Module 1
1. Speltheorie
1.1. Speltheorie
- Een spel bestaat uit spelers die elk een strategie kiezen om een zo goed mogelijk
resultaat te bereiken
• Simultaan spel: 2 spelers beslissen op zelfde moment strategie
• Rationeel gedrag: eigenbelang nastreven
• Spelregels: gekend
- Er is een rijspeler (1e getal in cel) en kolomspeler (2de getal in cel)
1.2. Dominante strategie
-
- Dominante strategie = ongeacht wat de speler 2 doet is het altijd beter om te
bekennen (ontkennen is de gedomineerde strategie)
→ bestaat niet altijd: soms maar 1 speler of geen
- Evenwicht in dominante strategieën = er is voor elke speler een dominante
strategie, de combinatie van deze strategieën zal de verwachte uitkomst zijn
→ verwachte uitkomst is niet steeds ideaal
- Coöperatieve uitkomst = best mogelijke uitkomst bereiken door samenwerking en
afspraken te maken
- Nastreven tot individueel belang leidt niet per se tot beste gezamenlijke
uitkomst
1.3. Nash evenwicht
- Nash evenwicht = een combinatie van strategieën waarbij geen enkele speler zijn
strategie wil wijzigen, gegeven de strategie van de andere speler.
→ wanneer 1 of geen speler een DS heeft
, -
- Getallen in matrix geven voldoening van beide spelers weer = coördinatiespel
• De beste keuze hangt af van wat de andere speler kiest
• Er zijn GEEN dominante strategieën
- Evenwicht in DS ALTIJD Nash evenwicht
• Nash evenwicht NIET ALTIJD evenwicht in DS
- Productiemogelijkhedencurve: toont de verschillende combinaties van 2
goederen die geproduceerd kunnen worden wanneer alle productiemiddelen
efficiënt worden ingezet
→ vloeiende curve
→ verzameling van alle goederenbundels die een persoon, bedrijf of land max
kan produceren, wanneer alle beschikbare productiemiddelen efficiënt zijn
ingezet
• Productiemogelijkhedenverzameling: alle bundels op en onder curve
• Optimale punten: punten op de grafiek (A,B,C,D) (bij X zijn
productiemogelijkheden niet optimaal benut)
• Schaarste = beperking van beschikbare middelen
2.2. Opportuniteitskost
-
, - Opportuniteitskost = de gemiste opbrengst van de best mogelijke alternatieve
aanwending van de beschikbare productiemiddelen
→ kiezen is verliezen
→ vorm van de curve geeft aan hoe de OK veranderen indien we al meer van een
goed hebben
→ relatief, want wordt steeds uitgedrukt in termen van een ander goed
-
concaaf: normale vorm, de OK neemt toe
als goed toeneemt
lineair: uitzonderlijk, de OK is constant
naarmate goed toeneemt
- Absoluut voordeel
• Het is duidelijk dat Portugal een absoluut voordeel heeft in de productie:
het kan eenzelfde hoeveelheid wijn én eenzelfde hoeveelheid textiel
telkens produceren met minder uren dan Engeland.
2.3. Comparatief voordeel
-
• Portugal is relatief gezien beter in het produceren van wijn dan Engeland,
want P kan 1 extra EH wijn produceren ten koste van 8/9de EH textiel en
dat is kleiner dan de kostprijs voor E (6/5de)
→ helling van de curve is gelijk aan de opportuniteitskost.
2.4. Consumptiemogelijkheden
- Specialisatie: ga ervan uit dat beide landen nu enkel produceren waar ze relatief
goed in zijn
→ E enkel textiel, P enkel wijn
- Internationale handel opstarten: E kan (deel) van haar textiel ruilen voor wijn
→ Dit moet aan de hand van een ruilvoet
→ Enkel interessant als dit relatief minder kost dan het zelf te produceren
Module 2
1. De vraag
1.1. Partiële vraag
- Prijs van een broodje en de gevraagde hoeveelheid
→ factoren blijven gelijk = ceteris paribus
, - Partiele vraagfunctie V(p)
- Elk individu heeft een reservatieprijs → maximaal bedrag dat iemand wil betalen
- Totale bereidheid tot betalen = opp. onder de vraagcurve
- Totale uitgaven van consumenten = prijs · hoeveelheid
- Hoe goedkoper iets wordt, hoe meer er wordt verkocht
Consument heeft RP die gelijk is aan de maximale bereidheid tot betalen
Vraagcurve die daalt → negatief verband tussen prijs en gevraagde hoeveelheid
➔ wet van de vraag
1.2. Het consumentensurplus
- Op de vraagcurve kan je aflezen welke maximale waarde een consument bereid is
te betalen
- Consumentensurplus = geld dat je overhoudt omdat prijs lager is dan
reservatieprijs
- Totale consumentensurplus → totale opp. tussen de vraagcurve en de
horizontale rechte die de prijs weergeeft
• Of: opp. onder vraagcurve voor alle broodjes die gevraagd worden voor
die prijs
→ totale maximale bereidheid tot betalen van iedereen die een broodje
koopt voor die prijs
→ dan nemen we opp. onder de prijs voor dezelfde hoeveelheid (=totale
uitgaven van consumenten die een broodje kopen)
- Totale consumentensurplus = som van surplus van alle consumenten = totale
bereidheid tot betalen – totale uitgaven van de consumenten
1.3. De marktvraag
- Veronderstel: er zijn heel veel consumenten die mogelijk meerdere broodjes
kopen als de prijs laag genoeg is, reservatieprijs moet niet noodzakelijk geheel
getal zijn
→ Leidt tot een vloeiende vraagcurve
- Als de prijs ook maar een heel klein beetje daalt zal de gevraagde hoeveelheid
toenemen
- Andere interpretatie van de vraagcurve
• Consument die het x’te broodje koopt is bereid om er x euro voor te
betalen
- Marginale bereidheid tot betalen: bereidheid tot betalen van mensen voor het
laatste broodje dat gekocht wordt
• Meer broodjes → daling van marginale bereidheid tot betalen
- Consumentensurplus ook te zien bij vloeiende vraagcurve
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller sangerssam. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.79. You're not tied to anything after your purchase.