Dit document bevat alle opgeloste open vragen die u moet kennen voor het examen. Ik raad dit zeker aan zodat u deze oplossingen kunt raadplegen tijdens het studeren !
1) ……………………morfologische kenmerken Golgi apparaat:
➢ Centraal gedeelte: groep op elkaar gelegen afgeplatte cisternen , die aan de
uiteinden iets verbreed zijn. Cisternen zijn omgeven door grote hoeveelheid vesikels
➢ Polaire organisatie:
a) Cis-zijde:
▪ Convexe zijde
▪ Onrijpe zijde
▪ Zijde aan kant van RER
b) Trans-zijde
▪ Concave zijde
▪ Rijpe zijde
▪ Zijde aan andere kant v RER
➢ Bezit een membraan dat dikker wordt van cis naar trans zijde
➢ Laatste cisterne aan trans zijde = trans golgi netwerk
2) Functies van het Golgi apparaat:
➢ Secretieproducten bereiken de cis cisterne voor verdere verwerking en sortering.
➢ Verwerking:
▪ Ze passeren de cisternen in vaste volgorde
▪ Verschillende cisternen hebben verschillende enzymeninhoud
▪ Deze enzymen verzorgen stappen in glycosylering, sulfatering en
fosforylering en soms bij eiwitsplitsing.
➢ Sortering: In TGN worden de eindproducten gesorteer voor 3 bestemmingen:
▪ Lysosomen
▪ Celmembraan
▪ ECM
➔ Via mannose 6 fosfaat, dat producten adresseerd voor
lysosomen. Producten voor celmembraan en secretie( ECM)
ontbreken mannose-6-fosfaat.
3) Morfologische kenmerken van het mitochondrion:
➢ Ze komen in alle eukaryoten cellen voor
➢ Eivormige, langgerekte structuren
➢ #mitochondrien is afhankelijk v energiebehoefte
➢ Opbouw:
▪ Dubbele membraan met intermembranaire ruimte
1. Buitenste membraan:
a. Het bevat eiwiteen voor transport en omzetting van
substraten
b. Tamelijk permeabel → Samenstelling intermembraniare
ruimte is ong gelijk aan die van cytosol
c. Bevat enzymen die conversie van bepaalde substraten
bewerkstelligen
d. Bevat enzymen voor vetsynthese
2. Binnenmembraan
, a. Sterk geplooid ( = cristae mitochondriales) → opp vergroting
b. Bestaat voor ¾ uit eiwitten ( transporteiwitten, en eiwitten
van ETS)
c. Minder permeabel
d. Hoe hogere metabole activiteit, hoe uitgesprokener de
plooiing
3. Matrix:
a. Enzymen v vetzuuroxidatie en deel van krebscyclus
b. Ronde matrixkorrels ( neergeslagen calcium en magnesium
zouten)
➢ Mitochondriën bevatten eigen circulair DNA en ribosomen
4) Functies van het mitochondrion:
➢ Productie van 95% van energie ( in bruin vetweefsel wordt oxidatieve fosforylering
en elektronentransport ontkoppelt. → energie komt vrij als warmte
➢ Vormen ATP door afbraak van organische moleculen in reactie keten waarbij O2
verbruikt wordt en CO2 aangemaakt wordt
5) Morfologische kenmerken lysosomen:
➢ Grootte: 0,1-0,5 micrometer
➢ Omgeven door membraan ( beschermt cytoplasma tegen hydrolasen)
➢ Ong rond, elektronendens
➢ Bevatten hydrolytische enzymen ( = hydrolasen)
➢ Veel in macrofagen en neutrofielen
➢ Gevormd door afsplitsing v gecoatevesikels aan transgolgicomplex
6) Functies van het lysosoom:
➢ Ze vormen het intracellullaire verteringsapparaat
➢ Vertering via 2 wegen:
▪ Endocytose ( heterofagie)
▪ Autofagie( zorgt voor verjonging)
➢ Ze gebruiken hydrolasen ( vb zure fosfatase) met optimum ph van 3,5-5
➢ Primaire lysosomen → secundaire lysosomen ( vertering)
➢ Onverteerde resten (→ als lipofuscinen in granula gevonden)
➢ Autofagie: RER cisterne omstulpt cyotoplasma → fusie met lysosoom → autofage
vacuole → vertering
7) Morfologische kenmerken van peroxisoom:
➢ Bolvorming membraangebonden organel
➢ Enkelvoudig membraan
➢ Doorsnede : 0,2-0,8 micrometer
➢ Membraan gevormd door vrije ribosomen
➢ Bevat 50 tal verschillende enzymen ( belangrijkste is catalase.
8) Functies van het peroxisoom
➢ Catalase zet H2O2 om in H2O
➢ Oxideren van organiche stoffen ( urinezuur, AZ, vetzuren)
▪ Bèta-oxidatie van langer vetzuurketens
➢ Spelen rol in biosynthese van vetten:
, ▪ Cholesterol
▪ Galzouten
➢ Omzetting van alchohol → acetaladehude
➢ Synthese van plasmalogen
▪ Fosfolipiden
▪ Membraan onderdelen in hart en hersenen → myeline
9) Morfologische kenmerken van het endoplasmatisch reticulum
➢ Bestaat uit afgeplatte membranen die onderling kunnen samenhangen
▪ Ruimtes tss membranen = cisternen
➢ RER:
▪ Aanwezigheid van ribosomen aan cytoplasma zijde van ER membraan
➢ SER:
▪ Aanwezigheid van ribosomen
10) Funcite van endoplasmatisch reticulum:
➢ Belangrijke rol in biosynthese:
▪ Transmembraanprot en lipiden van ER, Golgi, plasmamembraan en
lysosomen
▪ Bijdrage bij aanmaak mitochondriale en peroxisomale membranen
▪ Startpunt synthese v gesecreteerde prot
▪ Begin aanmaak van ECM
➢ FC RER:
▪ Synthese van proteïnen door ribosomen
1. Transmembranaire proteïnen
2. Wateroplosbare proteïnen
▪ In RER lumen syikermoleculen aan polypeptide ketens gebonden →
glycoproteinen
▪ Eiwitten van RER ondergaan nog aantal bewerkingen:
1. Vouwing van het eiwit
a. Vorming van disulfidebruggen tss 2 cysteine moleculen
2. Proteolytische klievingen
Als deze bewerkingen ( 1 en 2) niet plaatsvinden kunnen eiwitten niet
verder worden getransporteerd
➢ FC SER:
▪ Fosfolipidensynthese
▪ Bij Cellen die steroidhormonen produceren, bestrijkt het SER een groot deel
van het cytoplasma
▪ In lever is SER ook betrokken bij synthese van glycogeen
▪ SER van spiercellen → Sacroplasmatisch reticulum → Slaat Ca2+ op
11) Morfologische kenmerken van neuronen:
➢ Grootte van neuronen + uitlopers is sterk variabel ( 4-150 micrometer)
➢ In volwassen toestand kunnen ze niet mere delen
, ➢ 3 componenten
1. Cellichaam of perikaryon
2. Dendrieten
3. Axonen
➢ Perikaryon:
▪ Grote kern met fijn verdeel chormatine en opvallende nucleolus → indicatie
voor hoge eiwitsynthese activiteit
▪ Sterk ontwikkeld RER , met ophopingen van vrije polyribosomen
▪ Bevat melanine pigment korrels ( lipofuscine residuen van onverteerd
materiaal in lysosomen)
▪ Bevat Nissl substantie
➢ Dendrieten:
▪ Uitlopers die ontspringen als meerdere boomvormige vertakkingen
▪ Het gehele opp van dendritische uitlopers is bedekt met knobbelvormige
uitsteeksels ( = gemmulae)
➢ Axonen:
▪ Neuronen hebben 1 enkel axon, deze axon ontspringt aan een axonheuvel
van het soma en eindigt in het telodendron
▪ Het bevat:
1. Mitochondria
2. Neurofilamenten
3. Neurotubuli
▪ Elke terminale zijde van het telodendron heeft een verdikt uiteinde =
terminale synaps of knoop
▪ Geen RER
12) Morfologische kenmerken van de verschillende hechtingsverbindingen:
➢ Occludens verbindingen
▪ Epithelia
▪ Selectieve permeabiliteitsbarriere → naast elkaar gelegen cellen worden
afgesloten
▪ Bij vertebraten: Tight junctions → bestaat uit:
a. Claudine
b. Occludine
▪ Bij niet vertebraten: Septaat junctie
➢ Anchoring junctions( hechtingsverbindingen)
▪ Actine filamenten vasthechting
1. Cel- cel junctie ( adhaerens junctie)
✓Adhesie ring
✓Transmembranaiere adhesie proteïnen =
Cadherinen( houden plasmamembraan samen
✓Actine is vastgemaakt aana membraan door
intracellullaire ankerproteïnen
1. Catenine
2. Vinculine
3. Alfa-actinine
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Mathias12. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.02. You're not tied to anything after your purchase.