Alle stof voor het vak formeel belastingrecht samengevat. Dit document bevat:
- uiteenzettingen van alle hoorcolleges
- een samenvatting van alle hoofdstukken van het boek (dus ook van de hoofdstukken die niet aan bod gekomen zijn in de lessen, maar wel tentamen stof zijn)
- de werkgroep van 16 ma...
De groene tekst is aanvulling uit het boek.
Grijs gemarkeerde stukken hebben betrekking op het tentamen.
Rode begrippen en zinsneden zijn belangrijk.
Hoorcollege 1 – Boek hoofdstuk 7
Tot nu toe hebben we het gehad over het materiële belastingrecht; denk aan subject, object en tarief.
Materieel belastingrecht is het geheel van bepalingen inzake het ontstaan, de grootte en het teniet
gaan van de belastingschuld.
In dit vak gaat het over het formele belastingrecht. Het formele belastingrecht ziet op de vraag hoe de
overheid/belastingdienst ervoor zorgt dat de belasting daadwerkelijk binnenkomt. Dus hoe wordt er
geheven ?, hoe wordt er ingevorderd, hoe kan je er iets tegen doen als je het niet eens bent met de
hoogte van je belastingaanslag en welke rechtsbeschermingsmiddelen bestaan er?. Heffing,
invordering en rechtsbescherming zijn de onderwerpen van het formele belastingrecht. Formeel
belastingrecht is het recht dat regelt:
- De wijze waarop de belastingschuld wordt vastgesteld = heffing
- Omvang van bevoegdheden die ten behoeve van die vaststelling toekomen aan de fiscus =
invordering
- De waarborgen voor de geadministreerde/belastingplichtige tegen overschrijding of
verkeerd gebruik van die bevoegdheden = rechtsbescherming
Vandaag gaan we kijken naar het bestuursrecht. Het bestuursrecht is al het recht tussen de burgers en
overheid, op het strafrecht na. We hebben de algemene wet bestuursrecht, hierin is het recht
geüniformeerd. Het formeel belastingrecht is onderdeel van het bestuursrecht. De Awb is dus van
toepassing in het belastingrecht. Maar naast de Awb hebben we ook de algemene wet inzake
rijksbelastingen; deze wet is specifiek voor het belastingrecht. Deze Awr geeft bepalingen die in
afwijking zijn van de Awb of de Awb aanvullen.
Voorbeeld: de Awb zegt bijvoorbeeld in artikel 6:8 Awb dat het termijn voor het indienen van bezwaar
of beroep aanvangt met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is
bekend gemaakt. Maar in de Awr zien we een afwijkende bepaling voor het belastingrecht in 22j Awr.
Er wordt een afwijkende termijn gegeven voor het indienen van bezwaar en beroep t.a.v. het
belastingrecht.
Voorbeeld: in artikel 8:1 Awb staat dat een belanghebbende tegen een besluit beroep kan instellen bij
de bestuursrechter; dit wordt het openstelsel van rechtsbescherming genoemd. Open stelen van
rechtsbescherming = ALLE belanghebbenden kunnen tegen ALLE besluiten beroep in stellen bij de
bestuursrechter. Besluit wordt gedefinieerd in artikel 1:3 Awb. Besluit = een schriftelijke beslissing van
een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.
Maar in de Awr staat in artikel 26a Awr dat er een afwijking is op 8:1 Awb. De open norm die wij in het
bestuursrecht hadden, wordt hier beperkt tot een beperkt aantal belanghebbenden:
- Alleen belanghebbende aan wie de belastingaanslag is opgelegd en dus voor wie de formele
belastingschuld is vastgesteld kan bezwaar maken (omdat het om een formele belastingschuld gaat,
kunnen de loon- en dividendgenieters geen bezwaar maken tegen de aan de inhoudingsplichtige opgelegde
naheffingsaanslag loon- of dividendbelasting).
- Daarnaast kan de belanghebbende die de belasting op aangifte heeft voldaan of afgedragen
OF van wie belasting is ingehouden bezwaar maken.
- Degene tot wie de voor bezwaar vatbare beschikking zich richt.
- In beginsel geen derde belanghebbende zoals 1:2 Awb, op 26a lid 2 Awr na.
1
,Artikel 26 lid 1 Awr beperkt daarnaast ook nog een keer hetgeen waar tegen beroep ingesteld kan
worden; niet tegen ALLE besluiten maar alleen tegen een ingevolge de belastingwet genomen besluit
welke een belastingaanslag of een voor bezwaar vatbare beschikking is, kan beroep worden
ingesteld. Wat is een voor bezwaar vatbare beschikking? Zie 12, 15, 18a, 21j, 30j, 52a en 67g Awr. Ex.
artikel 26 lid 2 Awr geldt dat voldoening of afdracht op aangifte, dan wel inhouding door een
inhoudingsplichtige, van een bedrag als belasting wordt gelijkgesteld met een voor bezwaar vatbare
beschikking van de inspecteur. Dit wordt het gesloten stelsel van rechtsbescherming genoemd. Dus
het gesloten stelsel van rechtsbescherming = een BEPERKT aantal belanghebbenden kunnen tegen een
BEPERKT aantal besluiten beroep instellen. Je kan dus niet tegen alles procederen.
Voorbeelden van besluiten waartegen geen bezwaar kan worden ingesteld:
- Besluit van de inspecteur om een boekenonderzoek in te stellen ex. 47 Awr
- Het al dan niet verlenen van ambtshalve vermindering van de aanslag ex. 65 Awr
- Het al dan niet toepassen van de hardheidsclausule ex. 63 Awr
- Het al dan niet verlenen van uitstel van betaling en kwijtschelding van de belastingschuld ex.
25 en 26 Inv
Als er toch bezwaar wordt ingesteld tegen dergelijke besluiten, dan zijn deze niet ontvankelijk. Wat
kan hier tegen gedaan worden als je het er toch niet mee eens bent?
Een hoger administratief orgaan (minister van financiën) of een parlementaire instantie (de
commissie van verzoekschriften uit de 1e of 2e Kamer) interesseren voor een onbillijk geachte
fiscale behandeling.
Via de nationale ombudsman het optreden van de inspecteur toetsen aan de norm van
behoorlijkheid.
Een onrechtmatige daad actie bij de civiele rechter (zie verderop in dit college).
In artikel 6:2 sub a en b Awb worden het schriftelijk weigeren om een besluit te nemen EN het niet
tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld met een besluit waartegen bezwaar open staat. Geldt dit
ook bij belastingzaken?
- Het schriftelijk weigeren om een besluit te nemen: een inspecteur is altijd verplicht om een
besluit te nemen, dus dit zal zich nooit voor doen.
- Het niet tijdig nemen van een besluit: dit kan zich wel voordoen bij belastingzaken. Dit is veelal
het geval als de wet verplicht om een besluit te nemen binnen een bepaalde termijn. Zelfs bij
11 lid 3 Awr wordt dit geacht, terwijl dit meer een bevoegdheid dan verplichting is.
In dit college behandelen we twee onderwerpen:
- Heffingsmethodes
- Rechtsbeschermingsketen en alle variaties die daarop mogelijk zijn
Heffingsmethodes
In het belastingrecht kennen we twee hoofdmethodes waarop belasting kan worden geheven (zie
college 3):
1. Aanslagbelastingen = de belasting wordt vastgesteld door de inspecteur (dit staat ook in
hoofdstuk 3 Awr – artikel 11 Awr). Voorbeeld: inkomstenbelasting en vennootschapsbelasting.
De aanslagbelastingen worden geregeld in hoofdstuk 3 van de Awr.
2. Aangiftebelastingen = de belastingplichtige of inhoudingsplichtige stelt zelf juridisch vast hoe
hoog het bedrag van de belasting is. De aangiftebelastingen worden geregeld in hoofdstuk 4
van de Awr. Deze aangiftebelastingen zijn in twee sub-methodes onder te verdelen:
- Voldoening op aangifte. Voorbeeld: omzetbelasting; de ondernemer voor de OB rekent elke
periode uit hoeveel OB hij verschuldigd is. Dit bedrag wordt overgemaakt en hier komt in
principe geen inspecteur aan te pas, op de controle en de situatie dat het misgaat na.
2
, - Afdracht op aangifte. Voorbeeld: loonbelasting; de werknemer is de belastingplichtige en de
werkgever is inhoudingsplichtige en houdt dus loonbelasting in en draagt dit af namens de
werknemer/belastingplichtige.
Het systeem bij voldoening- en afdracht op aangifte is in de Awr hetzelfde. Het enige verschil
is dat bij afdracht op aangifte geldt dat het niet de belastingplichtige is die de aangifte doet
en de belasting afdraagt, maar een inhoudingsplichtige. Dus bij het woord
‘inhoudingsplichtige’ in de wet weet je al dat het gaat om afdracht op aangifte. Bij voldoening
op aangifte geldt dat het de belastingplichtige is die aangifte doet en de belasting afdraagt.
Let op: als je een casus krijgt over vennootschapsbelasting, dan moet je je realiseren dat dat een aangiftebelasting is waar
hoofdstuk 3 Awr op ziet. Pas daar dus geen bepalingen toe uit hoofdstuk 4 van de Awr !
Hoe weet je nou wanneer een bepaalde belasting onder de aangifte- of aanslagbelastingen valt? Dat
vindt je in de heffingswet zelf, meestal aan het einde van de wet.
- Voorbeeld: bij de wet IB staat in artikel 9.1 IB dat de belasting geheven wordt bij wege van
aanslag. Hierdoor weet je dus dat de inkomstenbelasting een aanslagbelasting is en dat dus
hoofdstuk 3 Awr van toepassing is.
- Voorbeeld: bij de wet VPB staat in artikel 24 VPB dat de belasting geheven wordt bij wege van
aanslag. Hierdoor weet je dus dat de vennootschapsbelasting een aanslagbelasting is en dat
dus hoofdstuk 3 Awr van toepassing is.
- Voorbeeld: bij de wet OB staat in artikel 14 OB dat de belasting op aangifte wordt voldaan.
Hierdoor weet je dus dat de omzetbelasting een aangiftebelasting is en dat dus hoofdstuk 4
Awr van toepassing is.
- Voorbeeld: bij de wet LB staat in artikel 27 lid 5 LB dat de inhoudingsplichtige verplicht is om
de in een tijdvak ingehouden belasting op aangifte af te dragen. Hierdoor weet je dus dat de
loonbelasting een aangiftebelasting is en dat dus hoofdstuk 4 Awr van toepassing is.
Rechtsbeschermingsketen en alle variaties die daarop mogelijk zijn
Om dit onderwerp te snappen, kijken we naar een voorbeeld aan de hand waarvan we alle stappen
langs gaan die er in de rechtsbeschermingsketen zitten.
Hoofdstuk 5 Awr bevat voornamelijk afwijkingen op hoofdstuk 6 en 7 Awb. Ten aanzien van
belastingzaken gelden dus af en toe regels die afwijken van het algemene bestuursrecht.
Voorbeeld:
Er wordt een aanslag vennootschapsbelasting opgelegd door de inspecteur. Dit opleggen geschiedt
altijd door een inspecteur gelet op artikel 11 Awr. Stel je bent het niet eens met de hoogte van die
aanslag, wat kan je dan doen? Hier volgt een stappenplan:
1. De eerste stap die je moet maken is een bezwaarschrift indienen. Je maakt dan dus bezwaar
tegen de aanslag. Ex. 6:4 Awb geldt dat het maken van bezwaar geschiedt door het indienen
van een bezwaarschrift bij het bestuursorgaan dat het besluit heeft genomen. Het
bestuursorgaan dat het besluit in dit geval heeft genomen is de inspecteur; het bezwaarschrift
moet worden ingediend bij de inspecteur.
- Het indieningstermijn voor het indienen van een bezwaarschrift is 6 weken ex. 6:7 Awb. Zie
artikel 1 lid 1 algemene termijnenwet; hier is bepaald dat een in de wet gestelde termijn die
op een zaterdag, zondag of feestdag (zie 3 lid 1 en 2 algemene termijnenwet) eindigt, wordt
verlengd tot en met de volgende dag.
- In artikel 6:8 Awb staat dat dit indieningstermijn aanvangt op de dag na die waarop het besluit
op de voorgeschreven wijze bekend is gemaakt (zie 3:41 Awb). Als een besluit niet op juiste
wijze is bekendgemaakt, dan vangt het bezwaartermijn aan op de dag van ontvangst of de dag
van het onder ogen krijgen van het aanslagbiljet. Door kennisneming van het aanslagbiljet (niet
3
, door kennisneming van het bestaan daarvan) wordt dus het gebrek in de bekendmaking
geheeld en gaat het bezwaartermijn lopen. Maar in artikel 22j Awr wordt op 6:8 Awb t.a.v. het
belastingrecht een uitzondering gemaakt. Het termijn voor het instellen van bezwaar vangt
aan met ingang van de dag na die van dagtekeningen van een aanslagbiljet (dat is het geval
bij de wet VPB) of van het afschrift van een voor bezwaar vatbare beschikking, tenzij de dag
van dagtekening is gelegen vóór de dag van de bekendmaking DAN WEL met ingang van de
dag na die van voldoening of de inhouding onderscheidenlijk de afdracht (immers; bij bezwaar
tegen voldoening, afdracht en inhouding is er geen besluit van een bestuursorgaan en dus ook
geen bekendmaking en dagtekening). Over het algemeen worden aanslagen gedagtekend aan
het einde van de maand, dus als je aan het begin van de maand al een aanslag krijgt dan staat
er vaak een datum op die in de toekomst ligt. Dit is dus een verruiming, je hebt namelijk over
het algemeen een langere termijn dan 6 weken doordat de datum van dagtekening in de
toekomst is gelegen. Kortom de termijn van 6 weken wordt in feite verlengd met de tijd die
verloopt tussen het moment van bekendmaking en de dagtekening. Op grond van de Awb zou
de datum gelden op het moment dat je de aanslag krijgt als aanvang van het termijn, maar
door 22j Awr geldt de dagtekening van het aanslagbiljet als moment van aanvang van het
termijn TENZIJ deze in het verleden ligt. Dus als er een aanslagbiljet is gestuurd waar een
dagtekening/datum op staat die al geweest is, dan geldt wel het moment van bekendmaking
als aanvang moment voor het termijn. Het boek stelt dat het ontbreken van een dagtekening
niet leidt tot een oneindige bezwaartermijn. Volgens het boek val je in zo een geval gewoon
terug op 6:8 Awb en blijft 22j Awr buiten toepassing.
- Het bezwaartermijn is dwingend voorgeschreven. Als je er niet aan voldoet leidt dit dus in
beginsel tot niet-ontvankelijkheid. Van belang is hoe de belanghebbende de vermelding van
de datum heeft gelezen en redelijkerwijs heeft kunnen lezen (denk aan een vlek in de stempel).
- Zie artikel 6:12 Awb; als het bezwaar is gericht tot het niet tijdig nemen van een besluit, dan is
het niet aan een termijn gebonden. Maar als het bezwaarschrift onredelijk laat is ingediend,
kan deze niet-ontvankelijk verklaard worden.
- Een bezwaarschrift is tijdig ingediend als deze voor het einde van de termijn is ontvangen ex.
6:9 lid 1 Awb = ontvangsttheorie. Ex. 6:9 lid 2 Awb geldt dat een bezwaarschrift tijdig is
ingediend per post als deze voor het einde van de termijn van 6 weken per post is bezorgd,
maar niet later dan één week na afloop van het termijn is ontvangen = verzendtheorie (geldt
alleen bij post verzending). Verzending per fax en koeriersdienst is geen verzending per post
en daar is dus de ontvangsttheorie op van toepassing. Voor het versturen per post is wel een
voldoende frankering en een goed adres nodig. Als een voor het einde van de termijn per post
gestuurd geschrift later dan één week na het einde van de termijn wordt ontvangen door een
in de sfeer van het postbedrijf gelegen omstandigheid van abnormale aard, dan kan dit niet
aan belanghebbende worden toegerekend = gemitigeerde verzendtheorie.
Wat is de datum van de per post bezorging? Als uitgangspunt moet de stempel van het
postorderbedrijf genomen worden, mits goed leesbaar, omdat dit het enige vaststaande
gegeven is. Maar de stempel is niet beslissend, immers; een bezwaarschrift is pas bezorgd als
het in de brievenbus is gegooid of op het postkantoor is aangeboden. Er kan worden
afgeweken van de stempel als aannemelijk wordt gemaakt dat de post is bezorgd vóór de
datum van afstempeling door het postorderbedrijf. Als de stempel niet goed leesbaar is of er
geen stempel is, dan moet worden aangenomen dat het bezwaarschrift tijdig is bezorgd als
het op de 1e of 2e werkdag na het einde van de termijn is ontvangen.
- Als je een bezwaarschrift indient vóórdat het termijn is gaan lopen, dan geldt in beginsel dat
dit bezwaarschrift niet ontvankelijk is ex. 6:6 Awb. Dit om te voorkomen dat mensen preventief
voor de komende 30 jaar al bezwaarschriften gaan indienen. Maar op grond van 6:10 Awb
geldt dat de niet-ontvankelijkverklaring achterwege blijft als
het besluit ten tijde van de indiening wel reeds tot stand was gekomen OF
nog niet tot stand was gekomen, maar de indiener redelijkerwijs kon menen dat
dit wel reeds het geval was.
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller laurabuwalda. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $16.57. You're not tied to anything after your purchase.