Samenvatting Anatomie en fysiologie Hoofdstuk 8 - Urinewegstelsel
5 views 0 purchase
Course
Medische kennisgebieden
Institution
Hanzehogeschool Groningen (Hanze)
Book
Anatomie en fysiologie van de mens
In deze samenvatting staat alle belangrijke informatie uit hoofdstuk 8 uit het boek anatomie en fysiologie. Deze informatie is zeker nog tot ruim in 2026 actueel. Na het doornemen van deze samenvatting heb je alle belangrijke informatie doorgenomen.
Inleiding
De stofwisseling in de cellen, weefsels en organen gat gepaard met de productie van
afvalstoffen. Een teveel aan afvalstoffen in het inwendige milieu bedreigt de homeostase.
Het bloed en de lymfe zorgen voor de afvoer van afvalstoffen uit de weefsels, het
vergiftigingsgevaar voor de weefsels en organen wordt hierdoor kleiner, maar het probleem
is nu naar het bloed verplaatst.
De afvalstoffen hebben een verstorende invloed op de juiste samenstelling van het
bloed.
Ook andere tijdelijk aanwezige stoffen, zoals voedingsstoffen uit het
spijsverteringskanaal, maken de samenstelling van het bloed onevenwichtig.
De taken van het urinewegstelsel zijn:
Afvalstoffen en restproducten van de stofwisseling uit het bloed te verwijderen
Tegelijkertijd de juiste samenstelling en osmotische druk van het bloed handhaven
1. Nieren
De renes (=nieren) zijn 2 boonvormige organen, beide even groot als een vuist. Ze liggen
hoog in de buikholte, tegen de achterste buikwand (retroperitoneaal) aan beide kanten van
de wervelkolom.
Retroperitoneaal: Gebied aan de achterzijde van het abdomen (of de buik) aan de buiten- of
achterzijde van het peritoneum.
Door de koepelstand van het diafragma worde ze beschermd door de thorax.
Linker nier: Ligt tegen het diafragma aan
-Het craniale uiteinde ligt ter hoogte van de 12e borstwervel (Th12)
-Het caudale uiteinde reikt tot de 3e lumbale wervel (L3)
Rechternier: Ligt gespiegeld en ietsje lager
De holle zijden van de nieren zijn naar elkaar toe gekeerd. Het centrum van
de holle zijde nomen we het nierhilum (=nierpoort).
Plaats waar bloedvaten, zenuwtakken en lymfevaten de nier in- en
uitgaan.
Plaats waar de urineleider begint.
Boven de nieren liggen (als toefjes slagroom) de glandulae suprarenales
(=bijnieren).
Dit zijn hormoonklieren
Hebben te maken met het hormonale stelsel
, H8 URINEWEGSTELSEL
De bijnier en nier zijn omgeven door steunvet, dit wordt perirenaal vet genoemd.
Hieromheen ligt een stevige bindweefselmantel, namelijk de fascia renalis. Deze ligt ventraal
tegen het peritoneum aan en dorsaal tegen de achterste buikwand.
Het steunvet en fascia renalis fixeren de nieren en beschermen ze tegen schokken en
stoten die van buitenaf komen, maar ook tegen alle schokken die in de buikholte
optreden bij bijv. hardlopen of springen.
Bouw van de nier
Buitenste laag van de nier:
Nierkapsel: Dun en stevig bindweefselkapsel
Het nierweefsel zelf bestaat uit 2 duidelijk te onderscheiden
gebieden:
Cortex (=schors):
-Gespikkeld weefselgebied
-Ligt direct onder het nierkapsel
-Loopt op sommige plaatsen in smalle banen naar het
centrum van de nier toe
Medulla (=merg):
-Ligt tussen en binnen de schors
-Merggebieden hebben de vorm van stompe kegels en
worden mergpiramiden genoemd en hebben een gestreept
uiterlijk (=mergstralen).
De brede basis van elke mergpiramide ligt min of meer evenwijdig
aan het nierkapsel. De top van de mergpiramde wordt de nierpapil
genoemd. Deze is naar het centrum van de nier gericht.
Bij zo’n nierpapil monden 3-6 mergpiramiden uit in een holte, dat is
de calix (=nierkelk). De nierkelken monden op hun beurt uit in een
grote centrale holte in de nier, het pyelum (=nierbekken), ook wel
pelvis genoemd.
Het pyelum vernauwt naar mediaal en gaat ter hoogte van het
nierhilum over in de ureter (=urineleider). Nierkelken en nierbekken zijn bekleed met
overgangsepitheel.
Doorbloeding van de nier
a. renalis: De nierslagader. Een korte, wijde aftakking van de aorta abdominalis.
In rust krijgen de nieren via deze slagader ca. 20% van het HMV aangeboden
-Bij een gemiddeld HMV van 5L verwerkt elke nier dus 0,5L/minuut (is heel veel in
vergelijking tot andere organen).
Vertakt ter hoogte van het nierhilum in kleine arteriën die langs het nierbekken en
rond de nierkelken het nierweefsel binnengaan.
, H8 URINEWEGSTELSEL
Interlobaire arteriën: Kleinere arteriën tussen de nierlobben en op de grens tussen de schors
en het merg.
Aderen die de nierkwabben draineren (=afwateren).
Lopen als aftakkingen langs de randen van de mergpiramiden naar de oppervlakkige
schorslaag.
Lopen in een boog over de basis van de piramiden en worden de arteriae arcuatae
(=boogarteriën) genoemd.
Interlobulaire arteriën:
Vertakkingen van de arteriae arcuatae
Dringen het merg- en schorsweefsel binnen
Lopen parallel aan de mergstralen en aan de
interlobaire arteriën
Geven talloze arteriolen af, die in de schors en het
merg een arteriële portale circulatie vormen.
Arteriële portale circulatie: Stelt de lever in staat alle
schadelijke stoffen te verwijderen die mogelijk zijn verteerd
voordat het bloed in de belangrijkste bloedcirculatie van het
lichaam terechtkomt.
De interlobaire venulen en venen die het bloed uit de nieren
afvoeren, lopen parallel aan de arteriolen en arteriën.
v. renalis: Nierslagader
Ter hoogte van het nierhilum verenigen zich een aantal
venen tot deze ader.
Een wijd bloedvat dat rechtstreeks uitmondt in de v.
cava inferior
Het nefron
De functie van de nieren berust op de werking van per nier ca.
1 miljoen microscopisch kleine structuren, de nefronen (=functionele eenheden), die zich
met de bloedvoorziening bezighouden. Elk nefron draagt zijn steentje bij aan de
urineproductie
Delen van het nefron zijn:
Kapsel van Bowman
-Ingedeukt dubbelwandig zakje van eenlagig plaveisepitheel
-Bevat een capillair dat als een kluwentje is opgerold
Glomerulus
-Capillair dat als een kluwentje is opgerold
-De holte tussen de buitenwereld en de glomerulus is de kapselholte
-De wand heeft relatief wijde poriën tussen de epitheelcellen
-Toevoerende arteriole naar het kapsel: Vas afferens, is de vertakking van een
interlobulaire arterie
-Afvoerende bloedvat: Vas efferens, is een arteriole en bevat zuurstof.
-Vormt een arteriële portale circulatie (een capillairnetwerk tussen 2
arteriolen/arterieel wondernet).
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller annasenna. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.25. You're not tied to anything after your purchase.