De geologische geschiedenis strekt zich uit over een periode van meer
dan 4 miljard jaar, vanaf het ontstaan van onze aarde tot op heden. De
kennis over de aardse geschiedenis is van groot belang voor de
lokalisatie van grondstoffen, grote eventen die ook in de toekomst
kunnen voorkomen en dus de werking van de aarde te verstaan!
4.1. De stratigrafie
4.1.1. De relatieve datering
Bij de relatieve datering van gesteenten steunt men op 2 principes: de
wet van de superpositie en de organische evolutie.
De wet van de superpositie stelt dat in een reeks van lagen die
horizontaal liggen of lichtjes hellen de bovenste laag de jongste is
en de onderste de oudste .
Toch moet men opletten voor valkuilen. Een opeenvolging van lagen
betekent niet noodzakelijk een continu tijdsverloop. Op bepaalde
plaatsen kunnen hiaten optreden. Op sommige plaatsen zijn bepaalde
perioden niet vertegenwoordigd. De scheidingslijn noemt men een
discordantievlak.
De organische evolutie werd overgeleverd door fossielen, restanten
van levende organismen die in gesteentelagen voorkomen. Van het
oudste leven op aarde zijn weinig of geen sporen bewaard gebleven.
Pas het laatste half miljard jaar levert ons voldoende bruikbare
,fossielen. Bij de relatieve datering steunt men op de aanwezigheid van
gidsfossielen in het gesteente. Het zijn
fossielen die een zeer groot verspreidingsgebied hadden maar slechts
een korte periode bestaan hebben.
4.1.2. De absolute datering
Om de werkelijke ouderdom van het gesteente te bepalen, zal men
beroep doen op radiometrie. In talrijke gesteenten komen isotopen
voor. Dit zijn verschillende vormen van eenzelfde chemisch element. Ze
hebben hetzelfde atoomnummer, maar een afwijkend aantal neutronen
en dus een afwijkend atoomgewicht.
De radioactieve isotopen (moederelement) gaan door uitstraling van
een heliumion, een elektron of een foton omgezet worden in een
nietradioactief moederelement of dochterelement. De snelheid
waarmee een bepaalde hoeveelheid van het moederelement voor de
helft omgezet wordt in het dochterelement noemt men de
halveringstijd.
De C14 is het vaakst gebruikt voor relatief recente gebeurtenissen. Het
radioactief element C14 wordt gevormd in hogere lagen van de
atmosfeer onder invloed van kosmische straling. Door voortdurende
vorming en verval kan men de verhouding tussen de radioactieve en
niet-radioactieve koolstof of de specifieke activiteit als constant
beschouwen in de lucht en in ieder organisme. Wanneer een organisme
afsterft, stopt de koolstofuitwisseling met de omgeving en begint de
specifieke activiteit te dalen. Het zal 5730 jaar duren vooraleer de helft
van het isotoop C14 vervallen is.
C14 ni meer opgenomen na de dood, zo weten we hoe oud een
organisme is.
4.2. Geologische structuren
,Bij een orogenese worden oorspronkelijk vlakliggende lagen verbogen
door een zijdelingse druk. We onderscheiden daarbij anticlinale
plooiingen en een synclinale plooiingen. In de synclinalen treedt er
sedimentatie op!
Bij een opeenvolging van plooien kan het zijn dat het centrale gedeelte
doorbuigt: anticlinorium en synclinorium.
Volgens de as van de plooien onderscheiden we rechte, overhellende en
liggende plooien. Wanneer bij een liggende plooi de zijdelingse druk te
groot wordt, kan ze overschuiven en doorbreken. Er ontstaat een
dekblad dat over de oorspronkelijke lagen heen schuift.
, Epirogenese is het rijzen en dalen van grote delen van de aardkorst.
Het gesteente is hierbij niet of nauwelijks vervormd.
Bij een breuk zullen 2 gesteentemassa’s langs een vlak ten opzichte
van elkaar verschuiven. Een
gesteente zal eerder breken dan
buigen bij een lage druk en
temperatuur, een snelle beweging en
een geringe buigzaamheid. Ze
komen daarom meestal dichtbij het
aardoppervlak voor. De meest
voorkomende breuken zijn op- en
afschuivingen en horizontaal
verschuivingen. Bij samengestelde
breuken zullen bepaalde delen
inzakken (slenken) en andere delen
opstoten (horsten).
4.3. Grote structurele eenheden
De kernen van continenten worden gevormd door kratonen. Deze zijn
opgebouwd uit zeer oude Precambrische gesteenten die weinig of niet
geplooid zijn. Deze kratonen rusten op diepe sokkels van Precambrische
gebergten. Als deze ls aan het oppervlak komen, spreken we van
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller lanaalaswad. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.07. You're not tied to anything after your purchase.