Paragraaf 1
- Organel: deel van een cel met een eigen functie (deze komen niet voor bij prokaryoten).
- Indelingscriteria: 1. Prokaryoot of eukaryoot? 2. Celwand of niet? 3. Eencellig of meercellig?
4. Autotroof of heterotroof?
- Organisch (koolhydraten, vetten) of anorganisch? (water, co2).
- Alle indelingsgroepen op verschillende niveaus worden taxa genoemd (taxon).
- Naamgeving; Linnaeus voerde de binaire naamgeving in: geslachtsnaam= voorop (met
hoofdletter!) soortaanduiding= achteraan (met kleine letter).
Zwarte kraai
Stam Stekelhuidigen/gewervelden/geleedpotigen/weekdieren. Eukaryoot
Klasse Vissen/reptielen/amfibieën/zoogdieren. Dieren
Orde Primaten/ vleermuizen/ roofdieren/ knaagdieren. Gewervelden
Familie Beren/katachtigen/hondachtigen/marterachtigen. Vogels
Geslacht Panter/ poema’s/lynxen/katten. Zangvogels
Soort Luipaard/leeuw/tijger/jaguar. Kraaiachtigen
Paragraaf 2
- Plasmiden (kleine kringvormige chromosomen). Doordat ze los in het cytoplasma liggen, zijn
ze makkelijk bereikbaar voor enzymen. Hierdoor zijn bacteriën zeer geschikt voor toepassing
van de recombinant-DNA techniek.
- Functies bacterien: Ze zijn geschikt voor recombinant DNAtechnieken (voor geneesmiddelen)
Ze worden gebruikt voor de productie van voedsel (yoghurt, kaas).
Ze worden gebruikt voor wasmiddel of bij waterzuivering.
- Om dit zo goed mogelijk te laten uitvoeren, moeten de omstandigheden gunstig zijn voor de
bacterien dit heet optimalisering. (bv. De cholerabacterie in het menselijk lichaam).
- Pathogene: ziekteverwekkende bacteriën.
- Cyanobacteriën (aparte groep in het rijk van bacterien): ze bevatten chlorofyl (autotroof) en
blauwe pigmenten (blauw water).
- Ontstaan van resistente populaties (die antibiotica kunnen afbreken).
Fenotype Genotype Milieuverandering
Stap 1 Bacterie die resistent is Mutatie van gen dat antibiotica Omgeving met
afbreekt. antibiotica
Stap 2 Resistentie nakomeling Deze bacterie gaat zich delen ‘’
Stap 3 Resistentie populatie Na vele delingen ontstaat een ‘’
hele populatie met dit gen
- Bacterien geven resistentie door (conjugatie): Delen of plasmiden uitwisselen.
Paragraaf 3
- Gisten: eencellige schimmels (protisten). Meercellige schimmels bestaan uit lange
schimmeldraden, deze planten zich voort door sporen. Bij sommige schimmelsoorten
ontstaan sporen in speciale organen, genaamd paddenstoelen.
- Indeling plantenrijk:
Algen/wieren (water)
Sporenplanten (vochtige omgeving) = varens of paardenstaarten of mossen.
, Zaadplanten (landplanten). Deze kun je onder verdelen in naaktzadigen (zaden en schubben)
en in bedektzadigen (vruchtbeginsel) (bloem met vrucht).
- Planten hebben chloroplasten in hun cellen (bladgroenkorrels)
- 2 belangrijke indelingscriteria: tweezijdig of Straalsgewijs symmetrisch? Asymmetrisch?
Inwendig of uitwendig of geen skelet?
Paragraaf 4
- Evolutietheorie (Charles Darwin): neodarwinistische evolutie theorie of
neodarwinisme. = verscheidenheid in genotypen, natuurlijke selectie en
soortvorming door isolatie.
- Creationisme: ze nemen religie als uitganspunt… ze gaan er niet verder op
in…
- Als de omstandigheden gunstig zijn, is de selectiedruk laag, en blijven veel
verschillende varianten in leven.
- Adaptie; best aangepaste individuen. Zij hebben de grootste fitness.
- Als in de nakomelingschap alleen nog maar één soort genotype voorkomt is
het soort geëvolueerd (bv. De nakomelingen zijn alleen nog maar giraffen
met lange nek).
- TIJDLIJN?!
Paragraaf 5
- De verzameling van alle genen in een populatie wordt de genenpool
genoemd. Tot de genenpool behoren alle allelen van alle individuen van
een populatie.
- Als er geen selectiedruk optreedt, worden alle allelen op een willekeurige
manier doorgegeven aan de nakomelingen. (wie samen kinderen krijgt is
toeval…).
- Elk allel heeft binnen een populatie een eigen allel frequentie.
(genfrequentie). Als er geen beïnvloedende factoren zijn is de
genfrequentie constant (even veel kans op A dan op B).
- Genetic drift; een recessief mutatie kan geen probleem zijn zolang er maar
niet wordt gepaard met individuen die dezelfde voorouder hebben. De
allelfrequentie gaat omhoog als er een kleine populatie geïsoleerd raakt.
Als de ouders beide het recessief gen bij zich dragen kan dit bij de
nakomeling tot uiting komen.
- Soortvorming;
Genetische variatie -> verschillen in functies -> (selectiedruk door
milieuverandering) -> survival of the fittest -> deel v/d populatie overleeft
-> (Reproductieve isolatie/Drift) -> populatie met andere genetische
samenstelling/allelfrequentie/genenpaar.
- Drift: het veranderen van allelfrequenties door toeval (puur door kans…)
Paragraaf 6
- Reproductieve isolatie door geografische oorzaken (geografische isolatie).
Bijvoorbeeld als een rivier een populatie in tweeën deelt en een deel v/d
vogels op een eiland terechtkomt.
- Reproductieve isolatie door verschillen in gedrag. Bijvoorbeeld als de tijger
en leeuw voortplanten (in de dierentuin). Ze hebben beide een aparte
levenswijze maar in de dierentuin is deze hetzelfde.
, - Het aantal soorten op de eilanden wordt bepaald door 2 factoren:
Het aantal soorten dat zich door immigratie op het eiland vestigt.
En het aantal soorten dat van het eiland verdwijnt door uitsterven.
- Eilandbiogeografiemodel:
Paragraaf 7
- Fossielen: steende overblijfselen van organismen. De wetenschap die zich
bezighoudt met het bestuderen en verzamelen van fossielen heet
paleontologie.
- Homologe organen: deze organen vertonen overeenkomst in bouw. En
hebben een gelijke embryonale ontstaanswijze. (dezelfde grondvorm). Door aanpassingen
aan het milieu hebben ze een verschillende functie gekregen. (maar hebben dezelfde
voorouder).
- Analoge organen: deze organen vertonen overeenkomst in functie, maar berust niet op
verwantschap. (tegenovergestelde van homologe organen).
- Rudimentaire organen: ontstaan op dezelfde manier als homologe organen bij verwante
soorten. Maar komen niet meer tot ontwikkeling en hebben geen functie meer.
HOOFDSTUK 6
Paragraaf 1
- Een regelkring bestaat uit een sensor, controlecentrum en een effector.
- Wanneer een toename v/h resultaat een remming v/h proces veroorzaakt, spreken we van
een negatieve terugkoppeling.
- Wanneer een toename v/h resultaat een versterking v/h proces veroorzaakt, spreken we van
een positieve terugkoppeling.
- Homeostase: het constant houden van de omstandig heden (het interne milieu) in een
organisme d.m.v. regelkringen. (regelkring: sensor, controlecentrum + effector). Via de
regelkring wordt naar een normwaarde gestreefd.
Hormonen:
- In meercellige organismen vindt communicatie tussen cellen
plaats met signaalmoleculen (deze binden zich aan
receptoren) in het membraam van andere cellen (de
doelwitcellen).
- De bindingen van aan de receptoren zetten een reactie aan de
gang of stoppen er een.
- Hormoonklieren geven signaalmoleculen af (hormonen).
- Klieren die het product afgeven aan het bloed zijn endocriene
klieren. (deze afgifte heet secretie).
- Klieren met een afvoerbuis zijn exocriene klieren.
- De hormonen zijn alleen werkzaam in organen waarvan de
cellen hormoonreceptoren bevatten.
- Hormoonspiegel: concentratie van hormoon in het bloed.
Paragraaf 2
- Hypofyse bestaat uit voorkwab en achterkwab (ligt tussen 2 hersenhelften in).
- Hypothalamus: regelt de secretie van hormonen (deel van de hersenen dat boven de
hypofyse ligt).
- FSH en LH worden gemaakt door de hypofyse, ze beïnvloeden de ovaria/testes.
- TSH wordt ook gemaakt door de hypofyse, deze beïnvloed de schildklier.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Mikeleusink. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.23. You're not tied to anything after your purchase.