Dit bestand bevat een compilatie van de studievragen, leerdoelen en werkgroep aantekeningen van het vak beginselen beginselen europees recht jaar 1. De stof is van week 1 tm 7 schematisch weergegeven, zodat je een duidelijk overzicht hebt met alle belangrijke stof voor het tentamen.
Week 1 - Europese Unie: aard, ontwikkelingen en instellingen
Bepaling Bepalingen
VEU VWEU
Europees 14 223-234
Parlement
Europese Raad 15 235-236
Raad 16 247-243
Europese 17 244-250
Commissie
Hof van Justitie 19 251-281
Aard van de Europese Unie
Hoe komt een verdrag tot stand
Een verdrag is een internationale overeenkomst tussen staten, waarbij staten ten opzichte van elkaar een aantal verplichtingen
aangaan.
Onderhandelingen -> daarna komen ministers bij elkaar -> overeenstemming -> verdrag dmv ondertekening
Iedere staat moet zijn goedkeuring geven -> rectificatie -> goedkeuring parlement -> inwerkingtreding
, Pacta sunt servanda -> verdragen zijn bindend. Als een verdrag eenmaal in werking is getreden, dan zijn staten die dat verdrag
ondertekend hebben verplicht dat te goeder trouw uit te voeren
Internationale organisaties
Kunnen met een oprichtingsverdrag worden opgericht (hierin worden bevoegdheden en instructies gegeven).
Er wordt een lichaam opgericht bij een verdrag en daar worden bepaalde organen aan gehangen. Deze moeten dan de
belangen behartigen van de internationale organisatie en van de deelnemende staten.
Standaard opstelling internationale organisaties: raadsvergadering/ dagelijks bestuur/ secretaris generaal
Voorbeelden: economische, technische, sociale en militaire organisaties.
- Intergouvernementele organisaties: de lidstaten (regeringen) zijn de baas. Besluiten worden uitsluitend door nationale
regeringen samen genomen en niet door een instelling die boven de lidstaten staat
- Supranationale organisaties: binnen bepaalde grenzen staan organisaties boven lidstaten. De onafhankelijke organen
hebben een veel verdergaande bevoegdheid dan bij de intergouvernementele. Je kan tegen je wil in worden gebonden.
Hoe komen bindende afspraken tussen staten tot stand?
Intergouvernementeel = tussen/ onder regering Supranationaal = boven natiestaten
Voorbeeld: veto recht/ besluiten bij unanimiteit Voorbeeld: besluit bij meerderheid of besluit door instelling die niet de
lidstaten vertegenwoordigt (commissie). Dus je kan OVERSTEMD WORDEN
Wanneer besluitvorming plaatsvindt door regeringen onderling, waarbij elke (want besluit bij meerderheid, hierdoor kan je vetorecht kwijtraken), tenzij in
staat zelfstandig kan beslissen om zich wel/ niet te binden aan het besluit. verdrag is bepaald dat met eenparigheid van stemmen kan worden beslist.
In een volledig intergouvernementeel systeem kan een staat niet buiten zijn ❖ Onafhankelijke organen
wil gebonden worden aan afspraken. ❖ Besluitvorming bij meerderheid
❖ Toezicht op nakomen: als lidstaat faalt ter nakoming worden
geroepen door commissie.
❖ Eigen rechtsorde: trias politica/ overheidsstructuur
Verwijst naar besluitvorming waarbij alle lidstaten gebonden worden aan
het genomen besluit, maar niet alle lidstaten het ermee eens zijn
, Invloed lidstaten
Sommige instellingen zijn meer intergouvernementeel van aard en andere meer supranationaal van aard. Is dus ook een kwestie
van gradatie!
De invloed van lidstaten afhankelijk van de samenstelling van een EU-instelling en de besluitvorming.
Lidstaten bepalen de inhoud van de verdragen en kennen bevoegdheden toe aan de instellingen
Samenstelling Bestaat een EU instelling uit personen die de lidstaat vertegenwoordigen? Dan is er meer ruimte voor het behartigen van de belangen
van de individuele lidstaten.
Heeft een EU-instelling de taak om expliciet het gemeenschapsbelang te behartigen? Dan is er voor individuele lid statelijke belangen
geen plaats.
Besluitvorming Behouden lidstaten hun veto recht? Dan hebben ze in theorie veel invloed. Wordt er gestemd met meerderheid van stemmen? Dan
uiteraard minder
Conclusie: hoe meer invloed een individuele lidstaat kan uitoefenen op een te nemen besluit, des te sterker de
intergouvernementele krachten en andersom.
Europese integratie
Amerikaans belang om Europese integratie tot stand te brengen als Sovjet-tegenligger van Rusland.
Totstandkoming EU in drie perioden
1) Europese Gemeenschappen (1952-1993) -> EGKS (kolen en staal integreren en daarmee voorkomen dat Duitsland dat ooit
nog zelfstandig zou kunnen doen) en EEG en Euratom (kernenergie toerekenen aan hogere autoritieit)
2) Europese Unie en Europese Gemeenschappen (1992-2009)
3) Europese Unie (> 2009) -> verdragen VEU (constitutioneel) en VWEU (zie dit als oude EEG verdrag. betreft de uitwerkingen
van de VEU -> meer economisch)
, Wat is de Europese Unie? Een proces, moving object, etappe en heeft als doelstelling om een steeds hechter verband te
vormen
- De EU is geen staat, maar een club van staten en vormt een steeds hechter verband.
- De EU is geen federatie, want wij kunnen uit de EU stappen (in een federatie zou dit niet kunnen)
- De EU verwezenlijkt gemeenschappelijke doelstellingen van de lidstaten. Zie artikel 2 en 3 VEU
- Belangrijkste onderdelen:
A. interne markt: verkeer tussen lidstaten, bevrijden van belemmeringen
B. economische en monetaire unie: economische ruimte, waar el economisch en monetair beleid moet kunnen
worden gevoerd (bv. invoering van de euro)
C. gemeenschappelijke activiteiten: het beleid moet worden afgestemd op elkaar denk aan landbouw,
transport en milieubeleid
D. justitie en politie: bv organisatie van controle op buitengrenzen of het uitleveren van een verdachte
E. extern beleid: beleidsgebieden die te maken hebben met andere europese landen, denk aan handelspolitiek
- Belangrijkste kenmerken:
A. recht van gemeenschappelijke overheid: EU is geen staat, maar je kan wel van een overheid spreken
B. bron van wetgeving: besluiten van de EU kennen rechtstreeks plichten of verplichtingen op aan de burgers. Je
kan als Nederlandse burger rechtstreeks worden geraakt door EU recht
C. relevant voor overheden burgers en ondernemers
Globalisering zo sterk, dat je alleen als EU samen voldoende handelingsmogelijkheden hebt, en op kan treden tegen een
gezamelijke vijand zoals Rusland.
Ontwikkeling: lege Stoel-crisis en het Akkoord van Luxemburg (1965-66).
Frankrijk was het niet eens met de voorgenomen wijziging, die inhield dat de besluitvorming binnen de Raad, die tot dan toe
plaatsvond bij unanimiteit (in de Verdragen wordt gesproken over besluiten met eenparigheid van stemmen), zou worden
vervangen door besluitvorming met gekwalificeerde meerderheid
Frankrijk was tegen deze wijziging omdat, door de wijziging van de besluitvorming zou Frankrijk haar “vetorecht” verliezen. De
Fransen waren bang haar soevereiniteit en controle te verliezen aan het grote Europa. (EEG een te groot supranationaal karakter.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller el011. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $11.25. You're not tied to anything after your purchase.