100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
Previously searched by you
Samenvatting - 4.3P Sensitivity & Comp. in Div. Context (FSWP3041O) Master Onderwijswetenschappen en Onderwijspsychologie Leren en Presteren$24.97
Add to cart
4.3P Sensitivity & Comp. in Div. Context (FSWP3041O)
All documents for this subject (2)
Seller
Follow
erasmusuniversitysummaries
Reviews received
Content preview
Project 1: On Diversity
Describe, compare, critique and apply the main theories and concepts on diversity and related
concepts
1. Acculturation
Berry (2005) describes acculturation as follows: “Acculturation is the dual process of cultural and
psychological change that takes place as a result of contact between two or more cultural groups and
their individual members.” (p. 698)[1]. Berry’s theory has provided the framework for other scholars
describing integration and assimilation processes of migrants.
Berry, J. W. (2017). Theories and models of acculturation. In S. J. Schwartz & J. B.
Unger (Eds.), The Oxford handbook of acculturation and health (pp. 15–28). Oxford
University Press.
Acculturatie is een duaal proces van culturele en psychologische verandering door contact tussen
twee of meer culturele groepen en de leden van deze groep.
1. Culturele verandering: verandering in sociale structuren, instituties en culturele normen.
2. Individuele verandering: verandering in het gedrag, waarden, identiteit en attitudes van
mensen door de ontmoetingen met andere culturele groepen/externe cultuur en/of de
veranderende eigen cultuur. Bijvoorbeeld: het leren van een nieuwe taal of leren hoe je je
gedraagt naar de sociale normen.
De niveaus zijn gescheiden, omdat er een interactie kan zijn tussen het culturele en individuele
niveau en omdat de individuele verandering niet bij iedereen hetzelfde is (niet iedereen gaat op
dezelfde manier met een culturele ontmoeting om). Er zijn verschillende acculturatiestrategieën
(bijv. rejectie of assimilatie).
Typen verandering:
1. Indirect (niet cultureel, maar ecologisch door verandering habitat)
2. Delayed (verandering na jaren contact)
3. Reactief (groepen gaan weer terug naar de traditionele manier van leven in plaats van meer
op de dominante groep te gaan lijken)
Nieuwe dimensies van acculturatie:
1. Culturele diffusie: acculturatie kan plaatsvinden zonder direct contact met andere groepen,
bijv. via de media en toerisme
2. Vindt plaats over langere tijd
3. Er is niet langer één dominante groep: verschillende etnische groepen, complexer netwerk
van contacten
4. Contacten binnen plurale samenlevingen door migratie op grote schaal
5. Duale aanpak om het te onderzoeken: niet alleen positivisme (kwantitatief), maar ook sociaal
constructivisme (kwalitatief)
Interesse in acculturatie door:
1. Europese kolonisatie
2. Globalisering en multiculturalisme
3. Neokolonisatie (inbreuk op land en bronnen)
,Kerncomponenten van acculturatie
1. Contact tussen groepen en de leden van deze groepen leidt tot culturele en psychologische
verandering (er kan een wederzijdse interactie zijn tussen veranderingen op het culturele en
individuele niveau). Deze veranderingen leiden vervolgens tot verschillende vormen van
adaptatie.
2. De aard van de contactrelatie moet worden bestudeerd: doel van het contact (economisch,
kolonisatie, politieke dominantie, migratie). Er zijn drie dimensies om de groepen te
beschrijven: vrijwillig-niet-vrijwillig, sedentair(op eigen land)-migrant (ver van hun thuisland)
en permanent-tijdelijk. Dit leidt tot 6 groepen:
2.1. Indigenous people: sedentair en onvrijwillig.
Ze zijn op hun eigen land en worden vaak onvrijwillig bezet / ingenomen door een
andere staat, waardoor hun eigen land krimpt en ze een minderheidsgroep worden in
de grotere plurale samenleving.
2.2. Etnoculturele groepen: sedentair en vrijwillig (omdat ze afstammelingen zijn van
eerdere migranten die er al woonden).
Stammen af van eerdere migranten. Hebben zich gesetteld in eigen herkenbare
groepen, vaak met gevoel voor de eigen culturele erfenis (bijv. taal en gedeelde
identiteit). Vaak vrijwillige deelname aan het nationale leven.
2.3. Immigranten: migrant, vrijwillig en vaak permanent.
Gaan naar een ander land, vaak omdat zij denken hier een beter leven te krijgen (dus
vrijwillig). De pull-factoren (wat een ander land aantrekkelijk maakt) zijn sterker dan
de push-factoren (die hen dwingen te vertrekken uit eigen land).
2.4. Sojourners: migrant, vrijwillig en tijdelijk.
Zijn tijdelijk in een ander land, met een vast doel (bijv. internationale student,
diplomaat, gastarbeider). Kunnen aarzelen om contacten aan te gaan of zich te
identificeren met de samenleving, omdat ze weten dat ze uiteindelijk terug gaan.
2.5. Asylum seekers (asielzoekers): migrant, onvrijwillig.
Verlaten onvrijwillig hun thuisland (de push-factoren zijn groter dan de pull-factoren).
Vragen asiel aan/toegang tot het land.
2.6. Refugees (vluchtelingen): migrant, onvrijwillig.
Verlaten onvrijwillig hun thuisland (de push-factoren zijn groter dan de pull-factoren).
Hebben toegang tot het land gekregen met de status vluchteling.
Push-factoren: factoren die het thuisland onaantrekkelijk maken.
Pull-factoren: factoren die een ander land aantrekkelijk maken.
Verschil in groepen is van belang, want (1) verschil in macht, bronnen en grootte en (2) verschil in
attitudes, motieven, waarden en capaciteiten.
3. Culturele verandering: alle groepen in het contact veranderen en worden etno-culturele
groepen in het proces van acculturatie. Echter, er is wel verschil in de mate waarin de
groepen veranderen, afhankelijk van de macht die ze hebben.
4. Individuele verandering: de psychologische acculturatie leidt uiteindelijk tot adaptatie.
4.1. Gedragsmatige veranderingen: meer oppervlakkige veranderingen (kleding, eten,
taal) en diepere veranderingen (culturele identiteit, waarden en persoonlijkheid).
4.2. Acculturatieve stress: onzekerheid, angst, depressie.
4.3. Acculturatie strategieën: hoe men omgaat met acculturatie.
5. Adaptaties: de lange-termijn uitkomsten van acculturatie. Gaat om hoe goed individuen het
doen in hun eigen groep en in de bredere samenleving. Soorten adaptatie:
5.1. Interne/psychologische adaptaties: feeling well. Persoonlijke gezondheid, welzijn,
je goed voelen.
Positieve psychologische adaptatie: welzijn, zelfvertrouwen, een coherent gevoel
, van identiteit.
3 dimensies van negatieve psychologische adaptatie:
5.1.1. Angst door gevoelens van onzekerheid wanneer je niet weet hoe je te
gedragen in intercultureel contact.
5.1.2. Depressie door gevoelens je eigen cultuur te verliezen.
5.1.3. Psychosomatische problemen: verteringsstelsel, slaap.
5.2. Sociaal-culturele adaptaties: doing well. het goed doen in de samenleving, succes
op school en werk.
Positieve kant sociaal-culturele adaptatie: het kennen van de regels, normen en
waarden in omgang in de samenleving door social learning.
Negatieve kant sociaal-culturele adaptatie: deviant sociaal gedrag, individueel
gedrag (verslaving) en gebrek aan betrokkenheid bij instituties (bijv. spijbelen,
werkloosheid)
5.3. Interculturele adaptatie: relating well. positieve interculturele relaties aangaan (bijv.
geen vooroordelen en disciminatie, positieve etnische houding). Acceptatie van een
multiculturele ideologie (waarde zien van culturele diversiteit en van gelijke deelname
aan de samenleving door de culturele groepen).
Positieve kant interculturele adaptatie: weinig voordelen, discriminatie en positieve
houding en geloof in idelogie van multiculturalisme.
Negatieve kant interculturele adaptatie: vooroordelen, discriminatie, negatieve
houding naar andere groepen, verwerpen van idelogie van multiculturalisme.
3 hypothesen over adaptatie
1. Integration hypothesis: wanneer mensen ‘doubly of multiply engaged/bicultureel’ zijn, zal dit
leiden tot betere psychologische, sociaal-culturele en interculturele adaptatie.
○ Deze hypothese wordt bevestigd door onderzoeken: De integratiestrategie lijkt
gerelateerd aan hoger welzijn!
○ Mogelijke verklaring: mensen die bij beide culturen betrokken zijn, krijgen steun van
beide culturen en zijn competent in omgaan met beide culturen, wat leidt tot hoger
welzijn. Zij hebben meer sociaal kapitaal door de dubbele culturele en sociale
betrokkenheid.
2. Multiculturalism hypothesis: wanneer mensen zich zeker voelen over hun eigen cultuur,
zullen zij eerder in staat zijn om mensen met een andere cultuur te accepteren / positievere
interculturele relaties aan te gaan.
○ 3 soorten zekerheid zijn de psychologische precondities voor het aangaan van
positieve interculturele relaties: cultureel (gevoel dat je waarden, tradities, normen
en waarden worden geaccepteerd in de samenleving), economisch (gevoel dat je
sociaaleconomische positie en die van je groep in stand blijft) en persoonlijk (gevoel
dat je geen gevaar loopt tegenover cultureel andere).
3. Contact hypothesis: interpersoonlijk contact zorgt voor acceptatie onder bepaalde condities,
vooral wanneer de groepen als gelijk worden gezien.
○ Er is steun voor deze hypothese, vooral wanneer er wordt gecontroleerd voor
(sociaal-economische) status: intergroepscontact relateert negatief aan vooroordelen.
Bij succesvolle adaptatie, heeft het individu een goed welzijn, goede sociale relaties en goede
interculturele relaties. Bij onsuccesvolle adaptatie is er een lager zelfbeeld, vervreemding van de
gemeenschap en vijandige relaties met andere culturele groepen.
, Acculturatiestrategieën: hoe?
Acculturatiestrategie gaat over de ‘hoe’ van acculturatie en heeft twee componenten:
1. Attitude: voorkeuren en voornemens
2. Gedrag: daadwerkelijke acties
Drie dimensies
1. Cultural continuity/oriëntatie op eigen groep: eigen identiteit en cultuur behouden
2. Contact/oriëntatie op andere groepen: voorkeur voor contact met andere groepen in de
samenleving hebben en voor participeren in de samenleving
3. Power: de macht van de niet-dominante groep om te kiezen hoe met deze twee oriëntaties
om te gaan
Figuur 2.2 toont ‘Berry boxes’, met een iets te dichotoom ja/nee is. Zie figuur 2.3 voor een
genuanceerder beeld.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller erasmusuniversitysummaries. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $24.97. You're not tied to anything after your purchase.