Academiejaar 2022-2023
Eerste zit
Theorie
Vraag 1: beschouw een horizontale stroombuis met doorsnede A m^2 met een
insnoering van a m^2. De viscositeit van het fluïdum valt te verwaarlozen en de
stroomdichtheid blijft constant.
Leg de functie van een venturimeter uit. Geef een duidelijke figuur en formule voor
de snelheid doorheen de stroombuis doorheen de grote doorsnede.
(Bewijs van de venturimeter geven dus)
Vraag 2: beschouw een bolvormig lichaam dat een draaiing maakt in tegenwijzerzin.
Zal de bol stijgen of dalen? Leg uit in maximum 5 regels.
Vraag 3: Geef beknopt de definitie van het elektrisch en magnetisch (dipool)moment
en verklaar aan de hand van een figuur.
Vraag 4: kortom gezegd: Geef het bewijs van het krachtmoment op een stroomkring
in een homogeen magnetisch veld. Leg het verband tussen krachtmoment en
magnetisch moment (m.a.w. de laatste regel waarin NiS = magnetisch moment) uit.
Open vragen:
Oefening 1: beschouw een elektrische stroomkring (zie tekening). Op t=0 is de
condensator volledig ontladen.
a) bereken de stroom door de weerstand R2 op t=0
b) bereken het vermogen door de weerstand R2 op t=0
c) bereken de spanning over R2 (?) op t=oneindig
,Oefening 2: Beschouw een skiër met een slee. Beschouw ze als een puntmassa met
massa 100 kg. De skiër glijdt van een helling waarvan zijn snelheid onderaan die
helling 20 m/s bedraagt. Vervolgens gaat de skiër over een schans. Hierna landt de
skiër op een punt 5.5 m van het ravijn. De hoogte van het ravijn links en rechts is
evenhoog.
Bereken de wrijvingscoëfficient over de schans.
Oefening 3:
Een balletje met massa 0.3 kg en straal 0.10 m hangt aan een touwtje van 0.5 m
bevestigd aan een nagel. De bal start vanuit positie 1 en gaat onder invloed van
zwaartekracht naar een verticale stand. Daar botst hij tegen een veer waarop een
loden bol met massa 0.6 kg is bevestigd. De veerconstante bedraagt 100 N/m.
, a) bereken het krachtmoment van de bal voor een rotatie rond de nagel.
b) bereken de hoekversnelling voor het balletje wanneer deze een hoek maakt van
15° met de verticale.
c) bereken de snelheid van het balletje voor het het loden bolletje raakt.
d) bereken de maximale uitwijking van de veer na de botsing.
Multiple choice questions.
1. Een boot met massa 47 staat in stilstand met daarop een jongen van massa 28
kg. Het jongetje gooit plots een grote steen met massa 3 kg naar achter met een
snelheid van 10 m/s. Bereken de verplaatsing van de boot 10 seconden na de worp
van de steen.
2. Een golf met golflengte 500 nm wordt gebroken en wordt gebroken door een
medium met brekingsindex 1.6. Ook de snelheid van de golf in het eerste medium is
gegeven. Gevraagd: wijkt de golf af van de normaal met het oppervlak of nadert hij
de normaal? Ook vroegen ze dan welke golflengte die had.
3. Ze gaven viscositeitscoefficient van water en volbloed en de dichtheid van
volbloed. Ook was de snelheid van het fluidum gegeven. Gevraagd: welke stroming
is turbulent?
a) volbloed 4 mm diameter
b) volbloed 8 mm diameter
c) Water 4 mm diameter
d) Water 8 mm diameter
Eerste zit
Theorie
Vraag 1: beschouw een horizontale stroombuis met doorsnede A m^2 met een
insnoering van a m^2. De viscositeit van het fluïdum valt te verwaarlozen en de
stroomdichtheid blijft constant.
Leg de functie van een venturimeter uit. Geef een duidelijke figuur en formule voor
de snelheid doorheen de stroombuis doorheen de grote doorsnede.
(Bewijs van de venturimeter geven dus)
Vraag 2: beschouw een bolvormig lichaam dat een draaiing maakt in tegenwijzerzin.
Zal de bol stijgen of dalen? Leg uit in maximum 5 regels.
Vraag 3: Geef beknopt de definitie van het elektrisch en magnetisch (dipool)moment
en verklaar aan de hand van een figuur.
Vraag 4: kortom gezegd: Geef het bewijs van het krachtmoment op een stroomkring
in een homogeen magnetisch veld. Leg het verband tussen krachtmoment en
magnetisch moment (m.a.w. de laatste regel waarin NiS = magnetisch moment) uit.
Open vragen:
Oefening 1: beschouw een elektrische stroomkring (zie tekening). Op t=0 is de
condensator volledig ontladen.
a) bereken de stroom door de weerstand R2 op t=0
b) bereken het vermogen door de weerstand R2 op t=0
c) bereken de spanning over R2 (?) op t=oneindig
,Oefening 2: Beschouw een skiër met een slee. Beschouw ze als een puntmassa met
massa 100 kg. De skiër glijdt van een helling waarvan zijn snelheid onderaan die
helling 20 m/s bedraagt. Vervolgens gaat de skiër over een schans. Hierna landt de
skiër op een punt 5.5 m van het ravijn. De hoogte van het ravijn links en rechts is
evenhoog.
Bereken de wrijvingscoëfficient over de schans.
Oefening 3:
Een balletje met massa 0.3 kg en straal 0.10 m hangt aan een touwtje van 0.5 m
bevestigd aan een nagel. De bal start vanuit positie 1 en gaat onder invloed van
zwaartekracht naar een verticale stand. Daar botst hij tegen een veer waarop een
loden bol met massa 0.6 kg is bevestigd. De veerconstante bedraagt 100 N/m.
, a) bereken het krachtmoment van de bal voor een rotatie rond de nagel.
b) bereken de hoekversnelling voor het balletje wanneer deze een hoek maakt van
15° met de verticale.
c) bereken de snelheid van het balletje voor het het loden bolletje raakt.
d) bereken de maximale uitwijking van de veer na de botsing.
Multiple choice questions.
1. Een boot met massa 47 staat in stilstand met daarop een jongen van massa 28
kg. Het jongetje gooit plots een grote steen met massa 3 kg naar achter met een
snelheid van 10 m/s. Bereken de verplaatsing van de boot 10 seconden na de worp
van de steen.
2. Een golf met golflengte 500 nm wordt gebroken en wordt gebroken door een
medium met brekingsindex 1.6. Ook de snelheid van de golf in het eerste medium is
gegeven. Gevraagd: wijkt de golf af van de normaal met het oppervlak of nadert hij
de normaal? Ook vroegen ze dan welke golflengte die had.
3. Ze gaven viscositeitscoefficient van water en volbloed en de dichtheid van
volbloed. Ook was de snelheid van het fluidum gegeven. Gevraagd: welke stroming
is turbulent?
a) volbloed 4 mm diameter
b) volbloed 8 mm diameter
c) Water 4 mm diameter
d) Water 8 mm diameter