100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Sociale zekerheid en sociale bijstand $6.71   Add to cart

Summary

Samenvatting Sociale zekerheid en sociale bijstand

 64 views  4 purchases
  • Course
  • Institution
  • Book

Een samenvatting van sociale zekerheid en sociale bijstand. Er wordt veel verwezen naar wat je uit het hoofd moet kennen en wat je in de bamacodex terugvindt. Van lesgever Stanislas Ossieur.

Preview 10 out of 79  pages

  • Yes
  • December 26, 2023
  • 79
  • 2023/2024
  • Summary
avatar-seller
Sociale zekerheid en sociale bijstand
Hoofdstuk 1: inleiding
1.1.Algemeen

Er is een verband tussen het arbeidsrecht en het sociaal zekerheidsrecht

 Beide aparte domeinen, samen vormen ze het sociaal recht
1) Arbeidsrecht = collectief recht die de regels tussen werkgevers en werknemers regelt
- CAO: belangrijke bron van regels voor het arbeidsrecht (sociale partners)
- Partners kunnen in overleg gaan  afwijkend recht

2) Socialezekerheidsrecht: raakt de openbare orde
- Openbare orde: partijen kunnen contractueel niet afwijken
- De rechter mag bij een bepaling van openbare orde uit eigen beweging betwisten, zonder
dat hij zijn onpartijdigheid daarmee kwijtspeelt
- Bepaling van dwingend recht: de rechter mag dit niet

De manier waarop je arbeid presteert en de manier waarop je sociale zekerheid hebt zijn met elkaar
verbonden

 Drie verschillende stelsels van de sociale zekerheid: ambtenaren, werkgevers en
zelfstandigen
 Vb. pensioensopbouw

waarom? de overheid vergoedt zijn ambtenaren eerder beperkt, ze verdienen minder dan
zelfstandigen, maar de pensioenen zulle iets wat hetzelfde zijn. Dit is omdat ze verwachten dat
zelfstandigen met hun hoger loon voorzieningen voor later treffen

De sociale zekerheid is een veralgemeend systeem van sociale bescherming

 Zij die over een hoger loon beschikken (bv cardioloog), kunnen zich gemakkelijk een
bijkomende sociale zekerheid veroorloven die niet geldt voor iedereen, maar wel voor die
persoon zelf

In België kan je niet kiezen of je al dan niet een sociale zekerheid wilt  het wordt aan de bevolking
opgelegd  je bent verplicht om mee in de sociale zekerheid mee te stappen

1.1.1 Kenmerken sociale zekerheid:

1) Verplicht en veralgemeend systeem van sociale bescherming
2) Er is bijdrageplicht: op welke manier men een beroep uitoefent, moet men op een bepaalde
systematiek bijdragen om na een bepaalde tijd er ook inkomsten uit te halen
(contributief/voor wat hoort wat)
3) Het is inkomensgerelateerd: de uitkering die je nadien eventueel kan ontvangen verwijst naar
het inkomen die je hebt genoten
4) Basisprincipe: solidariteit je draagt bij in het systeem, maar je bent niet zeker dat je iets gaat
terugkrijgen. Je draagt dus bij, maar niet perse voor jezelf
 Vbn. Tussen werkgevers en werknemers, tussen jongeren en ouderen, tussen gezonden
en zieken, mensen met kinderen en zonder kinderen,…




1

,Waarvoor zorgt de sociale zekerheid/interventiedomeinen? (functies)

1) Een vervangingsinkomen (bij werkloosheid, pensionering, arbeidsongeschiktheid)
2) Een aanvullend inkomen (bij sociale lasten: opvoeding van kinderen, ziektekosten)
3) Bijstandsuitkeringen: de situatie waarbij je onvrijwillig niet over een beroepsinkomen
beschikt kan je hier aanspraak op maken (je voldoet niet aan de voorwaarden voor een
vervangingsinkomen)

1.1.2Geschiedenis

- Belangrijkste dat daaruit gekend moet worden: het gaat om recente regelgeving die nooit
stilstaat + moet telkens opnieuw afgestemd worden op het feit dat men in de Belgische
context aan het opschuiven is van het federale niveau naar het niveau van de
gemeenschappen

1.1.3Ideologische achtergrond

- 2 belangrijke grondleggers aan basis sociale zekerheid:
o Otto von Bismarck
o Lord Beveridge

1.Bismarckmodel (Duits model)

- Duitse kanselier
- Werkte eind 19de eeuw aan sociale zekerheidssysteem uit gefinancierd door werkgevers, -
nemers met staatsbijdrage voor pensioenen
- Streven naar behoud van levensstandaard bij bepaalde risico’s uitgaven gekoppeld aan
loon
- Solidariteit tussen werkenden
- Model = gebaseerd op de behoeften + onafhankelijk van de grootte van de bijdragen
- Gefinancierd door percentage op loon
- SZ bestond enkel voor degene die werkten

2.Beveridgemodel (Angelsaksische model)

- Vond het model van Bismarck te eng  de totale bevolking moest toegang krijgen tot sociale
zekerheid
- Voorzag eenzelfde forfaitaire uitkering voor elke burger via belastingen, ongeacht type
tewerkstelling
- Uitkering bij werkloosheid, ziekte, pensionering
- Model gebaseerd op solidariteit
- Voorziet uitkering voor iedereen
- Onder rechtstreeks beheer van de overheid

->Belgische situatie

- Mix van beide modellen
 Vb. pensioenen: verkregen door bijdragen die door betrokkenen is bijgebracht
(Bismarck) en iedereen heeft er toegang tot (Beveridge)
- In andere landen van Europa:
o In andere landen kiest men voor één model
 Duitsland  Bismarck
 Verenigd Koninkrijk Beveridgemodel

1.1.4België als verzorgingsstaat
2

,Belgische sociale zekerheidssysteem: publiek stelsel dat bedoeld is om inkomen en/of verzorging te
garanderen voor personen ten tijde van pensioen, ziekte, arbeidsongeschiktheid, overlijden of
werkloosheid

Van nachtwakersstaat/rechtstaat tot verzorgingsstaat

- Orde handhaven en economische vrijheid waarborgen = beschermen van personen en
goederen
- Werken aan heersende armoede door georganiseerd systeem van sociale zekerheid
- 1993: bepaling in verband met sociale zekerheid in de grondwet verzorgingsstaat

actieve welvaartstaat

 Niet alleen zorgen voor sociale bescherming, maar ook voor sociale investeringen
 Creëren van werkgelegenheid, organiseren van vorming en opleiding
 Overheid moet mensen de kans geven zich te ontplooien + sociale bescherming
bieden wanneer dit niet lukt

1.1.5Centraal begrip

- Twee pijlers waarop het stelsel van de sociale zekerheid steunt
o Verzekeringsgedachte
o Solidariteitsgedachte

Gewaarborgd door:

o Werkenden betalen bijdragen in verhouding tot hun loon
o Financiering gebeurt grotendeels door gemeenschap = alle burgers
o Vakbonden, ziekenfondsen en werkgeversorganisaties beslissen samen over systeem

1.1.6Inhoud van de sociale zekerheid

- Dekt 2 risico’s
 Loonverlies: gebeurtenissen kunnen iemand beletten normale beroepsinkomsten te
hebben: ziekte, invaliditeit, ouderdom, vroegtijdige dood van kostwinner
 Ontoereikend loon: gebeurtenissen kunnen iemands levensstandaard verlagen:
ziektekosten en gezinslast

de sociale zekerheid hangt af van het stelsel waaronder je werkt we hebben 3 stelsels

1.Zelfstandigenstelsel

- Veel voorzieningen die voor de zelfstandigen wegvallen
- Verzekerd voor 5 takken (zie dia artikel)
o Geneeskundige verzorging  gezondheidszorg
o Arbeidsongeschiktheid of invaliditeit
o Moederschapsverzekering (valt onder ziekteverzekering)
o Gezinsbijslag
o Pensioenen
 Dus niet voor jaarlijkse vakantie, werkloosheid en arbeidsongevallen
 Overkoepelende organisatie: RSVZ (Rijksinsituut voor de Sociale Verzekeringen der
zelfstandigen) (en dus niet de RSZ)

2.Ambtenarenstelsel

- Onderverdeeld in personeelsleden van plaatselijke en provinciale overheden  RSZPPO
3

, - Personeelsleden van overige administraties  tewerkstellende overheid zelf
verantwoordelijk voor bijdragen en uitbetaling  behalve geneeskundige verzorging

3.Werknemersstelsel

- Grootste  wordt gezien als het algemene stelsel: hier meeste deelnemers
- Één overkoepelde instelling: RSZ (Rijksdienst voor Sociale Zekerheid)
o = federale instelling
o Na laatste staatshervorming: men wil Rijksgedeelte laten vallen  we zijn nu een
federale staat
- Int werknemers- en werkgeversbijdragen
 Er zijn ook nog 6 instanties die de 7 sectoren beheren
o Per sector is er een autonome instantie die onder de RSZ valt  gaat verdelen over
de sectoren via het solidariteitsmechanisme (naar gelang van de behoefte op het
niveau van de dochterinstelling naar die instellingen laten toekomen), dus niet op
basis van de originele bijdragen die de werknemers en werkgevers verschuldigd
waren
- Uitbetaling door bevoegde instellingen:

o RVA(Rijksdienst voor Arbeidsvoorzieningen)
o Beheer voor de sector van de werkloosheid (vakbonden)
o bepalen op wat de rechthebbenden aanspraak

o RIZIV (Rijksinstituut voor ziekte en invaliditeit)
o Ziekte- en invaliditeit (mutualiteiten)
o je kan je aansluiten bij een ziekenfonds

o FPD (RVP) (Federale Pensioensdienst)
o Rust-en overlevingspensioenen
o betaald ook rechtstreeks pensioenuitkering aan de rechthebbende

o FEDRIS (AO en BZ) (Federaal Agentschap voor de Beroepsrisico’s)
o Beroepsziektenverzekering BZ
o Bestaat niet voor zelfstandigen
o AO: Arbeidsongevallen  arbeidsongevallenverzekering

o FAMIFED (Regionaal Dienst voor kinderbijslag)
o uitbetaling als dat nog niet gebeurd is door de kinderbijslagkassen
o werkt vaak met middenveld organisaties

o RJV (Rijksdienst voor Jaarlijkse Vakantie)
o taak = vakantiegeld van arbeiders uitbetalen
o voor bedienden w dit door de werkgever betaald
 Indeling in 7 klassieke sectoren
1) Klassieke sectoren 2)Socialebijstand of residuairestelsels
o Rust- en overlevingspensioenen
o Leefloon
o Werkloosheid
o Inkomensgarantie voor ouderen
o Arbeidsongevallenverzekering
o Gewaarborgd gezinsbijslag
o Beroepsziektenverzekering
o Tegemoetkomingen aan
gehandicapten 4

, o Gezinsbijslag
o Ziekte- en invaliditeitsverzekering
o Jaarlijkse vakantie



1.1.7Grondwettelijke verdeling van bevoegdheden

cement van de sociale zekerheid is het cement van de unitaire staat België, de sociale zekerheid als
bindmiddel die gemeenschappen en gewesten samenhoudt

 6de staatshervorming = heel wat bevoegdheden van federale niveau naar gemeenschappen &
gewesten
 België evolueert naar een confederale staat

Federale bevoegdheid Gemeenschappen/gewesten
Werkloosheidsverzekering + financiële Arbeidsbemiddeling en programma voor
tegemoetkoming wedertewerkstelling (beroepsopleiding 
VDAB)
Gezinsbijslagsregeling Gezinsbeleid: hulp en bijstand aan gezinnen vb.
door Kind en Gezin
Ziekteverzekering Gezondheidsbeleid (=persoonsgebonden) vb.
initiatieven rond eerstelijnsgezondheidszorg en
preventief gezondheidsbeleid
Arbeidsrecht en sociale zekerheid Sociaal beleid (alle actie die lokale actoren en
besturen opzette met het oog op het
garanderen van toegang van elke burger tot
economische, sociale en culturele rechten in
art.23 in Grondwet iedereen menswaardig
kan leven)
Vaststellen van het minimumbedrag, de Beleid maatschappelijk welzijn (OCMW)
toekenningsvoorwaarden en de financiering
van het bestaansminimum, recht op
dienstverlening en recht op hulp van het
OCMW
Sociale reclassering en integratie Gehandicaptenbeleid: beroepsopleiding,
omscholing en herscholing
Pensioenstelsel: toekenningsvoorwaarden, Bejaardenbeleid
minimum bedragen, wettelijk gewaarborgd
inkomen


1.1.8.Organisatie van de sociale zekerheid

- Wie is onderworpen aan sociale zekerheid?
o Iedere persoon gebonden door een arbeidsovereenkomst aan het algemeen
werknemersstelsel
o Van openbare orde
o Niet: max. 475 uren per jaar werken  jobstudenten
o Niet: zeelieden ter koopvaardij  eigen structuur en administratie
o Zelfstandigen: apart stelsel  verzekerd voor 5 zaken (zie inleiding)
o Ambtenaren: apart stelsel  volledige sociale zekerheid

1.2 Handvest van de sociale verzekerde
5

, - 11 april 1995: nieuwe wet  Handvest van de sociaal verzekerde
o Waarborgen dat de overheid zich aan een reeks verplichtingen moet houden
- Geeft rechten en plichten aan bevolking mbt sociale zekerheidsinstellingen weer
o Bevolking beschermen door geheel van regels waaraan sociale zekerheidsinstellingen
zich moeten houden: alle overheidsinstellingen + instellingen van sociale bijstand
- Handvest=een document waarin de grondrechten van een organisatie vastgelegd worden

- Belangrijkste principes
o 1 Sociale zekerheidsinstellingen: verplicht om bevolking te informeren over rechten:
ook zelf initiatief nemen = informatieplicht(artikel 3, 4, 5)
 Recht op uitkering  verplicht deze uit te keren

o 2 Zo vlug mogelijk antwoorden na vraag voor uitkering
 Binnen 4 maand antwoord + binnen 4 maand uitkeren (artikel 10,11)
 bepaalt hoe de aanvragen moeten worden behandeld

o 3 Tegen een eventuele ongunstige beslissing van een zekerheidsinstelling kan altijd in
beroep gegaan worden
 Termijn van beroep: minstens 3 maand via een verzoeksschrift(artikel 23)
 Zekerheidsinstelling moet burgers meer en beter informeren over het feit
dat men in beroep kan gaan + wat de termijn is  niet gedaan: termijn gaat
pas van start vanaf de burger op de hoogte is (
 Beslissingen genomen door de instellingen moeten altijd gemotiveerde
beslissingen zijn (artikel 7) in begrijpelijke taal (artikel 6)
 Bij een onjuiste beslissing w een nieuwe beslissing genomen die uitwerking
heeft op de datum waarop de verbeterde beslissing had moeten ingaan
(artikel 17)
 een beslissing die ten onrechte een grote prestatie toekent moet de sociaal
verzekerde terugbetalen wat hij onschuldig heeft ontvangen (artikel 15 & 22)

1.2.1Praktische toepassing van het Handvest op de werking van de OCMW’s

- OCMW oorspronkelijk niet onder het toepassingsgebied  richtte zich enkel tot de
instellingen van sociale zekerheid
- Wijzigingswet 25 juni 1997: OCMW’s werden opgenomen in het toepassingsgebied
o Ook rechtspersonen van publiek recht die prestaties van sociale zekerheid
toekennen vallen eronder (NIET IN CODEX)

 Gevolgen voor het OCMW
 Handvest en de aanvraag van leefloon verplichtingen om leefloon te ontvangen
(obvartikel 9 van de Wet Handvest Sociaal Verzekerde)
 Ontvangstbewijs
 Niet-bevoegde OCMW waarbij het verzoek wordt ingediend, zendt dit door
aan het bevoegde OCMW
 Elk verzoek ingediend voor het verkrijgen van een voordeel dat onder het
stelsel van sociale zekerheid of sociale bijstand, geldt als verzoek tot het
verkrijgen van hetzelfde voordeel ten laste van een ander stelsel
 Handvest en de motivering van de beslissingen
 Het OCMW moet wanneer men het leefloon toekent of weigert verder
uitbreiden met bepalingen (artikel 14)

6

,  Mogelijkheid om voor de bevoegde rechtbank beroep aan te
tekenen
 Adres van bevoegde rechtbank
 Termijn om beroep aan te tekenen + wijze waarop het moet
gebeuren
 …
 Wanneer deze bepalingen niet zijn opgenomen in hun beslissing gaat de
termijn om beroep aan te tekenen niet in

 Handvest en de beslissing tot terugvordering(artikel 15)
 Bijkomende vermeldingen (zie cursus)
 Wanneer het niet al deze vermeldingen bevat gaat ook hier de termijn om
beroep in te stellen niet in

 Handvest en de beroepstermijn
 Beroep wordt ingesteld binnen 3 maanden na de kennisgeving van die
beslissingen of na de kennismaking van de beslissingen door de betrokkene
(artikel 23)

Onderscheid naargelang het beroep betrekking heeft op(zie OCMW WET, pg 733, artikel 71)

- Beslissing inzake leefloon: beroepstermijn 3 maanden
- Beslissing inzake maatschappelijke dienstverlening: beroepstermijn 1 maand, aangezien het
niet onder de term sociale zekerheid valt en dus zeker niet onder het Handvest


1.2.2Kruispuntbank van de sociale zekerheid (wet van 15 jan 1990: NIET in codex)

Coördinatie van de betrekkingen tussen de instellingen van de sociale zekerheid onderling enerzijds
entussen de instellingen en het Rijksregister anderzijds te optimaliseren

- = verwijzingsdatabank: knooppunt: weet welke instelling over welke gegevens beschikt +
welke gegevens een instelling bij andere instellingen mag opvragen
o Niet alle informatie is in één databank aangenomen, maar er is wel een opsomming
voor welke sector, bij welke instantie voor welke persoon je moet gaan
o Niet alle informatie van één persoon staat in eenzelfde databank

- Sociale zekerheidsinstelling die over bepaalde gegevens wil beschikken in verband met de
sociaal verzekerde  aanvraag indienen bij de Kruispuntbank
- Beschermen privacy: iedereen heeft recht op toegang tot eigen gegevens + tot verbetering of
verwijdering ervan


1.2.3 Identificatie van de sociaal verzekerde

1) Elektronisch identiteitsbewijs ( niet in codex)
- Wordt gebruikt voor de correcte identificatie van de sociaal verzekerde + uitlezen van
identificatienummer van de sociale zekerheid
- Niet ingeschreven in een Belgische gemeente Kruispuntbanknummer

- Geldige elektronische identiteitsbewijzen
o Klassieke elektronische identiteitskaart

7

, o KIDS-id: kinderen jonger dan 12 jaar
o Elektronische kaart uitgereikt aan niet-Belgische onderdanen van EU die in België
verblijven
o Elektronisch verblijfstitel uitgereikt aan onderdanen van landen buiten de EU die in
België verblijven

- Uitgereikt aan personen ingeschreven in de Belgische bevolkingsregisters van een Belgische
gemeente
- In het buitenland: uitgereikt aan Belgen die ingeschreven zijn in een diplomatieke of
consulaire post

- Ziekenfondsen bewaren en beheren de administratieve verzekerbaarheidsgegevens in een
elektronische databank
o Zorgverlener verstrekt prestaties  moet verzekerbaarheid van zijn patiënt kunnen
raadplegen
o Op basis van rechten van patiënt voor de terugbetaling bepaalt hij het persoonlijk
aandeel (remgeld) dat de patiënt moet betalen voor de betrokken prestatie

 Alle gegevens zijn online beschikbaar in de databank van ziekenfondsen
o Zorgverleners en professionals: zich ook eerst identificeren voor ze toegang krijgen
o Om gegevens te kunnen raadplegen: sociaal verzekerde moet eerst worden
geïdentificeerd aan de hand van zijn uniek identificatienummer  toegang tot
databank

2) Isi+ kaart

(wet van 29/1/2014)

- Voor personen die onder de Belgische sociale zekerheid vallen, maar die geen elektronisch
identiteitsbewijs hebben redenen(artikel 2)
o Niet aan voorwaarden voldoen om een bewijs te krijgen (vb. grensarbeiders)
o Niet verplicht zijn er een te hebben (vb. kinderen jongeren dan 12, Belgen in het
buitenland gedomicilieerd,…)

Isi =sociale identificatie

+ = wijst op het aanvullende karakter ten opzichte van de Belgische identiteitsbewijzen

 Laat toe de houder ervan te identificeren door het unieke identificatienummer dat erop
vermeld staat

- Ziekenfondsen reiken deze kaart uit aan de leden die voldoen aan de voorwaarden

OPMERKING:

- Sociaal verzekerden die geen recht hebben op elektronisch identiteitsbewijs + kinderen
jongeren dan een jaar krijgen deze kaart
- Sociaal verzekerden die niet over een elektronisch identiteitsbewijs beschikken, maar die er
wel een kunnen krijgen moeten de nodige stappen zetten
- Kinderen jonger dan 12: verplicht kids-ID wanneer ze naar het buitenland gaan

 Voordelen van het nieuwe systeem

8

,  Gegevens inzake verzekerbaarheid zijn steeds actueel


1.2.4 toepassingsgebied van de sociale zekerheid voor werknemers

1.territoriaal toepassingsgebied

De Belgische sociaal zekerheidsregeling voor werknemers is van toepassing op werknemers, van
welke nationaliteit ook die in België werkzaam zijn, in dienst van een in België gevestigde werkgever
of verbonden aan een in België gevestigde exploitatiezetel (artikel 3 wet van 27 juni 1969)

- Uitzondering: detacheringsregel

= houdt in dat een werkgever een werknemer tijdelijk naar een andere Europese lidstaat zendt  er
namens de werkgever arbeid verrichten

o Maximaal 12 maanden (opgesplitst in 2 x 6 maanden)
o Geldt enkel binnen Europese Unie

- Buiten Europa werken?
o Overzeese sociale zekerheid  beperkte bescherming (enkel voor ouderdom,
overlijden, ziekte- en invaliditeit)
o
- Sociale zekerheidssysteem = van openbare orde  geen afwijking mogelijk



2.personeel toepassingsgebied

- Voor alle werkgevers en werknemers die met elkaar een arbeidsovereenkomst hebben
o Arbeidsovereenkomst = contract waar werk wordt uitgeoefend onder gezag van
werkgever in ruil voor loon

(W: artikel 1 &2, KB: 3)

- Specifieke groepen die ook vallen onder de sociale bescherming van de werknemer MAAR
geen arbeidsovereenkomst hebben
o Huisarbeiders
o Vrachtwagen- en taxichauffeurs (aan voorwaarden verbonden)
o Onthaalouders
o Wetenschappelijke onderzoekers met statuut van bursaal

- persoonlijk assistentiebudget vallen ook onder het toepassingsgebied van de sz niet
tegenstaande dat ze eig geen werknemers zijn
o Persoonlijke assistent voor PMH
o Schouwspelartiesten (speciale groep WANT mag kiezen ofwel werknemer OF
zelfstandige)

Specifieke groepen die NIET vallen onder de sociale bescherming van de werknemer, maar wel
verbonden zijn door een arbeidsovereenkomst:

- Occasionele arbeid (gelegenheidsprestaties): maximaal 8 uur per week werk, voor de
behoeften van de huishouding
 Vb. Babysitters, gezelschapsdame/heer, etc.
 (artikel KB: 16)

9

, - Bepaalde seizoensgebonden werkzaamheden in de land- en tuinbouw(artikel 8bis)
 Vb. Witloofteelt en hopteelt

- Activiteiten in de socio-culturele context
 Vb. Jeugdleiders, etc
 Mogen 25 arbeidsdagen per jaar niet overschrijden
 (artikel 17 sexies)

- Jobstudenten(zie cursus pg 28 voor wat aan te duiden)
(KB: artikel 17bis)

- Werknemers die maar voor bepaalde sectoren van de sociale zekerheid aan de orde zijn
 Beroepssportbeoefenaars: niet onderworpen aan stelsel van Jaarlijkse Vakantie,
Werkloosheid en Ziekte- en Invaliditeit (behalve voetballers en wielrenners)
( KB: artikel 6 + 6bis)

 Vast-benoemde ambtenaren en vast-benoemde leerkrachten in het vrij
onderwijs: enkel onderworpen aan de gezondheidszorg voor werknemers, al
de rest valt onder de sociale zekerheid voor ambtenaren
(KB: artikel 7)


1.2.5 Jobstudenten

Krijgen elk jaar van de overheid een pakket van 475 uur  minder sociale bijdragen doen dan
gewone werknemers(KB van 28/ 11/ 1969, artikel 17BIS + verwijzingen)

- Student mag niet meer dan 240 uur per kwartaal werken (buiten in de zomer)
- Moeten werken buiten de momenten waarop ze geacht worden cursussen of andere
activiteiten te volgen
 Als deze voorwaarden vervuld zijn, moet de student enkel een lagere solidariteitsbijdrage
leveren aan werkgever en niet zoveel als de gewone werknemer

- Wanneer een werkgever een studentenovereenkomst kan sluiten moet hij dat doen
o Maximale duur: 12 maanden  langer: overeenkomst wordt gewone
arbeidsovereenkomst + ook geen nieuwe studentenovereenkomst met die
werkgever afsluiten

- Na afsluiten overeenkomst moet de werkgever de student aangeven bij Dimona
o Per kwartaal aangeven hoeveel dagen de student zal werken
o Meerdere kwartalen: evenveel dimona’s als kwartalen

- Na het indienen van de Dimona blijkt dat de student al meer dan 475 uren heeft gewerkt 
werkgever krijgt hiervan een niet-blokkerende melding
o Meer uren gewerkt: gewone bijdragen verschuldigd aan werkgever
o Contingent overschreden door tewerkstelling bij één werkgever  gewone bijdragen
gebeurt vanaf uur 1
o Als werkgever de dagen die de 475 dagen overschrijdt aangeeft met gewone
bijdragen en de andere dagen die binnen het contingent aangeeft met
solidariteitsbijdragen  de gewone bijdragen zijn pas verschuldigd vanaf uur 476

10

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller mauropoelaert. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $6.71. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

81311 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$6.71  4x  sold
  • (0)
  Add to cart