuurgas
• D-galactose: in lactose en agar
• D-mannose: in mannanen (planten)
• D-fructose: vrij en gebonden in fruit en honing
- ahornsiroop: insuline-resistentie
- aanleiding tot diabetes
D-suikers zijn veel beter bruikbaar in het lichaam dan L-suikers. Dit heeft te maken met dat enzymen
van biochemische reacties D-suikers beter opnemen dan L-suikers.
De meeste goed benutbare koolhydraten zijn opgebouwd uit hexosen.
Doorgaans zijn koolhydraten opgebouwd uit pentosen moeilijk enzymatisch verteerbaar en ook
moeilijk benutbaar na absorptie.
Ribose is wel ruim aanwezig als onderdeel van RNA.