Samenvatting van Edgar W. Scheider. 2011. English around the world: an introduction. Cambridge: Cambridge University Press, behorend bij het vak Global English.
Aan de hand van deze samenvatting heb ik een 9,0 voor het tentamen gehaald!!
Global English
English around the World
Week 1
Global English = het wereldwijde gebruik van Engels als communicatiemiddel.
De studie Global English kijkt naar:
- Redenen waarom het gebeurde.
- De resultaten ervan (waar is Engels tegenwoordig te vinden).
- De gevolgen:
1. Effect op de Engelse taal verschillende soorten Engels met verschillende
eigenschappen en eigendom.
2. Effect op de sprekers.
3. Implicaties voor het aanleren van Engels en het beleid ervan.
- De processen die hebben plaatsgevonden om deze gevolgen te veroorzaken. Bijv.
taalcontact.
Er zijn verschillende ‘Englishes’ = Varieties: een compleet type van een taal met specifieke
eigenschappen. Bijv. Indiaans Engels.
Dialect = ook een type van een taal behorend bij een groep mensen, maar is vaak afkomstig
uit een bepaalde regio of sociale groep. Kenmerkend door bepaalde woorden of grammatica.
Accent = verschillende uitspraak in vergelijking met het standaard dialect.
Register = de stilistische vorm van een taal die gebruikt wordt in bepaalde situaties. Bijv. een
geschreven brief, sms’en of een politieke speech.
Fonetiek = hoe we klanken technisch gezien maken en begrijpen. Taalonafhankelijk.
Foneem: spraakklank bijv. /t/.
Fonologie = de betekenis van klanken en klankcombinaties. Taalafhankelijk.
Diphthong = een bepaald type klinker die tijdens de uitspraak een glijdende beweging maakt,
waardoor het klinkt als 2 klinkers achter elkaar. Articulatoren veranderen van stand bij het
uitspreken vd klinker. Bijv. ‘day’.
Consonant cluster (2 of meer medeklinkers) reduction = het weglaten van een medeklinker,
vaak de laatste van het woord. Bijv. in ‘build’ wordt de ‘d’ niet uitgesproken.
Rhotic = het uitspreken van een postvocalic R zoals in Amerika.
Non-rhotic = het niet uitspreken van een postvocalic R zoals in Engeland.
Categoriseren van het Engels kan op verschillende manieren:
World Englishes = alle varieties van het Engels die worden gesproken over de
wereld. Bijv. BrE, maar ook Indiaans Engels. Vaak een nationaal perspectief.
New Englishes = uitsluitend bedoeld voor de nieuw ontstane ‘second-language
varieties’. Vooral die van Afrika en Azië.
Postcolonial Englishes = alle varieties die gedeelde oorsprong hebben in de Britse
kolonisaties. Het sluit BrE dus uit, maar gaat over Amerikaans of Australisch Engels,
de ‘New Englishes’ en Engels gerelateerde creolen.
ENL / L1 = Engels als een ‘native language’.
ESL / L2 = Engels als een ‘second language’.
EFL = Engels als een ‘foreign language’.
Er zijn ook verschillende modellen bedacht om het Engels in te delen:
Kachru’s model van de 3 cirkels (1980).
, Inner Circle (first dispersal): Engels als
nationale taal en wordt door de meerderheid
vd populatie als 1e taal gesproken. Kolonisatie
type: settler kolonies: het Engels verspreidde
via het settelen van native speakers. Inner
Circle bestaat uit: UK, US en Canada,
Australië, Nieuw Zeeland, Zuid-Afrika.
Outer circle (second dispersal): Engels als
een 2e taal. Kolonisatie type: handel, plantage
en exploitatie kolonies: Engels verspreidde
via taalcontact en formele training. Na
onafhankelijkheid bleef het Engels belangrijk in de overheid, onderwijs en media.
Engels werd ook gebruikt als neutrale taal om de natie op te bouwen.
Nativization / indiginization (= iets meer ‘native’ maken). Bestaat uit: Azië en
Afrika.
Expanding circle: Engels als een ‘foreign language’. Steeds meer Engels als een
internationale taal of lingua franca (communicatie tussen non-native speakers).
Engels heeft geen interne functies, maar wordt gebruikt in bijv. bedrijfsleven.
Engels verspreide via onderwijs of globalisatie. Bestaat uit: Europa (NL) en bijv.
China.
Kritiek op het model: tweetalige landen als Canada worden niet genoemd + steeds
meer landen die meer en meer te maken krijgen met het Engels. Bijv. Singapore.
Schneider’s Dynamic model (2003). Bestaat uit 5 ontwikkelingsfasen:
1. Foundation: Engels wordt naar nieuwe grond gebracht. Beginnende
tweetaligheid. Kleine processen.
2. Exonormative stabilization: Een stabiele kolonisatiesituatie zorgt ervoor dat de
politiek dominante ‘mothercountry’ het linguïstiek gedrag bepaald. Onder de
autochtone elite ontstaat tweetaligheid.
3. Nativization: Verzwakking vd kolonisatie. Tweetaligen dwingen een nieuwe
variety van Engels af.
4. Endonormative stabilization: Na onafhankelijkheid ontstaat een nieuwe
linguistieke norm die geaccepteerd wordt in de samenleving.
5. Differentation: verschillende dialecten ontstaan.
Nativization = het proces waarbij een taalvariant lokale eigenschappen ontwikkeld.
Exonormative = een houding die ‘language forms’, die gebruikt worden in een andere
gemeenschap, promoot als norm.
Endonormative = een houding die ‘language forms’, die gebruikt worden in de eigen
gemeenschap, promoot als norm.
Week 2
Talen veranderen onder invloed van factoren:
- Externe factoren: sociale fenomenen als taalcontact of prestige.
- Interne factoren: ‘natuurlijke’ ontwikkelingen in taal. Bijv. drift, merger of vowel shift.
Er zijn verschillende situaties waarbij taalcontact kan plaatsvinden:
- Invasie van een groep in het territorium van een andere groep. Language shift = Van
je L1 volledig overgaan op een L2. ! Onderdelen van L1 worden wel meegenomen
naar L2. Vooral fonologie en morfosyntaxis.
- Twee groepen nemen een territorium in. Koneization = contact tussen mensen met
verschillende, maar gerelateerde dialecten wat leidt tot een ‘koiné’: een redelijk
neutraal dialect zonder dialect-specifieke vormen, zodat iedereen het kan begrijpen.
, - Immigratie van kleine groepen of losse individuen die de al bestaande populatie
joinen. Borrowing = het ‘lenen’ van (vaak) woorden uit de ene taal naar je eigen taal.
- Importeren van werkkrachten of slaven. Pidgins / Creoles.
- Aangeleerd contact via educatie. Transfer = het proces waarbij eigenschappen
(structuren, intonatiepatronen en woorden) van 1 taal, vaak de substrate taal,
behouden blijven bij het leren van een nieuwe taal. De geleerde taal wordt
aangepast en krijgt dus eigenschappen van de originele taal. Vaak in
tweedetaalverwerving.
Calquing = item per item vervanging van woorden of morfemen van 1 taal naar een andere
taal.
Bij taalcontact kan een taal een verschillende positie innemen:
Superstrate language: de taal vd sociaal superieure groep en vaak het doel van
taalverwerving.
Substrate language: de taal vd sociaal inferieure groep, die geleidelijk wordt
opgegeven, maar vaak wel invloed uitoefent op de nieuwe taal via transfer.
Newfoundland: een historische gemeenschap in Canada. Vroeg gekoloniseerd door
Engeland (1583). Sterke Ierse invloeden. Founder effect = het idee dat de eerste founders
een grote impact hebben gehad op een opkomend iets. Eigenschappen van het dialect:
- PRICE-CHOICE merger: /ai/ / ɔi/.
- Clear /l/ in alle contexten. Bijv. full en pool.
- Th stop. Bijv. think – tink.
Week 3
Er zijn 4 types koloniën:
1. Handelskoloniën: zeevaarders en kooplieden reisden naar nieuw land met de intentie
om goederen uit te wisselen met de inheemse bevolking.
2. Exploitatiekoloniën: koloniseren met de intentie om politieke invloed uit te oefenen en
controle te krijgen over bronnen van het land in het belang van het moederland vd
kolonisten.
3. Settlement koloniën: relocatie van de populatie op grote schaal.
4. Plantagekoloniën: opgezet met de intentie om op grote schaal agrarische producten
te verbouwen.
Geen TRAP-BATH split = normaal hoor je een verschil tussen de klank ‘a’ in trap of bath. In
sommige varianten is dat niet het geval. Bijv. in GA of het noorden van Engeland.
Geen FOOT-STRUT split = normaal hoor je een verschil tussen de klanken in foot of strut. In
sommige varianten hoor je dat niet. Bijv. in het noorden van Engeland.
Article reduction = het weglaten / reduceren van het lidwoord. Dit komt voor in het noorden
van Engeland. ’t chair.
Colonial lag = het idee dat gekoloniseerde taalvarianten zoals GA minder veranderen dan de
taal die wordt gesproken in het thuisland vd kolonisten (BrE).
Dit zie je gebeuren in de Western / Midland area in de US, waar GA is ontstaan door Engelse
kolonisatie.
Palatalization = het uitspreken van een /j/ klank na bepaalde medeklinkers. Bijv. ‘few’.
Yod-dropping = het weglaten van die /j/ na bepaalde medeklinkers.
In RP: na /r/ en /s/.
In GA: Ook na /t/, /n/ en /d/. Bijv. ‘Tuesday’ en niet ‘Tjuesday’.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller lisanness. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.30. You're not tied to anything after your purchase.