100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Klassieke sociologen en hun erfenis - Klassieke sociologische theorie $8.82   Add to cart

Summary

Samenvatting Klassieke sociologen en hun erfenis - Klassieke sociologische theorie

 77 views  4 purchases
  • Course
  • Institution
  • Book

Deze samenvatting omvat de powerpointslides, de notities en informatie verwerkt uit het handboek en is dus een zeer volledige samenvatting. Alle kernconcepten van de genoemde klassieke sociologen worden besproken op een overzichtelijke manier. 15 gehaald met deze samenvatting

Preview 10 out of 70  pages

  • Yes
  • December 23, 2023
  • 70
  • 2023/2024
  • Summary
avatar-seller
Klassieke sociologische theorie
Les 1: Inleiding in de klassieke theorie

Waarom bespreken we deze auteurs?  Marx, Durkheim, Weber, Auguste Combte:

 Hebben eigen ideoom gecreëerd binnen hun eigen leefwereld dat van belang is
 Hebben een algemeen belang in de sociale wetenschappen
 Hebben een algemeen culturele en maatschappelijke betekenis
 Hebben betekenis in andere velden

Wat is eigenlijk, een theorie?
Theorie en model
Theorie = algemene verklaring van welomschreven verzameling feiten of gebeurtenissen, zo mogelijk
bevestigd door consistente dataverzameling of experimenten

 “Theoria” betekent in het Grieks vrij letterlijk: “iets helder zien”  je ontwikkelt een visie
 Het gaat erom dat je zegt “wat” je precies ziet, maar ook openstelt voor toetsing/ kritiek
 Ideale theorie bestaat uit: uitspraken van wat je ziet die je kan toetsen
 Vb: Marx had het specifiek over biologische soorten

 Een theorie hoeft niet altijd algemeen maatschappelijk aanvaard zijn  anders kan je geen
nieuwe sociologische theorie ontwikkelen


Model = Visuele, verbale of wiskundige representatie van een wetenschappelijk idee of theorie


 Enkele modellen:




Ptolemaeus: voorstelling Darwin: 1ste visuele versie van Watson & Crick: dubbele
van zonnestelsel  aarde in evolutietheorie. Eencellig helix als voorstelling van
midden en daar rondt draait mechanisme dat zich vertakt. het DNA
van alles.

 Enkele sociologische modellen (zien er vaak
minder mooi uit):

, Modelmatige voorstelling van Hegels Dialektik




Visuele voorstellingen van W. Du Bois.



Theorie en paradigma

,- ‘paradigma’ betekent letterlijk: ‘voorbeeld’, ook in didactische zin
 Je leert iets a.d.h.v. enkele voorbeelden  vb. vervoeging van werkwoorden  je leert 1
werkwoord vervoegen en kan daardoor een hele groep gelijkaardige werkwoorden vervoegen

 Een sociologisch paradigma, in de eenvoudigste betekenis, is een basisvoorbeeld dat sociale
fenomenen helpt te begrijpen en verklaren.  je past een denkbeeld systematisch toe


 Bekende sociologische paradigma’s zijn: ruil, conflict, samenwerking, betekenis
 Vb: ruilparadigma: vertrekt vanuit veronderstelling dat als je naar soc. werkelijkheid
kijkt dat je dit kan opvatten als “ruil”  les kan je zien als ruil van kennis, aandacht,…

 Je probeert de “sociale werkelijkheid” te begrijpen en verklaren


 Oefening: vat een bepaald sociaal fenomeen (bijvoorbeeld een koppel) beurtelings op als: ‘ruil’,
‘conflict’, ‘samenwerking’, ‘betekenis’,…

 Ruil: liefde wordt gegeven waardoor de liefde versterkt wordt en kan worden teruggegeven
 Conflict: zien als een “battle” of the sexes
 Samenwerking: samen de relatie proberen doen slagen, je zit samen in een relatie
 Betekenis: binnen een relatie een betekenis geven/ belang hechten aan bepaalde dingen

- Paradigma volgens T. Kuhn  Kritiek op ‘kennis als groeiende boom’:

 Verzette zich tegen een naïef denkbeeld  je hebt beetje kennis en als je het goed aanpakt
groeit je “kennisboom” groter en groter

 Kennis groeit door “crisissen”  bestaande boom wordt omgehakt en men start volledig
opnieuw  revolutie in verschillende fases:
 Fase 1: Normale wetenschap als oplossen van puzzels
 Men vertrekt vanuit een kader als algemene kennis en proberen hier puzzelstukjes in
aan te vullen
 Fase 2: Anomalieën en wetenschappelijke ontdekkingen
 Nieuwe puzzelstukjes die worden aangevuld
 Fase 3: Crisis en wetenschappelijke ontdekkingen
 Soort van revolutie  bestaand kader weggooien en nieuw kader ontwerpen  door
“jongere generatie”
 Fase 4: Nieuwe fase van ‘normale wetenschap’
 Nieuw kader dat geaccepteerd wordt  dan beginnen fases opnieuw

 Werkt niet voor sociologische theorieën: er is geen enkele fase geweest waarin er 1 sociologisch
kader was waarin iedere wetenschapper binnen datzelfde kader dachten
 Sociologie = polyparadigmatische wetenschap  versch. bomen naast elkaar waartussen wij als
wetenschapper ons in moeten plaatsen en van elke boom iets nemen

Theorie, stroming en traditie

,- “stroming”: een denkwijze/ idee dat gelanceerd wordt  “denkstroming”

- “Traditie” = praktijken/ideeën die van generatie op generatie worden doorgegeven
 Typisch: iets wordt doorgegeven en er wordt naar gekeken door “jongeren” met “vroomheid”
 Je geeft het door, houdt het bij en je hecht er waarde aan

 Ook in de sociologie is dit zo: we kunnen niet zomaar zeggen dat oude kennis zomaar verworpen
kan worden oude kennis blijft doorwerken, ook in nieuwe theorieën

 Sociologie: net zo zeer een traditie als een wetenschap


- Sociologisch denken werd gevoed door 3 bronnen:

 Erfenis van positivisme
 beoogde om de grote sprong van inzicht die gebeurde in natuurwetenschapen ook te doen
in de wetenschap van de samenleving
 ontwikkeling van sociologie: overkoepelende wetenschap, behoeder van ALLE menselijke
kennis  soort meta-wetenschap

 Sociale problemen (19de eeuw  gevolgen industriële revolutie)
 Artsen die op zoek gingen naar inzichten om problemen te vermijden  kennis verzamelen
over alle soorten sociale problemen

 Wens om eigen tijd te begrijpen
 Begrijpen wat er in samenleving gebeurt, een reflectie op de eigen tijd
 Kan vanuit verschillende brillen bekeken worden (economisch, politiek, filosofisch,…)


- De Ontwikkeling van de sociologische theorie verliep in verschillende fases:

1. Klassieke fase: eigenzinnige auteurs (1845-1920)
 Comte, Marx, Durkheim, Weber, Simmel, Mead
 Auteurs die zelf het bewustzijn/ pretentie hadden om een wetenschap te starten/ aan de
basis lagen van een wetenschap  legden het fundament
 Deze auteurs deden dit allen op hun eigen manier  soms heel tegenstrijdig

2. Moderne fase: paradigmata (1920-1980)
 functionalisme / conflicttheorie / ruiltheorie / symbolisch interactionisme…
 Parsons, Merton, Dahrendorf, Homans, Blumer, Goffman …  auteurs
 Naast elkaar bestaande paradigma’s voor een tijd, daarna weer grote verschillen

3. Eclecticisme en nieuwe syntheses (1980-nu)
 Elias, Berger, Giddens, Habermas, Bourdieu, Luhmann, Bauman, Collins, Castells, Latour (ANT)
 Stukjes uit verschillende stijlen proberen samenvoegen in één nieuwe stijl
- De 4 hoofdparadigma’s  twee basisvragen die je moet stellen:
 Is sociaal gedrag vrij of gedetermineerd (=beïnvloedt door sociale factoren)?
 Gaat sociaal gedrag uit van individu of collectieve actor?

, Lijdt tot vier hoofdparadigmata:

Collectiviteit Individu
1
Vrij Functionalisme: Symbolisch interactionisme:
 Grotere gehelen zoals “systemen”  Handelen van mensen is betekenisvol
met een eigen samenhang  Mensen zijn hele tijd bezig met
 Er is sprake van vrijheid  het gegevens delen/ interactie hebben
systeem kan zijn eigen doelen  Individuen die vanuit denkvermogen
stellen vrijheid verworven en met elkaar in
interactie zijn
Gedetermineerd Conflicttheorie: Ruiltheorie:
 Conflicten tussen groepen  Vertrekt vanuit behoefte/voorkeur van
(klassen, etniciteiten,…) een individu
 Je wordt geboren binnen een  Beïnvloedt door je voorkeur
bepaalde: klasse, etniciteit,… Vb: iets kopen owv voorkeuren = iets dat
er al is nog voor je gekozen hebt, je kiest je
eigen voorkeur niet



Paradigmata  kan je niet bewijzen, je kan overhellen naar het één of het ander, maar je kan het
niet bewijzen

- Verwantschap tussen klassieke auteurs en paradigmata:
 Comte  positivisme/functionalisme
 Durkheim  positivisme/functionalisme
 Marx  conflictparadigma
 Weber  sociaal handelingsparadigma
 Mead  symbolisch interactionisme




Les 2: Auguste Comte (1798-1857) en de erfenis van
het positivisme

Het denken van Comte is hedendaagser dan men beseft  positivisme is onderdeel van
onze huidige maatschappij
1
met vrij bedoelt men in deze context “vrije wil”  actor (individu of groep) beschikt over de wil
om zelf te bepalen wat hij doet.

,De gerealiseerde technocratie?


- Technocratie = macht aan wetenschappers, industriëlen en ingenieurs die heel de samenleving
moet inrichten
 Onderschikking van politiek aan wetenschap  idee/ droom van Comte  niet echt
gerealliseerd (uiteindelijk)

Waar is Comte?




Standbeeld van August Comte stond
voor de hoofdingang van de
universiteit (was dus heel belangrijk),
nu staat het meer naar de zijkant



Comte en de erfenis van het positivisme
- In de filosofie loopt een lijn van het positivisme van Verlichters zoals Condorcet en Saint-Simo via
Comte tot de neopositivisten en ‘logisch positivisten’

 Condorcet: idee dat mens oneindig verbeterbaar is (d.mv. wetenschap, kennis,…)
 Saint-Simo: utopisch socialist, ideeën over hoe samenleving ingericht moet worden met
industrie als onderdeel  had jonge secretaris: Auguste Comte
 Comte: weerspanninge en koppige leerling  nam afstand van katholicisme en richtte
alternatieve eigen religie op waar wetenschappelijk denken centraal stond




- In de sociologie is het positivisme doorgedrongen onder invloed van Comte en Durkheim
(‘sociologie als wetenschap van sociale feiten’)
 Durkheim: definieert sociologie als wetenschap van sociale feiten  op basis van leermeester
‘august comte’

- In de politiek, ‘het beleid’ en de verwetenschappelijkte cultuur is het positivisme alledaags
geworden: ‘de feiten’ - liefst van al ‘de cijfers’ - aan de macht…

,- In de politiek, ‘het beleid’ en de verwetenschappelijkte cultuur is het positivisme alledaags
geworden: evenals het populisme



- Comte’s hybride positivistische droom:

 Veralgemeende wetenschappelijkheid: naar een kennismaatschappij
 Sociologie als koepelwetenschap
 Neiging naar sciëntocratie: politiek wordt ‘toegepaste wetenschap’
 Wetenschap als religie


à la récherche du positivisme perdu…


- Positivisme als ‘religie van de mensheid’  liefde als principe en
orde als basis, progressie voor alles.
 Wetenschap kan alle doelen die religie heeft, overnemen




- Clotilde De Vaux  compte hopeloos verliefd op haar en
heeft haar het equivalent van ‘de maagd Maria’ gemaakt
van het positivisme
 Werd door meesten niet serieus genomen




Positivistische tempel in Porto Allegre & Rio De Janeiro


- Op de treden worden de fases die de mensheid doorlopen
weergegeven

, - Positivistische kalender in de ‘temple de L’Humanité’
 Bepaalde mensen werden verheven tot profeten
(filosofen, wetenschappers,…)




- Julian Huxley over Comte’s positivisme: “Catholicism minus
Christianity”
 Comte nam de principes van het Catholesimse over, maar
verving de profeten door wetenschappers en de principes
door wetenschap

Vooruitgang door kennis: de bibliotheek van de proletariër
- Comte verspreidde kennis onder de mensen, hij heeft geprobeerd een academische positie te
krijgen
 Heeft lesgegeven in volwassenen avondonderwijs (vooral wiskunde,…) aan proletariërs
(handarbeiders)  a.d.h.v. de bibliotheek van de proletariërs die hij zelf ontwikkelt had
 Bevatte poëzie, literatuur
 Wetenschappen (verschillende wetenschappers)
 Geschiedenis
 Filosofie, moraal en religie
 Was van mening dat toekomstige samenleving alles te danken zou hebben aan kennis

- Saint-Simon (1760-1825):
 De Karel de Grote van de wetenschap
 KDG (8e-9de eeuw) was grote heerser van toenmalig Europa
 Saint-Simon was ervan overtuigd dat hij afstamde van KDG
 Verscheen in droom van Saint-Simon: vertelde dat hij keizer van wetenschap zou worden
en dat het zijn taak was om dit in goede banen te laten leiden
 Melachomane gedachten: grootse plannen en ideeën
 Levensdoel: wetenschap redden/ nieuw elan geven


Dromen werden getekend door tijdsgeest:
 Politieke vernieuwing  vrijheid, gelijkheid, broederlijkheid of anders de dood
 Kennismaatschappij = maatschappij die beseft als maatschappij rechthouden, kennis
systematiseren, ontwikkelen en doorgeven  Encyclopedie, kennisboeken, instituten?...
 Technologische innovatie  uitvindingen vb. The Lunar Society = vereniging van schrijvers
en wetenschappers waarbij men nieuwe ideeën toonde in een “salon” tijdens volle maan
- Saint-Simon ontdekt zijn taak  organiseren:
 Naar de algemene synthese van kennis

 ‘Le principe organisateur’ = samenleving inrichten op basis van heldere goed georganiseerde
kennis  samenleving moet georganiseerd worden om het beter te doen
 Iemand was nodig om het overzicht te bewaren, ook het geval bij Comte
 Om kennis samen te brengen heb je “een hoofd” nodig dat alle info verzamelt en hier een
overzicht over bewaard  Saint-Simon door in buurt van wetenschappers te verblijven

,  “Tout par l’industrie, tout pour elle” = productiviteit opdrijven d.m.v. kennis  samenleving
industrialiseren  kennis nodig om samenleving te ontwentelen
 Zonder industrialisering heb je geen samenleving
 Wetenschap van fysica gebruiken als basis voor de wetenschap van de samenleving  fysica
gebruiken om politieke situatie van staten te gebruiken

 ‘Le parabole’ =
 wat als beste ingenieurs/ tandartsen/bakkers van land ineens overlijden  verschrikkelijk
want land kan niet meer verder
 stel alle grote edelen (rechters/advocaten/…) overlijden  menselijk erg, maar samenleving
voelt dit niet

 werkende mensen moeten verheven worden  doen door kennis te koppelen aan macht =
middel om efficiënte macht te realiseren  kan door organisatie van de kennis en macht

 Hervorming van het parlement: om samenleving te sturen door kennis, moet er in het
parlement wetenschappers opgenomen worden  3delig stelsel
 In eerste kamer: wetenschappers die uitvindingen/voorstellen doen en ideeën lanceren
 In tweede kamer: toetsingskamer, voorstellen toetsen op haalbaarheid
 Derde kamer: industriëlen die de voorstellen moeten uitvoeren

 Politiek als toegepaste wetenschap – sciëntocratie = mix van verschillende groepen die politiek
besturen want ook gewone volk mocht rechtstreeks ideeën opwerpen, ze hadden dus inspraak
 Politiek op basis van wetenschap

 Arbeid en liefde – ‘le nouveau christianisme’ = positieve moraal van het arbeiden  als je gaat
werken creëer je meer en heb je meer middelen om ongelijkheid/ armoede weg te nemen
 Arbeiden: geen plaats van bevelen, maar van samenwerking en liefde  elkaar erkennen
omdat je elkaar nodig hebt en dus samenwerken

 Het saint-simonisme  aantal mensen die effectief zijn gaan leven volgens wat saint-simon zei
 Aantal mannen/ paters die in uniform samenleefden  uniform kon je niet alleen
aantrekken, je moet samenwerken om je aan te kleden




Comte (1798-1875)


- Comte was:
 Secretaris van Saint-Simon: comte dacht ordelijker dan Saint-Simon en heeft een aantal teksten
van hem herschreven.  was niet altijd duidelijk wie welke publicatie heeft geschreven

,  Selfmade leraar: was goede student, maar werd van school gezet owv moeilijkheden autoriteit
 Toch heeft hij veel bereikt en zijn er veel belangrijke mensen die met bewondering naar
comte keken

 Grondlegger van ‘positivisme’ en positivistische sociologie
 Positivisme = opvatting over wat wetenschap is + uitbreiding tot religie
 Positivistische sociologie = neemt religieuze aspect niet op, maar steunt op
basisuitgangspunten van comte, steunt op “het positieve”


“Het positieve” vijf betekenissen
Het reële versus het verbeelde
- “Allereerst betekent het woord positief het reële, in tegenstelling tot het chimerische 2; het legt
de nadruk op een voortdurende toewijding aan het onderzoek van zaken die werkelijk
toegankelijk zijn voor ons begripsvermogen, met permanente uitsluiting van de ondoordringbare
mysteries waarmee het zich in zijn kindertijd bezighield” (handboek, p. 27)

- Begrippen uit bovenstaande tekst toegelicht:
 Reële: datgene wat werkelijk is, reëel komt van het Latijnse woord “res” wat de “dingachtige
wereld” betekent
 Werkelijkheid: datgene wat ik ontmoet terwijl ik aan het werken ben. Vb van werkelijkheid: je
hebt dorst en wil drinken
 Verbeelding: alles dat niet vatbaar is in de werkelijkheid en niet te toetsen is

- Binnen het positivisme
 Je niet bezighouden met de fantasie, maar met de realiteit. Focussen op dat wat je kan vatten,
fantasie heeft geen plek in de wetenschap.
 Mensheid heeft soort van 3 fasen:
 kindertijd  waarin fantasie plaats heeft = theologische fase  gaat vanzelf voorbij
 adolescentie
 volwassenheid



- Opletten met het positivisme!  kritiek van Nietzsche: wat Comte als vanzelfsprekend noemt, is
dat helemaal niet  feiten bestaan niet er is enkel interpretatie
 Comte: feiten voor zich laten spreken, verbeelding temmen
 Nietzsche: feiten spreken niet, feiten ontstaan uit verbeeldingskracht en zijn een interpretatie

Het nuttige versus het ledige
- ‘Het nuttige (l’utile) contrasteert met het ledige (l’oiseux)’; kennis moet dienen ‘ter permanente
verbetering van onze bestaansvoorwaarden’. (handboek, p. 29)

- Begrippen uit bovenstaande tekst toegelicht:
 Het nuttige: inzichten, kennis ten voordele van samenleving
 Het Ledige: geen verplichtingen hebben, doen wat je wil, vakantie…


2
Chimerisch = een mengeling van verschillende dieren, een soort fantasiedier

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller willemfrankie. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $8.82. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

79271 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$8.82  4x  sold
  • (0)
  Add to cart