Samenvatting van alle stof voor diagnostiek en behandeling
17 views 0 purchase
Course
Diagnostiek en behandeling (PABA5213)
Institution
Rijksuniversiteit Groningen (RuG)
In dit document staan de samenvattingen van alle boeken, artikelen die er gelezen moesten worden voor diagnostiek en behandeling, waar nodig met behulpzame plaatjes.
A) Bosmans G; Diagnostiek bij kinderen, jongeren en gezinnen.
Hoofdstuk 1 empirische cyclus als formeel model van diagnostisch handelen
De empirische cyclus als basis van formele modellen van diagnostisch handelen
Volgens de empirische cyclus dient het diagnostisch proces opgevat te worden als een
wetenschappelijk onderzoek. De diagnosticus volgt de stappen:
- observatie: eerst info verzamelen over problemen en probleemsituatie en de sterktes
van de cliënt. Dit vergt goede gespreks- en observatiemogelijkheden.
- inductie: Bij het formuleren van hypothesen is het essentieel om een goede
theoretische bagage te hebben over de factoren en mechanismen die het menselijk
gedrag en de interacties.
- deductie: voor het toetsen van hypothesen zijn twee zaken essentieel: Het gebruiken
van een adequate strategie om de hypothese te toetsen en het gebruiken van
(vooraf-opgestelde) toetsingscriteria. De toetsingstrategie betreft de keuze van de
instrumenten en de keuze van de informanten. Er wordt gepleit om verschillende
instrumenten te gebruiken.
- toetsing: gebruik van gestandaardiseerde instructies is essentieel om tot conclusies
te komen.
- evaluatie: kijken of de informatie de hypothese bevestigt of weerlegt.
Door zichzelf te dwingen deze stappen systematisch te doorlopen bij elke nieuwe hulpvraag
verkleint de diagnosticus namelijk de kans dat conclusies te snel en vaak lief getrokken
worden.
Verschillen en gelijkenissen tussen verschillende bestaande formele modellen van
diagnostisch handelen
Hoofdstuk 2 Het universele noden model:
,Een theoretisch model als inhoudelijke leidraad tijdens het formuleren van diagnostische
hypothesen
Onze hersenen hebben een sterke neiging om gedrag dat vanuit ons referentiekader
moeilijk te begrijpen valt, te categoriseren als iets negatiefs dat veranderd moet worden tot
het juiste gedrag. Een klinisch oordeel dat enkel berust op eigen referentiekader. kan het
hulpverleningsproces bemoeilijken.
Bij theoretisch model dat hier in het boek wordt voorgesteld moet het gebaseerd zijn op een
algemeen denkkader over gedrag. Ze willen hierbij rekening houden met inzichten over
multicausaliteit en multifinaliteit van gedrag. Gedrag moet begrepen worden als samenspel
tussen verschillende factoren en niet als gevolg van 1 oorzaak.
Analyse van de diagnostische vraag
Voordat we een hulpverlener kan starten met een diagnostisch onderzoek, dient steeds een
analyse van de diagnostische vragen uitgevoerd te worden.Verder moet ook de
hulpverleningsvoorgeschiedenis in kaart gebracht worden. Onderkende en verklarende
diagnostiek is vervolgens nodig om nieuwe of aangepaste interventies te kunnen
concretiseren.
Het universele nodenmodel
In dit model worden verschillende factoren die een rol spelen in de ontwikkeling van
mensen, haast serieel besproken.
Dit model wordt opgebouwd aan de hand van de zelfdeterminatietheorie. Deze theorie
beschrijft 3 aangeboren voor alle mensen geldende psychologische noden die beschouwd
worden als essentieel om menselijke motivatie en gedrag te begrijpen. De noden zijn:
1. Verbondenheid
→ Aangeboren verlangen om sociale relaties op te bouwen met anderen, om zich geliefd en
verzorgd te voelen en om zelf liefde en zorg te geven. Dus alle kinderen en ouders
verlangen naar goede relaties met elkaar en met anderen.
2. Competentie
→ Geboren verlangen om zich vaardig en krachtig te voelen bij het uitvoeren van
activiteiten. Dus alle kinderen willen het goed doen op school en alle ouders willen zich
competent voelen als opvoeder.
3. Autonomie
→ Het verlangen om het gevoel te hebben zelf vrij te beslissen
welk gedrag ze al dan niet stellen.
Indien mensen dus gedrag stellen dat tegen deze verlangens in lijkt
gaan, moeten wij ervan uitgaan dat ze een goede reden hebben
om dit gedrag te stellen. De factoren die hierbij een rol kunnen
spelen, worden opgedeeld in individuele en sociale factoren. Indien
de interacties tussen deze factoren aanleiding geven tot een
frustratie van de universele noden dan ontwikkelen mensen
bepaalde verwachtingspatronen of cognitieve schema's die zullen
bepalen hoe mensen omgaan met nieuwe stressoren en nieuwe
verlangens die hun onaangename invloed hebben op iemands
emotionele toestand.
Een biologisch model
Het al dan niet kunnen vervullen van deze? Fundamentele noden
wordt beïnvloed door een veelzijdig pallet aan biologisch
gewortelde factoren.Bv: kans op frustratie bij competentie is hoger
bij mensen met een laag IQ. ADHD, ASSm leerstoornissen,
handicaps en andere aangeboren/verworven deficits die tijdens de ontwikkeling een impact
hebben spelen ook een rol bij succesvolle bevrediging van de universele noden. Toch moet
opgemerkt worden dat deze factoren op zichzelf vaak onvoldoende verklaring bieden voor
,het ontstaan van gezinsproblemen. Ook kunnen pathogene interacties tussen ouders en
kinderen bepaald worden door gemeenschappelijke biologische kwetsbaarheden.
Interactioneel model
- Relationele factoren
Disfunctionele relaties hebben invloed op bevrediging van universele noden. Gedrag van
ouders en andedre betrokkenen is beïnvloed door maatschappelijke en socio-economische
en culturele factoren, maar het is ook resultaat van een eigen leergeschiedenis gefundeerd
op deze universele verlangens. Cognitieve schema's zijn cognitieve constructen, scripts,
betekenissen die mensen geven aan hun omgeving en die vervolgens de interacties met de
omgeving mee bepalen. De inhoud van deze schema's kan meer maladaptief of meer
adaptief zijn. Hiermee bedoelen we dat een bepaald schema’s de kans op
gedragsproblemen kan vergroten of verkleinen.
→ Kinderen die gedragsproblemen stellen, zorgen ervoor dat de ouderlijke noden,
verbondenheid en competentie gefrustreerd raken, omdat elke ouder graag een goede band
wil met zijn kinderen, dus zal de ouder betekenis aan deze frustratie proberen te geven. Dat
vergroot de kans op de ontwikkeling van maladaptieve cognitieve schema's bij het kind.
Hierdoor worden opnieuw cognitieve schema's over het kind en over zichzelf ontwikkeld. Ze
zullen dit kind evalueren als makkelijk of moeilijk en zichzelf als vaardig, of niet. Het kind kan
zichzelf de schuld geven van de gedragsproblemen, maar de ouders kunnen zichzelf ook de
schuld geven en dat zorgt voor pijnpunten die de hulpverlener moet opmerken.
- Stressoren
Gedurende het hele leven worden mensen blootgesteld aan de uitdagingen en belastende
gebeurtenissen die ervoor kunnen zorgen dat de universele noden gefrustreerd worden. Als
hulpverlener is het belangrijk om zulke gebeurtenissen in kaart te brengen en alert te zijn
voor de cumulerende invloed van meerdere factoren op meerdere niveaus in het model. Een
scheiding en seksueel trauma kunnen bijvoorbeeld beide invloed hebben op de moeilijke
ouder-kind relatie. Dit kan universele noden ook schaden.
Een cognitief model
De ervaringen met gefrustreerde of bevredigde noden zorgen voor de ontwikkeling van een
verwachtingspatroon dat een cognitief schema wordt genoemd. Het is een geheel van
betekenissen die worden opgeslagen tijdens de volledige leergeschiedenis van een persoon
en die een invloed hebben op de verwerking van nieuwe schemarelevante informatie
waardoor toekomstige verwachtingen en gedrag gestuurd worden.
Voorbeeld: als ouders zorg afwijzen, kan het kind denken dat hij niet de moeite waard is
voor de ouders → het ontwikkelt een cognitief schema over zichzelf als waardeloos persoon.
Het kind zal vervolgens alleen maar informatie opmerken dat dit schema bevestigt. Zelfs
complimenten kunnen dan negatief geïnterpreteerd worden.
→ Schema’s over onverbondenheid kunnen bijv ontstaan uit verwachtingen dat men
verlaten zal worden of doordat ze bang zijn dat er misbruik wordt gemaakt van hun
kwetsbaarheid.
→Schema’s over verzwakte autonomie ontwikkelen bijv als men afhankelijk is van de ouder,
men kwetsbaar is voor ziekte, of niet in staat is voor zichzelf te zorgen.
Meer voorbeelden van schema’s op blz 32.
Belangrijk kenmerk van schema’s is dat ze niet continu een invloed uitoefenen op het
gedrag van mensen, maar enkel geactiveerd worden door stressende gebeurtenissen of
situaties.
Leertheoretisch model
Dit model gaat ervan uit dat gedrag steeds betekenisvol is, omdat gedrag het resultaat is
van een dubbel leerproces. In de eerste leerfase leert men over de betekenis van de
context, waarbij men situaties, personen en gebeurtenissen onder één noemer plaatst. In
een tweede fase leert de mens over bepaalde effecten van zijn gedrag in die context. De
, gedragstherapie spreekt men dan over de functies van het gedrag en de klassieke en
operante component van het gedrag.
De motivatie tot verandering
De motivatie tot verandering van kinderen/jongeren, ouders en gezinnen. Deze motivatie zal
een invloed hebben op het verloop van de diagnostische fase en de behandeling.
Prochaska en Diclemente bedachten de cirkel van verandering. Ze gingen ervan uit dat niet
alle mensen dezelfde motivatie tot verandering hebben en ze onderscheiden hierbij 6 fasen
van motivatie:
1) Voorbeschouwingsfase
→ In deze fase heeft de hulpvrager nog niet nagedacht over de mogelijkheid het eigen
gedrag te veranderen.
2) Overpeinzingsfase
→ De hulpvrager denkt na over alternatieven van gedrag, maar aarzelt nog en weegt voor-
en nadelen af.
3) Beslissings/voorbereidingsfase
→ De hulpvrager besluit of het het adviserende gedrag gaat proberen of niet.
4) Actiefase
→ Gedurende deze fase beslist de hulpvrager om het nieuwe gedrag verder te zetten, na
het nieuwe gedrag geprobeerd te hebben en gemerkt te hebben dat dit gedrag een meer
gewenst resultaat oplevert.
5) Bestendigingsfase
→ Gedragsverandering wordt bereikt en de uitdaging bestaat om het nieuwe gedrag te
blijven volhouden. Ook omgeving raakt in deze fase meer gewend aan het nieuwe gedrag.
6) Terugvalfase
→ Het is ook mogelijk dat een terugval optreedt.
Indien we dit model toepassen binnen een diagnostisch proces betekent dit dat we kunnen
aannemen dat het aangemelde gedrag niet per definitie disfunctioneel is. Vaak moet dit
gedrag gezien worden als een normale aanpassing aan een abnormale situatie.
Conclusie
Het universele nodenmodel krijgt steeds meer ingang in de hulpverlening. Toch zegt dit
model weinig over de volgende stap in de hulpverlening: Hoe moet verzamelde kennis
vanuit dit model logisch gecombineerd worden om kwaliteitsvolle diagnostische conclusies
te trekken? Daarom wordt in hoofdstuk 3 beschreven hoe de diagnosticus logisch kan
redeneren vanuit het voorhanden zijnde materiaal.
H3 Het diagnostisch redeneerproces: normatieve logica en cognitieve beperkingen
Het psychodiagnostisch onderzoeksproces
De clinicus dient te kiezen welke informatie te verzamelen en op welke manier. De logica in
het diagnostisch redeneren is deelvragen stellen bij de hoofdvraag naar wat er aan de hand
is met de cliënt. Welke diagnostische classificatie hier van toepassing kan zijn? Waar komen
de klachten vandaan? Etc. Bij elke deelvraag begint de clinicus niet blanco, maar met een
bepaalde verwachting; hypothese. Deze hypothesen moeten getoetst worden en daarvoor
kiest de clinicus instrumenten. Het diagnostisch redeneren kent een bepaalde logica waarin
denkfouten gemaakt kunnen worden en waarbij heuristieken gebruikt worden die kunnen
leiden tot vertekeningen, vooral door de context waarin het plaatsvindt.
De context
Diagnostisch redeneren is geen lineair proces waarbij antwoorden op deelvragen bij elkaar
opgeteld kunnen worden tot in het eindantwoord. Het vergt een herhalend proces van
hypothesen genereren en toetsen. Alle mogelijke hypothese genereren over passende
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller senneidsardi. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.51. You're not tied to anything after your purchase.