College 1: Cognitieve ontwikkeling in de schooltijd (Hoofdstuk 12, Feldman)
Piagets fasen van cognitieve ontwikkeling
Cognitieve fase Voornaamste kenmerken
Sensomotorische fase (0-2) Ontwikkeling van objectpermanentie;
weinig tot geen vermogen om dingen
symbolisch weer te geven
Pre-operationele fase (2-7) Ontwikkeling van taal en symbolisch
denken; egocentrisch denken
Concreet operationele fase (7-12) Begrip van conservatie en
transformatie, vermogen tot
reversibiliteit en decentreren.
Formeel operationele fase (vanaf 12) Ontwikkeling van logisch denken en
abstract denken.
Concreet operationeel stadium: De periode van cognitieve ontwikkeling tussen het
zevende en het twaalfde levensjaar die wordt gekenmerkt door het actieve en juiste
gebruik van logica. Kinderen die concreet-operationeel kunnen denken, kunnen
logische operaties toepassen op concrete problemen. (Feldman, 2016).
Vygotsky en de zone van naaste ontwikkeling
• Samenwerkend leren
• Rolwisselend leren
• Scaffolding
Decentreren: Het vermogen om rekening te houden met verschillende aspecten van
een situatie. (Feldman, 2016)
Reversibiliteit: Het vermogen een uitgevoerde handeling (in gedachten) weer terug
te draaien. Hierdoor begrijpen kinderen dat je een bal van klei, die uitgerold is tot
slang, in zijn oorspronkelijke staat kunt terugbrengen (Feldman, 2016).
Taalontwikkeling in de schooltijd
Technische taalontwikkeling
• Woordenschat
• Grammatica
• Intonatie
• Wederkerigheid
Metalinguïstisch bewustzijn!
• Het besef van het eigen taalgebruik
Taal en sociaal-emotionele ontwikkeling
• Taal en sociale relaties
• Taal en zelfbeheersing
Tweetaligheid: Het vermogen om twee talen te spreken. (Feldman, 2016)
Voordelen:
• Het helpt je bij het uitbreiden van je woordenschat
, • Meer linguïstische mogelijkheden
• Metalinguïstisch bewustzijn
• Creativiteit en veelzijdige probleemoplossing
• Meer (verschillende) hersenactiviteit
Informatieverwerking in de schooltijd
Drie stadia van het geheugen
Sensorisch geheugen: het eerste van de drie geheugenstadia, waarin de
sensorische indrukken van stimuli korte tijd worden bewaard of geregistreerd; ook
wel sensorisch register genoemd. Er bestaat een apart register voor elk zintuig. De
belangrijkste taak van het sensorisch geheugen is deze stroom van sensaties net zo
lang vast te houden tot je hersenen hebben besloten welke informatie jouw aandacht
verdient. Op 3 à 4 items na verdwijnt alle informatie voordat het bewustzijn bereikt
wordt.
Werkgeheugen of STM: Haalt informatie uit sensorisch geheugen en verbindt deze
met items uit het lange termijn geheugen. Zonder repeteren worden indrukken van
waargenomen gebeurtenissen of ervaringen op z’n hoogst een minuut bewaard. Het
werkgeheugen is een soort psychische ‘werkplaats’ waar we informatie sorteren en
coderen voordat we die aan het lange termijngeheugen toevoegen (Zimbardo et al,
8e editie).
- Tijdelijke opslagplaats van taak-relevante informatie in de hersenen
- Bewust verwerking van ervaringen
- Heeft minder capaciteit dan sensorisch en lange termijn geheugen, ongeveer
7 items.
Lange termijn geheugen (LTG): Ontvangt informatie uit het werkgeheugen en slaat
op. De grootste capaciteit en waar informatie het langst wordt vastgehouden. In welk
deel van het lange termijn geheugen de informatie wordt opgeslagen is afhankelijk
van de betekenis. (Zimbardo et al, 8e editie)
Belangrijke geheugenstrategieën:
• Herhaling: Proces waarbij informatie steeds herhaald wordt om te voorkomen
dat de informatie vervaagt in de tijd dat het in het werkgeheugen zit.
• Organisatie
• Sleutelwoordstrategie
• Mindmapping
• Cognitieve Elaboratie: Het opslaan van herinneringen bij relevante
informatie. Tijdens het proces dat elaboratie wordt genoemd, wordt de nieuwe
informatie gekoppeld aan informatie die reeds in je geheugen ligt opgeslagen.
Herinnering: Het proces waarmee informatie gecodeerd, opgeslagen en weer
opgehaald wordt. (Feldman, 2016)
Mindmap: Diagram waarin een centraal thema omgeven wordt door gerelateerde
onderwerpen en sub onderwerpen. (Feldman, 2016)
, Wat is intelligentie? Het vermogen om de wereld te begrijpen, rationeel te denken
en effectief middelen in te zetten als mensen geconfronteerd worden met problemen.
(Feldman, 2016).
Intelligentie als structuren:
• De G-factor
Vs.
• Meervoudige intelligentie (meerdere typen intelligentie)
Intelligentie als processen:
• Triargische theorie van intelligentie
Analytische, creatieve en contextuele element
Meervoudige intelligentie (Gardner)
1. Linguïstische intelligentie (ezelsbrug: language)
(Taal)
2. Logisch-mathematisch (ezelsbrug: math, rekenen)
(Rekenen)
3. Ruimtelijke intelligentie
(Ruimtelijk inzicht, de weg kunnen vinden)
4. Muzikale intelligentie
(Muziek)
5. Lichamelijke-kinesthetische intelligentie
(Lichamelijke inspanning, dansen, atletiek)
6. Interpersoonlijke intelligentie
(Het vermogen om de emoties, motieven en handelingen van anderen te
begrijpen)
7. Intrapersoonlijke intelligentie
(Het vermogen om jezelf te kennen en een gevoel van identiteit te
ontwikkelen)
8. Naturalistische intelligentie
(Dieren, planten, natuurverschijnselen)
Sternberg’s Triarchische theorie: De opvatting dat intelligentie bestaat uit drie
elementen van informatieverwerking: het analytische element, het creatieve element
en het praktische element.
- Praktische intelligentie (gezond verstand): het vermogen om te gaan met de
mensen en gebeurtenissen in je omgeving.
- Logisch redeneren: vaardigheid die je nodig hebt om problemen te kunnen
analyseren en de juiste antwoorden te vinden.
- Experimentele intelligentie (in staat zijn om dingen te proberen om te kijken of
het werkt en weer nieuwe dingen te verzinnen) inzicht en creativiteit.
Intelligentiequotiënt (IQ): Een score die de verhouding uitdrukt tussen iemands
mentale leeftijd en zijn kalenderleeftijd. (Feldman, 2016)
Emotionele intelligentie: de capaciteiten en vaardigheden die ten grondslag liggen
aan het op de juiste manier inschatten, evalueren, uitdrukken en reguleren van
emoties. (Feldman, 2016)
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller sannevriet. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.87. You're not tied to anything after your purchase.