Zeer uitgebreide samenvatting van het vak AVT. (Assessment van Taal)
Ik ben geslaagd door deze samenvatting te leren.
Het gaat om de theorie notities van in de lessen.
er moet hier een grote verwevenheid zijn. Er dienen een aantal voorwaarden te voldoen om
te spreken van een probleemloze taalontwikkeling.
Taalverwervingsproces = zeer complex en heeft een lange duur.
Dit zorgt er waarschijnlijk voor dat taalontwikkelingsstoornissen bij kinderen vrij vaak
voorkomen.
Problemen op vlak van 1 van deze domeinen? vaak achterstanden en/of stoornissen in de
taalontwikkeling.
Beheersen van de moedertaal = +/- 5 à 6 jaar, verdere voltooiing = +/- 8 à 9 jaar. (NOOIT AF)
Een te beperkt of onaangepast taalaanbod? Problemen kunnen ontstaan, in stand houden of
verergeren.
Taalontwikkelingsstoornissen kunnen ook voorkomen zonder dat er sprake is van een
duidelijk aanwijsbare stoornis of afwijking (tgv een aangeboren zwak taalvermogen).
Communicatie
Communicatie begint al van de geboorte : huilen, smakken, … verzorgers beschouwen een
hele reeks acties en vocalisaties als betekenisvol. Werderkerig oogcontact en door de
volwassene gedirigeerd ‘beurtnemen’.
Vanaf 2 maanden : reactie op gekende stemmen
Vanaf 3 maanden : kirren, kraaien, …
Na 6 maanden beschouwen de verzorgers slechts nog een aantal acties en vocalisaties als
betekenisvol. = tot hier : perlocutionair
Na 8 maanden ontstaat het reikgedrag naar voorwerpen binnen handbereik, intentionele
communicatie en echte beurtneming. Het reikgedrag naar voorwerpen buiten het bereik
ontstaat uit 2 delen : proto-imperatieven en protodeclaratieven. Naast gebaren zijn er nu ook
1
,vocalisaties om deze uit te drukken. Het aantal functies dat het kind gebruikt neemt
geleidelijk toe. = illocutionair
Na 12-15 maanden : verschijnen van de eerste woorden. = locutionair
Communicatieve functies
Soorten :
Expressiefunctie = uiten van spontante gevoelens
Regulatie- of interactiefunctie = het kind heeft een aandeel in de interactie
Representatiefunctie = kind geeft/vraagt informatie
Controlefunctie = onder controle houden van gedraag van de deelnemers aan de
interactie. (kind is duidelijk in wat het wel/ niet wil)
Sociale functie = kind in maatschappij (leggen en onderhouden van sociale contacten)
telkens REACTIEF of ACTIEF
(zie voorbeelden ppt pag 5)
taal = een conventioneel systeem (zoals we dat al lang gewend zijn, wat door het vaste
gebruik bepaald is). Het is een proces van inzicht verwerven in het hanteren van regels mbt
klanken, woorden, zinnen, …
Er zijn 3 taalcomponenten, 2 taalmodaliteiten en 6 taalfacetten.
3 componenten :
o taalvorm
o taalinhoud
o taalgebruik
2 modaliteiten :
o taalbegrip of –receptie
o taalproductie of –expressie
6 taalfacetten
o fonologie = fel – vel (klankleer, stemhebbend-stemloos, …)
o morfologie = woordleer
o syntax = zinsleer
o semantiek = betekenis
o lexicon = aantal woorden dat een kind op een bepaald moment kent
o pragmatiek = alles wat met taalgebruik, handelingen te maken heeft
(oogcontact, beurtnemen, beurtgeven, …).
existence = aandacht werpen op het voorwerp (deze, dat, pop, schoen, …)
non-existence = kind gaat vertellen dat het er niet meer is : schoen is weg, kind zegt
‘weg’.
Recurrence = iets wat weg is geweest, is opnieuw terug of het kind wil het terug, kind
zegt ‘nog’.
Talig niveau van 1,5 TOT 3 JAAR
Action = actie die een kind kan weer geven, kind gaat woorden uiten die betrekking
hebben tot een activiteit (slapen, zitten, …)
Locative action = activiteit die tot doel heeft iets te verplaatsen : pop in de zak, auto
uit de doos, …
Locative state : kind uit woorden die gaan over iets dat zich op een bepaalde plaats
bevindt. (pop hier, auto daar, …)
State = kinderen uiten woorden die betrekking hebben op een bepaalde toestand/
eigenschap van iets (soep warm, flesje koud, is mijn, mooooi, …)
Existence = aandacht vestigen op een voorwerp in de vorm van een volledige uiting
(dat is een auto, dat is een boek, dat is een bed, …)
Notice = kind vestigt aandacht adhv een woord door iets waar je de zintuigen voor
nodig hebt (ik hoor muziek, ik hoor niets, …)
Talig niveau van 3 TOT 4 JAAR
Temporal = kind gaat zinnen uiten waar tijdsaanduidingen in staan (straks, nu,
gisteren, … ) worden heel vaak nog niet juist aangeduid maar proberen iets van tijd
aan te duiden (bv : kind : “een jaar geleden was ik geboren he!” moeder : ‘3 jaar
geleden was je geboren!” kind : “gisteren he!”
Adversative = kind toont soort tegenstelling aan (dit zijn andere poppen, die zijn om
te spelen maar die zijn om te kijken)
Causal = oorzaak-gevolg relaties ( je bent met de dieren aan het spelen en het kind
zegt ‘we moeten dieren hebben want we willen een boerderij maken)
Taalverwervingsproces
vergelijken met het bouwen van een huis. Voltooiingsfase is de inrichting maar je blijft af en
toe eens iets nieuw kopen voor in huis). Zie filmpjes kind en gezin.
- Prelinguale periode (0 tot 1 jaar) : kinderen in de brabbelfase zijn in staat om klanken
te gaan brabbelen die wij daarna niet meer gaan gebruiken in onze moedertaal.
Kinderen gaan een hele collectie hebben aan brabbels. ‘ da da da, ma ma ma’
3
, brabbels klinken wereldwijd hetzelfde. Baby’s beginnen initiatief te nemen om te
communiceren. Kleine gesprekjes = protoconversaties. Er gaan stilletjesaan woorden
op passief niveau begrepen worden. Beginnen zwaaien, kusjes gooien, … kind begint
klanken en intonaties die hij hoort na te bootsen (rond de 12e maand kunnen
kinderen hele verhalen vertellen (in brabbeltaal) met de juiste intonatie als hun
moedertaal. Kinderen zeggen in deze periode hun eerste woordjes.
Is heel sterke orale fase (kinderen steken veel in hun mond, …) hierdoor gaan
kinderen veel leren ontdekken, … adhv hun mond. Al heel wat interactie met de
kinderen.
- Vroeg-linguale periode (1 tot 2;6 jaar) : kinderen gaan stilaan tot een 3 woordzin
komen. Brabbelen gaat nog verder maar gaat door naar het gebruiken van woorden.
Ze leren in deze periode een 100-tal woorden aan. Mama zegt bv ‘peer’ en kind zegt
het na. Eerste woordjes worden niet perfect uitgesproken maar zijn wel herkenbaar
zoals mama of papa. Kinderen komen tot de eerste ontwikkeling van de
woordenschat, met de woorden waar het kind mee in contact komen, zullen ze
beginnen.
- Differentiatiefase (2;6 tot 5 jaar) : kind begint vooral verschillende vormen van
woorden te gebruiken (verbuigen, vervoegen, andere zinsbouw, …).
- Voltooiingsfase (5 tot 10 jaar) : vooral in de lagere school, bepaalde facetten van de
taal zijn dan eigenlijk zo goed als gevormd. Ze beginnen hier te verbuigen van
meervouden (ook onregelmatige vormen). Wel nog veel fouten ‘ik loopte naar
school’. Veel complexere zinnen, is normaal vrij goed beheerst. We plakken hier dan
wel een eindleeftijd op, maar taal blijft ontwikkelen.
- ! taal blijft altijd ontwikkelen (zelfs nog op volwassen leeftijd blijf je nieuwe woroden
leren, …)
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller mariedg. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.90. You're not tied to anything after your purchase.