Samenvatting voor het tentamen dat voor het hele domein BMR wordt gegeven. De volgende hoofdstukken worden behandeld van het boek Algemene economie en bedrijfsomgeving (druk 6): 1, 8, 9, 11, 14, 15, 16, 21.
Algemene economie en bedrijfsomgeving
Hoofdstuk 1 De onderneming en algemene economie
Economie is de wetenschap die het streven naar welvaart bestudeert. De middelen voor de
welvaart zijn beperkt. Er moeten altijd keuzes worden gemaakt tussen de behoeften die men
wil bevredigen. Er is altijd schaarste.
De algemene economie bestudeert het economisch handelen voor een groter geheel, zoals
een land als Nederland of een regio als de EU.
De macro-economie is een onderdeel van de bedrijfsomgeving, de factoren die van invloed
zijn op de winstgevendheid van de onderneming. De macro-economische omgeving bestaat
voornamelijk uit de conjunctuur, wisselkoersen, loonkosten, grondstofkosten en rente. Deze
factoren hebben invloed op kosten en opbrengsten van de onderneming. Naast deze macro-
omgeving is ook een directe en een indirecte omgeving te onderkennen.
In het economisch denken is het verband tussen absolute en relatieve gegevens van groot
belang.
Variabelen zijn vaak het product van 2 andere variabelen (bijvoorbeeld: waarde is
hoeveelheid x prijs). De verandering in een dergelijke variabele is de som van de
verandering in de samenstellende delen (de verandering van de waarde is de verandering in
hoeveelheid + de verandering van de prijs). Een hoeveelheidsverandering staat bekend als
de reële verandering, een waardeverandering staat bekend als de nominale verandering.
De basisrelaties in de economie betreffen het volgende:
- De productie is het product van werkgelegenheid en arbeidsproductiviteit
- De loonsom is het product van werkgelegenheid en loon per werknemer
- De loonkosten per eenheid product zijn gelijk aan het loon per werknemer gedeeld
door de arbeidsproductiviteit
Hoofdstuk 8 produceren
Welvaart is de beschikking over goederen en diensten. De welvaart kan je meten met
behulp van het bruto binnenlands product (bbp) per hoofd van de bevolking in
koopkrachtpariteit. Deze variabele is geschikt voor het vergelijken van de welvaart tussen
landen.
De Human Development Index (HDI) meet naast het bbp per hoofd in koopkrachtpariteit ook
de verschillen in onderwijs en gezondheid. De HDI is een maatstaf voor het welzijn van de
bevolking van een land. De meeste rijke landen scoren hoog op de HDI omdat daar ook de
gezondheidszorg op een hoog peil staat en het onderwijs van hoog niveau is.
, De meeste producten moeten geschikt worden gemaakt in een productieproces voordat zij
gereed zijn voor gebruik. Ondernemingen en de overheid produceren: zij voegen waarde toe
aan producten. Deze waarde kan op verschillende manieren worden gemeten. We
onderscheiden 3 benaderingen:
- Bij de productiebenadering wordt de waarde gemeten door uit te gaan van de bruto
toegevoegde waarde
- Bij de inkomensbenadering vormen de inkomens van de bevolking het uitgangspunt
van de berekening
- Bij de bestedingsbenadering tel je alle bestedingen in een economie bij elkaar op
Alle productie binnen de landsgrenzen bij elkaar opgeteld levert het bbp tegen marktprijzen.
Verminder je deze met de kostprijsverhogende belastingen minus de prijsverlagende
subsidies, dan resulteert het bbp tegen factorkosten. Haal je daar weer de afschrijvingen van
af, dan blijft het netto binnenlands product tegen factorkosten over. Dit is gelijk aan de
beloning van de productiefactoren arbeid, kapitaal en natuur.
Produceren is niet alleen producten geschikt maken voor verder gebruik, maar ook het
vormen van een inkomen waarmee weer producten kunnen worden gekocht.
Hoofdstuk 9 Productiefactoren
De productiefactoren kapitaal, arbeid en natuur zijn onmisbaar in het productieproces.
De kapitaalgoederenvoorraad bestaat uit vaste kapitaalgoederen (zoals machines en
gebouwen), uit vlottende kapitaalgoederen (zoals grondstoffen) en uit hulpgoederen (zoals
energie). De kapitaalgoederenvoorraad en de productie staan met elkaar in verband door
middel van de kapitaalcoëfficiënt. Deze geeft weer hoeveel kapitaalgoederen er nodig zijn
voor een eenheid product.
Arbeid bestaat uit de vraag naar arbeid en het aanbod van arbeid. Producenten oefenen
vraag uit naar arbeid. De vraag is afhankelijk van de productie en de arbeidsproductiviteit.
De arbeidsproductiviteit geeft weer hoeveel arbeiders in een jaar kunnen produceren. Deze
variabele is van groot belang in het concurrentieproces.
Ondernemers kunnen de loonkosten per eenheid product laten door de arbeidsproductiviteit
te laten toenemen. De arbeidsinkomensquote geeft weer welk deel van de toegevoegde
waarde bestemd is voor de productiefactor arbeid. Het overige deel is bestemd voor rente
en winst. Alleen als de arbeidsinkomensquote niet te ver oploopt zullen ondernemers bereid
zijn om de noodzakelijke investeringen te verrichten.
Het aanbod van arbeid is afhankelijk van de potentiële beroepsbevolking. Dat is het deel van
de bevolking in de leeftijd van 15 tot 64 jaar of ook wel tot 75 jaar. Daarvan is de
beroepsbevolking het deel dat wordt weergegeven met het begrip participatiegraad. Het deel
van de beroepsbevolking dat werk wil hebben maar dat niet heeft, is de werkloze
beroepsbevolking.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller xninaxx. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.35. You're not tied to anything after your purchase.