- het domein van KLOP en zijn eigenheden en belangrijkste begrippen situeren en uitleggen
- kritisch reflecteren over de grens tussen normaal en afwijkend gedrag (normethiek, kaders)
- de premisses van KLOP benoemen en kan hij/zij/die deze actief illustreren met een voorbeeld
- een aantal belangrijke algemene aandachtspunten van diagnostiek en begeleiding bij kinderen en
jongeren benoemen en de geziene uitgangspunten uitleggen
- de principes van het PrOP-model als algemeen kader binnen KLOP benoemen en kan hij/zij/die deze
uitleggen
KLINISCHE ONTWIKKELINGSPSYCHOLOGIE (KLOP): DEFINITIE EN SITUERING
Onderzoeken van afwijkende ontwikkeling bij kinderen en jongeren, de diagnostiek, behandeling en preventie
ervan
➔ ‘afwijkend’: we weten voor ontwikkelingsfasen wat er gemiddeld gedrag is, wat doen de meeste mensen
gemiddeld op die leeftijd. Begint er hier iemand van af te wijken= probleemgedrag
Doel klop
Wat zijn de mechanismen achter probleemgedrag, hoe komt het dat een bepaald kind probleemgedrag ontwikkelt. Wat
heeft daar mee te maken.
Kan heel theoretisch zijn
Op welke manier kunnen we dan een behandeling ontwikkelen die met deze dingen dan rekening kan houden. Wat
kunnen we hier later mee doen en hoe kunnen we kinderen dan later sterker maken zodat ze toch geen problemen
meemaken. Protocollaire behandelingen.
Bv zelfbeeld. Een factor dat bij heel veel van deze zaken voorkomt. ‘achterliggend mechanisme’
Modellen ontwerpen die de ontwikkeling van afwijkend gedrag kunnen verklaren
- studie van afwijking van normale ontwikkeling (= ontwikkelingspsychopathologie)
Bestuderen van implicaties van verworven inzichten
- aanknopingspunten aanreiken voor preventie of interventie
Prevalentie kinderpsychopathologie
➔ hoe zinvol is dit? Is hier nood aan?
13-37% van de adolescenten ontwikkelt ooit in zijn leven een klinische stoornis
- Kind afhankelijk van ouders om in begeleiding te komen. Kinderen kunnen niet zelf kiezen dat ze een
behandeling willen. Ouders moeten stap zetten. Kinderen zijn ook minder talig (ze voelen dat er iets
aan de hand is maar ze krijgen het niet verwoord) en hebben minder reflectievermogen. Moeilijker
inschatten hoe het met hen gaat.
1
,Wanneer zoeken ze wel hulp:
- Ernst problematiek: net nu. Het is zodanig ernstig dat het niet meer genegeerd kan worden en daarom
wordt de stap naar de hulpverlening gezet.
- Effect op gezinsfunctioneren en schools (leerkrachten geven aan dat ze afgeleid zijn, ongelukkig uitzien,
lagere punten…) functioneren. Vaak als ze merken dat ze zelf alles hebben geprobeerd maar dat niets
werkt.
- …
Belang van herkennen signaalpunten. Signalen zo snel mogelijk leren herkennen. Leerkrachten hebben we hier
voor nodig om de signalen op te merken.
Jaarlijks > 130 000 Vlaamse adolescenten in hulpverlening. Wachtlijsten zijn dus ook gigantisch lang.
Grote variatie prevalentie per stoornis (afhankelijk van welke problematiek of de prevalentie cijfers hoger of
lager zijn)
- Bv. Anorexia: <5 % tussen 5 en 17 jaar
- Bv. Angststoornis: 30 % tussen 5 en 17 jaar
Wat is ‘normaal’?
Voor bepaalde stoornissen ‘makkelijker’ te bepalen dan voor andere
- psychose (denkbeelden, emotionele beleving fundamenteel anders): opvallend en duidelijk dat je
afwijkt van de gemiddelde mens)
↕
- Gedragsproblemen: moeilijker want vanaf wanneer wordt gedrag problematisch. (ook afh. Van wie het
beoordeelt)
Hoge lifetime prevalentiecijfers psychopathologie (30-35%): 30 tot 35 % ontwikkelt ooit zo een probleem over
zijn leven heen. Als ze zo veel mensen zijn, is het dan nog abnormaal of moeten we het toch als normaal
beschouwen -> Angst 35%, 20-33% depressie. Subklinisch nog hoger.
Happiness myth (Dr. Russ Harris) . De mythe dat we altijd gelukkig moeten zijn.
Acceptance and commitment: grondlegger van ACT. Leren accepteren dat het leven uitdagingen meebrengt en dat er
uitdagingen zijn.
- Geluk is niet de ‘normale staat van zijn’
normaal = golven van allerlei emoties ( emoties veranderen heel de tijd). Emoties gaat heel de tijd op
en af. (vergelijking met het weer) stoppen met nastreven om steeds het gevoel van geluk te hebben.
- Geluk is niet je ‘steeds goed voelen’
wel een waardevol leven leiden met veelheid van emoties. Heb ik betekenisvolle relaties, zaken dat ik
doe waar ik voldoening uithaal…
- Als je je niet (steeds) gelukkig voelt, is er niks mis met je, het leven is uitdagend en moeilijk
Maatschappelijk beeld is hier ook gedaan (social media)
2
,Het menselijke brein
+ window of tolerance
(te veel arousal -> reageren ->
moeilijkheden)
Kadert binnen ruimer ethisch/maatschappelijk debat (hoe normaal we bepaalde dingen vinden, wij zoeken naar
objectieve norm)
- Jezelf als norm? Uw eigen ervaring of kijk op dingen bepaalt of je dingen normaal vindt of niet. Je bent
dan wel heel subjectief aan het kijken naar je problemen. (bv zelf beginnen roken op 13 jaar, dan vind
je dat normaal)
- Gerelateerd aan maatschappelijk narratief. Bv zindelijkheid. Westers: 2,5 jaar al zindelijk zijn snachts en
over dag. Oosters, andere leeftijden. Of zaken zoals genderneutraliteit, vergelijken met hoe we dat nu
zien en 40 jaar geleden.
2 benaderingen voor grens ‘normaliteit – stoornis’
1. Categoriale benadering (wel/geen probleem)
Cf. DSM. Je hebt de diagnose of je hebt de diagnose niet. Je moet wel voldoen aan een aantal criteria.
Aantal labels stijgt. DSM 2 is vertrokken met 280 diagnoses. DSM V heeft er meer dan 500. er zijn enorm veel
diagnoses bij gekomen (maatschappelijke speelt hier dus ook mee)
2. Dimensionele benadering
Continuüm van ‘geen problemen tot veel problemen’
Vb. dimensie externaliserende problemen en dimensie internaliserende problemen (Cf. ASEBA – Achenbach).
De vragenlijsten. Je hebt een continuüm: normale, subklinische, klinische grens.
Persoon in meer of mindere mate kenmerken van een bepaald probleem (lijden? Het kan zijn dat ze niet veel
criteria hebben, maar dat ze wel enorm veel lijden)
Belangrijk voor psychologisch consulent! Eerste lijn zorg.
KLOP gaat ervan uit dat beide benaderingen elkaar aanvullen!
- Binnen bepaalde diagnose meer of minder symptomen (en andere uitingsvormen). Kijken naar
hoeveelheid en verscheidenheid van symptomen dat iemand toont. Bv bij DSM ‘je moet aan 6 van de 9
criteria voldoen’ -> verschillen welke 6 je dan hebt of dat je er misschien meer dan 6 hebt.
EN neemt ontwikkelingsperspectief mee om te bepalen of gedrag normatief, risicovol of problematisch is
3
, CENTRALE TERMEN BINNEN KLOP
Risicofactoren
Een risicofactor is een factor die een negatieve invloed heeft op de (normale) ontwikkeling van een kind en die
de kans op een bepaalde (maladaptieve) ontwikkelingsuitkomst verhoogt
Risicofactor geeft steeds kansuitspraak: Het is niet dat het altijd zo een uitkomst heeft. Daarom een kans.
8X meer kans om te ontwikkelen van een eetstoornis bij dieet -> niet automatisch dat het geldt dat je sowieso
een eetstoornis ontwikkelt.
2 soorten risicofactoren:
- Gefixeerde markers: niet veranderbaar. Genetische zaken, grote levensgebeurtenissen
- Variabele markers: ‘wel’ veranderbaar. Manier waarop je met zaken omgaat, dingen in de omgeving,
netwerk: uitbreiden? , opvoedingsstijl, aanpak op school
Risicoperioden
- Bv. Agressie voor en na 10-jarige leeftijd. Als een kind hevige agressie toont voor de leeftijd van 10 jaar,
dan is dit voorspeller voor later agressie als coping in volwassenheid.
Multifinaliteit
= eenzelfde (combinatie) risicofactor(en) kan tot verschillende uitkomsten leiden. Kunnen leiden tot
verschillende problemen. Bv: controle willen en laag zelfbeeld -> combinatie kan leiden tot faalangst of tot
depressieve kenmerken.
Equifinaliteit
= een bepaald probleem kan door verschillende (sets van) risicofactoren worden verklaard. Bv: anorexia. Komt
bij de 1 door diëten en perfectionisme en bij de ander: perfectionisme en interpersoonlijke problemen
Hoe zit het voor DEZE persoon in elkaar? Elke persoon is uniek en anders
4 niveaus van risicofactoren/kwetsbaarheid
- Organisch niveau
Genetische factoren, zwangerschapscomplicaties
- Intrapersoonlijk niveau
Temperament (gedragsinhibitie), emotieregulatie
- Interpersoonlijk niveau
Lage SES, opvoedingsstijl (leerkracht-leerling relatie)
- Hogere orde niveau (maatschappij)
Armoede, oorlog
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller emiliegoethals. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $12.88. You're not tied to anything after your purchase.