100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting literatuur Strafrecht 3 (Strafprocesrecht) 2018!! $6.93
Add to cart

Summary

Samenvatting literatuur Strafrecht 3 (Strafprocesrecht) 2018!!

 90 views  1 purchase
  • Course
  • Institution
  • Book

Beste (mede)student, Met deze samenvatting van de literatuur van Strafrecht 3 kun je wat beter weg-wijs worden in de vele literatuur die voor dit vak voorgeschreven staat. Dit zal je zeker helpen bij het leren voor het tentamen Strafrecht 3, dat toch als erg lastig door veel studenten wordt bescho...

[Show more]

Preview 4 out of 99  pages

  • Unknown
  • March 25, 2018
  • 99
  • 2017/2018
  • Summary
avatar-seller
Samenvatting strafrecht 3, literatuur
Studiejaar 2017-2018
Volledig uitgewerkt (gedetailleerd)

, Strafrecht 3 samenvatting
Week 1 Vooronderzoek, verdachte, verhoor & vrijheidsbeneming

Begrip verdachte, art. 27 lid 1 en 2 Sv: 2 definities.

Verdachte, art. 27 lid 1 Sv – waarborgfunctie (beperkende voorwaarde toepassing
dwangmiddelen)
Materieel begrip verdachte > lid 1 > mag tegen de burger worden opgetreden?
a. Vermoeden (verdenking) op schuld aan een strafbaar feit
 Primair gaat het om vermoeden van daderschap (vervullen delictsomschrijving)
 Eventuele schulduitsluitingsgronden spelen geen rol. Rechtvaardigingsgronden slechts
als volledig duidelijk is dat hier sprake van is
b. Vermoeden dat redelijk is
 Louter subjectief vermoeden zoals intuïtie is onvoldoende
 Objectieve toets vereist (dit zorgt voor problemen bij heterdaad ex art. 53 Sv)
 Er moet een bepaalde graad van verdenking zijn
c. Vermoeden van schuld moet voortvloeien uit feiten & omstandigheden
 Het gaat om feiten en omstandigheden die zich op het moment van justitiële optreden
voordoen (ex ante)
 Maakt niet uit op welke wijze het vermoeden is ontstaan, mits de beschikbare
informatie voldoende betrouwbaar mag worden geacht (aangifte, eigen waarneming of
zelfs anonieme tip)

Verdachte, art. 27 lid 2 Sv – toekenning van rechten (rechtspositie)
De rechtspositie van verdachte moet worden geregeld als eenmaal tegen hem is opgetreden. Justitie
heeft dus tegen de burger op getreden (verschil met lid 1). Verdachte is hier een kleurloos en technisch
begrip. Het beestje moest een naam hebben en de wetgever koos voor het begrip verdachte.

Beslissend voor de vraag of lid 1 of 2 van toepassing is, is dus of tegen de verdachte vervolging is
ingesteld (procesfase).

Vergelijking met art. 6 EVRM (‘ vervolgde’)
Deze vereist geen verdenkingsvoorwaarde.
Wanneer ben je als vervolgde in de zin van art. 6 EVRM aan te merken?
Er is sprake van een criminal charge als de Staat jegens de betrokkene een handeling heeft verricht
waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem terzake van een bepaald
strafbaar feit door het OM een strafvervolging zal worden ingesteld (official notification).
- Of een redelijke verdenking bestaat, doet niet ter zake (overeenkomst met art. 27 lid 2 Sv)
- Van een criminal charge is vaak al sprake voordat de vervolging naar Nederlands recht
aanvangt. De regeling van zijn rechtspositie zal in dat geval aan art. 6 EVRM moeten
beantwoorden.

Art. 29 Sv verklaringsvrijheid en zwijgrecht
Het gaat om het verhoor van de verdachte. Art. 29 Sv heeft de strekking om de verdachte te behoeden
tegen ongewilde medewerking aan zijn eigen veroordeling. Het artikel is alleen maar van toepassing
als iemand als verdachte wordt gehoord.
- Pressieverbod: de verhorende rechter of ambtenaar zich moet onthouden van alles wat de
strekking heeft een verklaring te verkrijgen, waarvan niet gezegd kan worden dat deze in
vrijheid is afgelegd.
- Cautie: de verdachte moet voor het verhoor er uitdrukkelijk op worden gewezen dat hij niet tot
antwoorden verplicht is.

,De verdachte mag zwijgen, maar als hij spreekt moet het zijn vrije keuze zijn. Dit is dan ook als een
uitdrukking van het nemo-tenetur beginsel aan te merken (eerlijk proces).
Art. 29 Sv is in het algemene deel geplaatst en is van toepassing op het gehele strafproces, zowel het
vooronderzoek als het onderzoek ter zitting. Echter, de functie van art. 29 Sv is primair gericht om de
verhorende politieman in te prenten dat hij een burger tegenover zich heeft die zijn proceshouding in
vrijheid moet kunnen bepalen.

We concentreren ons dan ook op het verhoor door opsporingsambtenaren.

Het pressieverbod
The Will of the accused mag niet worden gemanipuleerd (om te spreken). Dit is in strijd met art. 29
Sv. Niet iedere vorm van pressie is verboden. Uit het feit dat de verdachte van zijn vrijheid is beroofd,
gaat een zekere druk uit. Ook van het verhoor dat hij niet zelf kan beëindigen. Het enkele feit dat
verdachte zich op zijn zwijgrecht beroept, hoeft voor de opsporingsambtenaar geen reden te zijn om
met het verhoor op te houden. Ook mag de verdachte indringend met het hem belastende
bewijsmateriaal worden geconfronteerd. Ook een beproefde ondervragingstactiek mag (bewust
achterhouden van info om waarheidsgehalte verdachte te controleren).

Er dient onderscheid te worden gemaakt tussen geoorloofde en ongeoorloofde pressie. Het Hof heeft
zich op het standpunt gesteld dat ‘the privilege against self-incrimination’ niet een absoluut beginsel
vormt. Het gaat om het tegengaan van improper compulsion. Maatgevend zijn vooral de arresten van
de HR met betrekking tot de zogenaamde Zaanse verhoormethode.
 De conclusie die uit de jurisprudentie kan worden getrokken is dat de uitleg van art. 29 Sv
wordt beheerst door een belangenafweging. De vrijheid waarop de verdachte als procespartij
recht heeft, wordt afgewogen tegen het belang van de waarheidsvinding.

Sanctie schending art. 29 Sv
Verklaringen van verdachte die door middel van ontoelaatbare verhoormethodes zijn verkregen,
moeten als regel als onrechtmatig verkregen bewijs terzijde worden gesteld. Uiteraard is deze
bewijsuitsluiting niet toepasbaar als het verhoor geen bewijs aan bruikbare informatie heeft
opgeleverd.

Zaanse verhoormethode II arrest
Hier was de verdachte ondanks de driedubbele schending van art. 29 Sv blijven zwijgen. De HR was
van oordeel dat dit onrechtmatige optreden op voet van art. 359a Sv moet worden gecompenseerd door
strafvermindering.

Wetsvoorstel 34 159 – nieuw art. 29a Sv
Lid 1: voorschriften mbt weergave van het verhoor in het proces-verbaal.
Lid 2: afgelegde verklaringen zoveel mogelijk in de eigen bewoordingen van verdachte weergeven
(thans art. 29 lid 3 Sv). Zo veel mogelijk in vraag-en antwoord vorm.
Lid 3: Raadsman en verdachte recht om opmerkingen te maken over de weergave van het verhoor te
maken. Als de verbalisant die opmerkingen niet overneemt, moet hij ze in het proces-verbaal
vermelden. Tot ondertekening van het verhoor is verdachte iig niet gehouden. Dat is alleen het geval
als hij met de weergave instemt.

Waarborg tegen ongeoorloofde pressie
Dit, samen met audiovisueel verhoor (dat niet verplicht is), weerhoudt de verhorende ambtenaar er
wellicht van om verhoormethodes toe te passen in strijd met art. 29 Sv. Het geldt dan ook (naast
verhogen van de betrouwbaarheid) als waarborgfunctie tegen ongeoorloofde pressie. Ook de
cautieplicht van art. 29 lid 2 Sv vormt een waarborg tegen ongeoorloofde pressie. Ditzelfde kan
worden gezegd van de verplichting om de verdachte mede te delen waarvan hij wordt verdacht, art.
27c lid 1 Sv en van de plicht om hem te wijzen op zijn rechten, art. 27c lid 2 t/m 5 Sv.

Cautie en verhoor

, Art. 29 Sv is geschreven voor alle gevallen waarin iemand als verdachte wordt gehoord. Dus niet
alleen voor de gevallen waarin de verdachte naar een plaats van verhoor wordt geleid (art. 53 lid 2 en
54 lid 1 Sv), maar ook als vragen worden gesteld voordat verdachte op het politiebureau arriveert. De
cautieplicht geldt alleen als iemand als verdachte wordt gehoord (Vragen staat vrij-arrest). De definitie
van een verhoor van het Zo-even arrest is hierbij richtinggevend. Van het geven van een cautie moet in
het proces-verbaal een melding worden gemaakt, art. 29 lid 3 Sv (nieuw art. 29 lid 2 Sv). Als dit niet
gebeurt, mag er van worden uitgegaan dat de cautie niet is gegeven. Dit leidt ertoe dat de verklaring
van verdachte niet als bewijs mag worden gebezigd. Dit is alleen anders als aannemelijk is dat
verdachte door het verzuim niet in zijn verdediging is geschaad.

Zo-even arrest – definitie verhoor
Hier ging het om een verdachte die, misschien om aanhouding te voorkomen, bereid was op straat
vragen te beantwoorden. Het probleem was echter dat hem geen cautie was verleend. De HR gaf de
volgende definitie van verhoor: alle vragen die aan een door een opsporingsambtenaar als verdachte
aangemerkt persoon betreffende zijn betrokkenheid bij een geconstateerd strafbaar feit. De definitie
bevat 2 elementen, namelijk:
1. Hoedanigheid: De persoon in kwestie moet als verdachte worden gehoord
 Er is sprake van een verdachte als de opsporingsambtenaar de persoon als verdachte
heeft aangemerkt.
 Als iemand wordt bevraagd die (nog) niet als verdachte is aangehouden, moet af
worden gegaan op de objectieve omstandigheden van het geval. Daaruit moet
noodzakelijk voortvloeien dat de opsporingsambtenaar de betrokkene als verdachte
heeft aangemerkt. Veel gewicht komt toe aan de vraag of objectief gezien sprake was
van een redelijk vermoeden van schuld in de zin van art. 27 lid 1 Sv.
o Aan het feit dat de betrokkene nog niet als verdachte behoefde te worden
aangemerkt mag in de regel worden afgeleid dat de opsporingsambtenaar hem
ook niet als verdachte heeft aangemerkt.
2. Karakter van de vragen: De vragen moeten betrekking hebben op het vermoedelijk gepleegde
feit. Soms doen zich grensgevallen voor.

Bepalend is dus of de agenten de betrokkene feitelijk als verdachte hebben aangemerkt. Art. 27 lid 1
Sv vormt een belangrijke indicatie, maar ook niet meer dan dat.

Art. 219 Sv
Dat de wetgever niet blind is geweest voor de belangen van de (nog) niet verdachte burger, blijkt uit
art. 219 Sv. Dit artikel geeft de getuige het recht zich te verschonen als hij door het afleggen van een
verklaring aan het gevaar van een strafrechtelijke veroordeling zou blootstellen. Deze bepaling kan
ook als uitwerking worden gezien van het nemo-tenetur beginsel. Dit geldt wel alleen als je voor de
rechter wordt gehoord omdat je dan verplicht bent om te spreken. De reden dat dit niet bij
opsporingsambtenaren geldt is in het opsporingsbelang. Er zal minder vaak informatie worden
verstrekt als uitdrukkelijk onder de aandacht wordt gebracht dat men mag zwijgen.

Zwijgrecht en inlichtingenplicht
Er zijn veel wettelijke bepalingen waarin bepaalde personen worden verplicht informatie aan de
overheid te verstrekken (art. 47 AWR en 5:16 Awb). Dergelijke inlichtingenplichten zijn in het leven
geroepen om de juiste toepassing van de wet te bevorderen (wetshandhaving). Vanwege dit
handhavingsdoel geldt in beginsel dat de inlichtingenplichten mede gebruikt mogen worden ten
behoeve van strafrechtelijk onderzoek (zie bijvoorbeeld art. 80 lid 1 AWR). De vraag is daarom hoe
de inlichtingenplicht zich verhoudt tot het zwijgrecht (als je bijvoorbeeld van fraude wordt verdacht).
De inlichtingenplichtige mag zwijgen zodra sprake is van een redelijk vermoeden van schuld. Dat
geldt in elk geval als hij als verdachte wordt gehoord. Hem/haar moet dan de cautie gegeven worden.
Een andere, veel moeilijker vraag is of de informatie die is verkregen voordat er sprake was van een
redelijke verdenking, in het strafproces mag worden gebruikt. Die vraag is actueel geworden door de
uitspraak van het Europese Hof in de zaak Saunders tegen Groot Brittannië.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller cdp. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $6.93. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

54879 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$6.93  1x  sold
  • (0)
Add to cart
Added