Dit is een samenvatting voor het vak Registratierecht en Erfbelastings in het derde jaar Accountancy-Fiscaliteit aan de Arteveldehogeschool. De te kennen leerstof van de ppt is erin verwerkt aangevuld met het handboek. Het is een grondige samenvatting. Als je graag het Word bestand zou hebben in pl...
Hoofdstuk 1: Inleiding op het registratierecht en
registratiebelasting
Onderscheid tussen directe en indirecte belastingen
Directe belastingen Indirecte belastingen
Een aanhoudende toestand wordt Een toevallige of voorbijgaande
belast gebeurtenis
Inkomstenbelastingen Op verbruik van goederen
Personenbelasting Douanerechten
Vennootschapsbelasting Accijnzen
Rechtspersonenbelasting Milieutaksen, verpakkingsheffing en
Belasting van niet-inwoners milieuheffing
Op rechtsverkeer of juridische feiten
Met inkomens gelijkgestelde
belastingen BTW
Verkeersbelasting Successierechten
Belasting op in verkeerstelling Registratie - hypotheek -
griffierechten
Art. 171 G.W.: belastingen worden jaarlijks gestemd
Zijn slechts voor 1 jaar van kracht (aanslag; bezwaarschrift voor 1 jaar; beroepskosten aftrekbaar
in het jaar dat ze gemaakt zijn)
GELIJKHEIDSBEGINSEL
Art. 172 G.W.: alle Belgen zijn gelijk voor de wet
Iedereen op een gelijke wijze behandelen
Belastingontwijking versus belastingontduiking
BelastingONTWIJKING BelastingONTDUIKING
= keuze van de minst belastbare weg = fraude
Men vermijdt belastingen, maar er worden Het niet nakomen van belasting-
geen regels overtreden. verplichtingen.
TOEGESTAAN NIET TOEGESTAAN
1. Zakelijke en indirecte belasting
De federale registratiebelasting en de Vlaamse registratiebelasting zijn indirecte belastingen. Ze
worden geheven op alleenstaande en toevallige rechtshandelingen en gebeurtenissen. Daardoor
onderscheiden ze zich van directe belastingen die op blijvende of periodieke toestanden worden
geheven.
De registratiebelasting treft enkel bepaalde rechtshandelingen waarbij er geen rekening wordt
gehouden met de persoonlijke situatie van de belastingplichtige als dusdanig. Hierdoor rekent men
de registratiebelasting tot de categorie van de zakelijke belastingen.
In tegenstelling tot andere indirecte belastingen (btw, douanerechten en accijnzen) wordt de
registratiebelasting en de registratiebelasting geheven op rechtshandelingen en niet op belastbare
feiten. Het voorwerp van het registratierecht en de registratiebelasting is het afsluiten van een
overeenkomst in het rechtsverkeer. Het al dan niet uitvoeren van deze overeenkomst is in principe
2
,van geen belang. Dit in tegenstelling tot de btw, waarbij het juist de daadwerkelijke uitvoering is van
de overeenkomst (bv. de levering van een goed of een dienst) die de belasting opeisbaar maakt.
De registratiebelasting vormt ten slotte een belasting op het rechtsverkeer onder levenden.
Daardoor onderscheiden ze zich van de erfbelasting die een belasting heft op het rechtsverkeer naar
aanleiding van het overlijden.
Registratierechten = zakelijke belasting
Er wordt geen rekening gehouden met de persoonlijke situatie van de belastingplichtige.
Registratierechten treffen enkel bepaalde rechtshandelingen.
Registratierechten = indirecte belasting
Registratierechten worden geheven op alleenstaande en toevallige rechtshandelingen en
gebeurtenissen.
Voorwerp = afsluiten van een overeenkomst in het rechtsverkeer
Het al dan niet uitvoeren van deze overeenkomst is in principe van geen belang.
2. Federale en gewestelijke belasting
De registratiebelasting is van oorsprong een federale belasting.
Sinds 1 januari 2002 is het registratierecht in vier materies een volwaardige gewestelijke belasting
geworden. Waarom wordt dit een volwaardige gewestelijke belasting genoemd? De gewesten zijn
namelijk bevoegd om een aantal zaken zelf te bepalen:
Het tarief
De belastbare grondslag
De vrijstellingen
In de vier volgende materies zijn de gewesten bevoegd om het tarief, de belastbare grondslag en de
vrijstellingen zelf te bepalen:
De overdracht van een in België gelegen onroerend goed
De vestiging van een hypotheek op een in België gelegen onroerend goed
De verdeling van een in België gelegen onroerend goed
De schenking van roerende of onroerende goederen onder levenden
In Vlaanderen wordt de term 'registratiebelasting' als verzamelterm gebruikt voor de diverse
Vlaamse registratiebelasting. Die verzamelterm omvat meer bepaald het verkooprecht, het recht op
hypotheekvestiging, het verdeelrecht en de schenkbelasting (art. 1.1.0.0.2, 17° VCF).
De overige registratiebelastingen blijven een federale bevoegdheid. Dat geldt onder meer voor
Het recht op huurcontracten
Het recht op contracten van vestiging van een recht van erfpacht of opstal
3
, Het recht op openbare verkopingen van lichamelijk roerende goederen
Het registratierecht op vonnissen en arresten (veroordelingsrecht van 3 %)
Voor het registratierecht op vonnissen en arresten geldt een veroordelingsrecht van 3%. Indien
vonnissen of arresten tot bewijs strekken van een overeenkomst waarbij eigendom of vruchtgebruik
van in België gelegen onroerende goederen worden overgedragen of aangewezen, kunnen die
aanleiding geven tot de heffing van het geregionaliseerde verkooprecht. Verder vallen ook het
algemeen vast recht (50 EUR) en een reeks specifieke vaste rechten onder de federale bevoegdheid.
De gewesten mogen in materies die tot hun bevoegdheid behoren eveneens specifieke vaste
rechten toepassen. Zo hebben het Vlaamse en Brusselse Gewest eigen specifieke vaste rechten
ingevoerd voor de minnelijke ontbinding of vernietiging van koopovereenkomsten (specifiek vast
recht van 10 EUR) en voor schenkingen tussen beroepsverenigingen en private stichtingen (specifiek
vast recht van 100 EUR).
We merken op dat het recht op de vestiging van een hypotheek op een onroerend goed een
gewestelijke materie betreft, terwijl de federale overheid bevoegd is voor het evenredig recht op de
overdracht van een hypotheek op een onroerend goed. Ook het evenredig recht op de vestiging van
een hypotheek op een schip behoort tot de federale bevoegdheid, net als het vast recht van 75 EUR
op een handlichting.
In beginsel is de inbreng in vennootschappen een federale materie gebleven. De inbreng van een
woonhuis door een natuurlijke persoon in een Belgische vennootschap vormt evenwel een
uitzondering op de regel. Het belasten van een dergelijke inbreng valt dus wel onder de
bevoegdheid van de gewesten.
De drie gewesten hebben hun bevoegdheid gebruikt om wetgevend op te treden. Dat leidt tot
belangrijke verschillen tussen de gewesten in de verschuldigde belasting. Om te bepalen welke
wetgeving van toepassing is, moet rekening worden gehouden met de volgende lokalisatieregels:
1. Bij de overdracht van, de verdeling van, of het vestigen van een hypotheek op een in België
gelegen onroerend goed is de wetgeving van toepassing op het gewest waar het onroerend
goed is gelegen.
Bij een ruil van onroerende goederen die in verschillende gewesten gelegen zijn, komt het
recht toe aan het gewest waar het onroerend goed met het hoogste (federaal) kadastraal
inkomen gelegen is. Deze regel geldt ook indien in één akte een hypotheek wordt gevestigd
op meerdere onroerende goederen die in verschillende gewesten zijn gelegen.
2. Bij het lokaliseren van een schenking onder levenden wordt een onderscheid gemaakt
naargelang de schenker al dan niet een rijksinwoner is en naargelang hij een natuurlijke
persoon of een rechtspersoon is (art. 1.1.0.0.2, elfde lid VCF).
Als de schenker een rijksinwoner is, wordt de schenkbelasting (op roerende of onroerende
goederen) gelokaliseerd in het gewest waar de schenker op het ogenblik van de schenking
zijn fiscale woonplaats heeft. Als deze fiscale woonplaats tijdens een periode van vijf jaar
vóór de schenking in meer dan één gewest gelegen was, dan komt het recht toe aan het
gewest waar de schenker in die periode het langst heeft gewoond.
Indien de schenking gebeurt door een rijksinwoner-rechtspersoon, wordt de schenkbelasting
(op roerende of onroerende goederen) gelokaliseerd in het gewest waar de schenker op het
ogenblik van de schenking zijn zetel van werkelijke leiding heeft. Als deze zetel van werkelijke
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller alinedeclercq. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $10.75. You're not tied to anything after your purchase.