Samenvatting deontologie academiejaar2023/24: bevat alle ppts + alle lescolleges aandachtig bekeken en genoteerd. Eigenlijke samenvatting is 174p. De rest inhoudstabel. Geslaagd eerste zit 18/20
o 4 of 5 vragen met deelvragen
o Beoordeling: aanhalen belang relevante feiten > duidelijk toepassen op casus > bv. schending
beroepsgeheim (werd de info beroepshalve vernomen? tot welke sfeer behoort de info? speelt er een
uitzondering? ..)
o Onthoudt het is niet omdat iets slechts bij een bepaalde catg. uitvoerig worden besproken dit niet vtp
is op een andere catg; bijv. valsheid in geschrifte geldt ook bedrijfsjurist of soms antwoord te vinden in
WER – anti wit was wetgeving
o 1 ste
(voorbeeld)vraag: 1 specifieke beroepsgroep
▪ Advocaat Christian Van Buggenhout, zich beroepend op zijn beroepsgeheim, weigerde zowel de eed af
te leggen als te getuigen voor de parlementaire onderzoekscommissie in de zaak Fortis over de
contacten die hij had met magistraten die bij de zaak betroken waren. Was deze dubbele weigering
volgens u correct? Leg uit.
• Advocaat = jurisprudentie geheim plichtige → in BE recht geen enkele bepaling dat
uitdrukkelijk stelt dat advocaat beroepsgeheim heeft, doch algemeen aangenomen omdat er
in art. 458 Sw. sprake is van een restcategorie → door rechtspraak beschouwd als noodzakelijke
vertrouwenspersoon die valt onder 458 Sw.
• Vanuit strafrechtelijk oogpunt geen inbreuk op zijn strafrechtelijk gesanctioneerd
beroepsgeheim indien hij er toch voor gekozen zou hebben om te spreken want uitdrukkelijke
uitzondering in art. 458 Sw. →Mag beroepsgeheim doorbreken, maar hoeft dit niet te doen
• >< Deontologie van de advocaat (maximaal) is strenger dan wat het strafrecht (minimaal)
oplegt: de uitzondering ingeschreven in de strafwet staat niet in de deontologie van de
advocaat
• De advocaat zou strafrechtelijk kunnen spreken, maar deontologisch gezien niet aangezien
deze hem verbied zijn beroepsgeheim te verbreken (hij zou tuchtrechtelijk gesanctioneerd
kunnen worden)
o 2de (voorbeeld)vraag: vergelijking tussen twee beroepsgroepen besproken tijdens de colleges
o Belangrijk: inhoud besproken bij een bepaalde beroepsgroep dat ook geldt voor andere
beroepsgroepen daar ook kunnen toepassen bijv. art. 458 Sw. (beroepsgeheim) (wordt stapsgewijs
besproken bijv. bij de magistraat, de notaris en de uitzonderingen zullen aanbod komen
(strafrechtelijke verschoningsgronden) bij de advocaat. Maar kunnen overal eventueel worden
ingeroepen
o Een gecertificeerd accountant en een advocaat willen een samenwerkingsverband aangaan. Bespreek
deze hypothese vanuit het oogpunt van de deontologie van beide beroepsbeoefenaars.
1
, ▪ Ze kunnen samenwerken, maar geen professionele vennootschap die het beroep van
accountant en beroep van advocaat uitoefent. Wat wel toegelaten is, samen een vennootschap
oprichten die enkel de middelen voor de beroepsuitoefening van beide vrij beroepers ter
beschikking stelt bijv. BV met 1 gezamenlijke secretaresse, aankoop van computers of
bibliotheek
o TIP: bij beantwoorden van de vragen het IRAC principe toepassen (zo wordt je ook gequoteerd)
o Issue: casus situeren (wat is het probleem?)
▪ Voorbeeld 1ste vraag: dit is een vraag naar het beroepsgeheim van de advocaat
o Rule(s): en al haar relevante uitzonderingen (wettelijk kader)
▪ Vb: heel het wettelijk en deontologisch kader schetsen (gelijkenissen en verschillen aantonen)
o Application: toepassen op de casus (standpunt innemen)
o Conclusion
Moet niet stap per stap worden opgeschreven, maar gewoon dat de elementen terugkomen in het
antwoord
o Andere tips
o Bijv. essayvraag: enkel de argumenten die er zijn schetsen, eigen mening maakt de prof niet uit.
o Bijv. “deze feiten zou het strafrechtelijk ook een misdrijf uitmaken?” → bedoeling is dan om ja of neen
te zeggen + de constitutionele BS van het misdrijf te overlopen. Hierbij belangrijk dat niet de wet
letterlijk wordt overgenomen (maar in eigen woorden) en dan wordt aangetoond dat aan de BS al dan
niet voldaan is
▪ Bijv. Misdrijf dat enkel alleen kan worden gepleegd door openbaar ambtenaar; uitleggen
waarom het een openbaar ambtenaar is (bijv. gerechtsdeurwaarder, notaris in bepaalde
aspecten van hun functies, maar een advocaat niet)
o Stelselmatig opgebouwde kennis overal kunnen toepassen,
o Gemeenschappelijke bepalingen in HFST XI. bijv. antiwitwaswetgeving, enkele bepalingen in WER →
dit in achterhoofd houden soms kan een vraag verwijzen naar de specifieke wetgeving dat in het
laatste hoofdstuk werd behandeld
2
,HOOFDSTUK 1: INLEIDING
AFDELING 1. DEONTOLOGIE EN TUCHTRECHT
1.1 DEFINITIE
o Klassieke omschrijving = “Het geheel van gedragsregels, zowel geschreven als ongeschreven, die de
professionele verplichtingen uitmaken die rusten op diegenen die behoren tot een bepaalde
beroepsgroep en die zowel betrekking hebben op hun interne verhoudingen als op hun verhouding met
derden, in het licht van de finaliteit van het betrokken beroep”
o Of een deontologie geschreven of ongeschreven is hangt sterk af van beroep tot beroep.
▪ De Codex Deontologie van de Vlaamse Balies is een heel uitgebreide codex met 250 artikelen.
Aan de andere kant heb je de magistratuur en de gerechtsdeurwaarders, waar de deontologie
veelal ongeschreven is.
o Derden kunnen andere beroepsgroepen zijn, maar zijn in de eerste plaats cliënten van de betrokken
beroepsgroep
1.2 KRITIEK OP DEZE DEFINITIE EN BERGIPSAFBAKENING
o Volgens minister Koen Geens is bovenstaande definitie te breed en kan de definitie worden onderverdeelt in
twee delen: de deontologie in de enge zin en disciplinaire regelen
o Argument voor onderverdeling: niet elke regel is even belangrijk of draagt in dezelfde mate bij tot de
finaliteit van een beroep (disciplinaire regelen zijn niet fundamenteel)
o 1) DEONTOLOGIE IN DE ENGE ZIN = zijn de geschreven of ongeschreven regelen die erover waken dat de
jurist zijn functie op een maatschappelijk verantwoorde wijze vervult en die hoofdzakelijk betrekking hebben
op de verhouding tussen de jurist en de rechtszoekende, rekening houdende met het algemeen belang (cfr.
“professional responsibility”).
o Deze regelen vindt men terug in verschillende rechtstakken.
▪ Voorbeeld: de plicht tot onafhankelijkheid en onpartijdigheid van een magistraat, verankert in
de gids van magistraten, maar ook in Ger.W, GW en Art. 6 EVRM.
▪ Idem met beroepsgeheim van juristen: uitdrukkelijk in deontologische codes (tuchtrechtelijk),
maar ook in art. 458 Sw. (strafrechtelijk)
▪ Voorbeeld: verbod voor advocaten, notarissen en magistraten om betwiste schuldvorderingen
te kopen in het rechtsgebied waar zij actief zijn: verankerd in oud BW (dergelijke
verbintenissen zijn nietig)
o Het heeft te maken met het vervullen van je maatschappelijke rol naar behoren: “het moet omdat het
hoort”
o 2) DISCIPLINAIRE REGELEN = regelen die ertoe strekken de interne cohesie of het aanzien van het beroep
naar buiten toe te handhaven
3
, o “het moet omdat het moet”
o Voorbeeld:
▪ Notarissen: het is niet toegelaten om cliënteel buiten de kantooruren en in het weekend te
ontvangen.
• Dergelijke regel draagt er niet tot bij dat het notariaat beter zijn maatschappelijk
verantwoorde functie vervult, want is eigenlijk handiger voor de meeste cliënten dat ze
in de avond/weekend kunnen langskomen → regel om cohesie te versterken: elkaar
niet concurreren door gunstigere uren (heeft slechts eigen belang van de
beroepsgroep voor ogen)
▪ Nederlandstalige orde van de Vlaamse Balie te Brussel (alles wat niet geregeld door codex
deontologie van orde van Vlaamse Balies mogen de provinciale balies zelf regelen): volgorde
waarin de zaken op de zitting worden behandeld
• In strafzaken worden de zaken behandeld volgens een hiërarchie: allereerst de
stafhouder die een cliënt vertegenwoordigd en leden van de Raad van de Orde,
vervolgens in functie van de anciënniteit van de advocaten.
• In burgerlijke zaken afhankelijk van de zittingsrol. Daar wordt er geen rekening
gehouden met de anciënniteit. Wel met dien verstande dat de advocaten bij aanvang
van de zitting niet aanwezig zijn, achteraan moeten aansluiten.
▪ Advocaten: geen aangetekende brieven sturen naar elkaar (anders blijk van wanttrouwen)
o HET TUCHTRECHT = instrumentarium ter handhaving van de deontologische en disciplinaire regelen
o Een daadwerkelijke straf met als doel iemand te beboeten voor zijn wangedrag
o Beperkt legaliteitsbeginsel: een tuchtrechter mag énkel kiezen uit het straffenarsenaal dat in die
tuchtregels zijn vervat, geen andere straffen kunnen worden opgelegd.
o >< ORDEMAATREGELEN:
o Vooral terug te vinden in het ambtenarenrecht, met als doel de goede orde van de diensten te
bewaren
o Geen legaliteitsbeginsel aan de orde: grote vrijheid in bepalen van maatregel.
▪ Voorbeeld verregaande maatregel: de schorsing – minder verregaand: een andere functie
geven/op andere dienst zetten
Tuchtmaatregel Ordemaatregel
Motief Straffen (personeels)lid Goede werking van de dienst, geen
schuldvraag
Schadeverwekkend Boeten voor schuldig gedrag Last in het belang van de goede werking v/d
effect dienst
Legaliteitsbeginsel Nulla poena sine lege Geldt niet
4
, ! Het is belangrijk dat je die twee van elkaar onderscheidt. Soms krijg je ook een ordemaatregel opgelegd
in afwachting van een uitspraak over een tuchtsanctie of een deontologische sanctie.
o GEDRAGSCODE = codificatie van de deontologische (en disciplinaire) regelen
AFDELING 2. HET ONDERSCHEID TUSSEN DEONTOLOGIE EN MORAAL
Deontologie Moraal
Rechtsnormen en sancties Beroep op individuele geweten
Groepsrecht Persoonlijk
= ‘ Applied ethics’
o DEONTOLOGIE:
o In zekere zin rechtsnormen: gedragscodes, wettelijke bepalingen die de belangrijkste deontologische
principes verankeren
▪ Worden deze niet nageleefd? Miskenning leidt tot tuchtrechtelijke sanctionering
o Gericht tot de beoefenaar van een bepaald beroep (in deze zin groepsrecht)
o MORAAL:
o Niet handelen volgens bepaalde ethische / morale principes wordt op zich niet gesanctioneerd
o Verschillende antwoorden op ethisch dilemma mogelijk
Het verband?
• De deontologie kan onmogelijk elke professionele relatie voorzien. Men zal eigen moraal moeten
aanspreken om soms beslissingen te maken
• = Applied Ethics → de deontologie is de toepassing in concrete regels van een aantal ethische
principes
Voorbeeld:
• Er is nog geen gedragscode over de omgang tussen professoren en studenten op sociale media.
Elke professor zal zijn eigen moraal moeten raadplegen om hierop gepast te antwoorden.
• Familie: Moet Jella aan Jamila vertellen over zijn rebound seks/gonorroe?
• Casus: arts geconfronteerd met patiënt die niet wou melden aan zijn partner dat hij een SOA (HIV)
had
• De arts neemt de gedragscode van medische plichtenleer erbij en vindt hier niet het antwoord terug
voor dit specifieke geval. De arts wordt overgelaten aan zijn ethisch aanvoelen, maar kan advies
vragen aan nationale raad orde van geneesheren.
• Advies 21/03/2009: plicht als arts om patiënte te overtuigen dit te vertellen, maar
dit is een uitzonderlijk geval dat hij deze besmetting niet wil meedelen. Alleen de
betrokken arts kan gewetensvol en geval per geval (komt neer op eigen ethisch
aanvoelen) om te bepalen of dergelijke situatie een noodtoestand uitmaakt, de
arts blijft zelf aansprakelijk indien hij de partner op de hoogte wil brengen. (Is
eigenlijk geen pasklaar antwoord)
• 10 jaar later advies: volle coronapandemie worden artsen plots verplicht om personen met corona te
rapporten in een databank (zelf wanneer de patiënt dit niet wilt!). Uitzondering via KB op het
beroepsgeheim. Alsook meldingsplicht voor personen die uit rode zone kwamen en verder geen
symptomen hadden. Komiek toch???? Zijn deze niet heel gelijkaardig??
5
,AFDELING 3. HET ONDERSCHEID TUSSEN TUCHTRECHT EN STRAFRECHT
3.1 ONDERSCHEID
Een bepaalde professionele tekortkoming (één enkele fout) kan zowel aanleiding geven tot een tuchtrechtelijke,
burgerrechtelijke of een strafrechtelijke aansprakelijkheid leiden. Bv. een notaris die zich schuldig maakt aan het
misdrijf verduistering van de gelden van zijn cliënten (burgerrechtelijk: cliënten zullen notaris aanspreken voor de
terugbetaling-
Tuchtrecht Strafrecht
Groepsrecht: enkel voor beroepsbeoefenaars Geldt voor eenieder
→ Contractuele basis: toetreding tot beroepsgroep is
akkoord gaan met een contract
Soms belang van de groep (in geval zuiver Beschermt het algemeen belang
disciplinaire regels) en soms het algemeen belang
Besloten kring; berechting door peers (mede Openbaar ministerie en de strafgerechten
beroepsbeoefenaars) (zie EHRM Le Compte vs. HvJ
Wilson 23 juni 1981)
Beperkte gelding legaliteisbeginsel: nulla poena Legaliteitsbeginselen: krijgt volle uitwerking: nulla
sine lege (slechts de sancties zoals voorzien in de wet) poena + nullem crimen sine lege (slechts een strafbare
daad wanneer de handeling uitdrukkelijk in de wet
strafbaar is gesteld)
Art. 6 EVRM geldt slechts in de mate het geschil voor Belang art. 6 EVRM (§1,§2 en §3)
de tuchtrechter private belangen betreft (zie ERHM 23
juni 1981)
Maximaal Moreel besef Minimaal moreel besef
Strenger Minder streng
Een typisch kenmerk van tuchtrecht is dat de berechting gebeurd door peers (concurrenten, mede – beoefenaars:
echter geen eensgezindheid binnen de rechtscolleges over dit thema:
EHRM 23 juni 1981, Le Compte, Van Leuven en De Meyere t België
Feiten
o Lecompte (West – Vlaanderen): beweerde dat hij manieren had ontdekt om langer te leven / oud te
worden. Kwam hierdoor vaak in de media. In de jaren 70 had hij een interview gegeven in de krant (1).
Werd beschouwd als publiciteit, dit is verboden voor artsen → tuchtsanctie: geschorst voor 6 weken
(geen deontologie, maar voorbeeld disciplinaire regel). Hij stelt beroep in, maar wegens gebrek aan
advocaat wordt dit afgewezen. Hij doet zijn beklag in de media (2) → tuchtsanctie: extra 3 maanden
schorsing. Desondanks deze sanctie bleef hij zijn beroep uitoefenen (3) , waardoor hij strafrechtelijk en
tuchtrechtelijk hiervoor vervolgd wordt. Hij krijgt een schorsing van 3 maanden. Dit is een toepassing van
een disciplinaire regel. Hij stapt naar het EVRM; wordt hierbij gevolgd door twee andere artsen.
6
, o Van Leuven en De Meyere (Oost – Vlaanderen): deze twee artsen voor het volk (wouden geneeskunde
voor iedereen toegankelijk maken) richtte voor het eerst een groepspraktijk op en rekende aan hun
patiënten enkel het remgeld aan (1). Ook wanneer zij van wacht waren hanteerde zij dit tarief (2). Toen
was dit ongebruikelijk en niet eerlijk tegenover andere artsen. In een publicatie hadden zij zich tevens
kritisch uitgelaten over collega-artsen die veel te weinig doorverwezen naar een specialist of ziekenhuis
(3). Door zo te handelen deden zij afbreuk aan de eer en de waardigheid van het beroep. Ze ontkenden 2
en 3. → Resultaat: tuchtrechtelijke schorsing voor 2 maanden.
Twee voorbeelden waar deontologie en tuchtrecht zuiver corporatistisch worden gebruikt/misbruikt.
Want hedendaags zal een interview niet langer worden beschouwd als publiciteit en gebruiken meer
artsen de derdebetalersregeling.
Op twee vlakken een interessant arrest:
(1) Het arrest liet voor het eerst toe aan het EHRM om zich uit te spreken over de toepassing van art. 6 EVRM
op een tuchtprocedure
• P.M.: Art. 6 EVRM: EZ strafvervolgingen en AZ betwisting burgerlijke rechten en verplichtingen.
• Oordeel: de tuchtrechtelijke vervolging van een vrije beroepsbeoefenaar = betwisting burgerlijk recht
of verplichting. Het betreft namelijk het recht om een bepaald beroep te mogen uitoefenen, wat een
burgerlijk recht is → Minstens §1 van Art. 6 EVRM is onverminderd van toepassing op
tuchtzaken.
o Een tuchtprocedure moet aldus voldoen aan dezelfde minimale vereisten zoals een
procedure voor de gewone rechtscollege m.n. alle waarborgen van art. 6, §1 EVRM.
(2) Welke schendingen van art. 6, §1 EVRM verweten de artsen aan België?
• 1) Onvoldoende onafhankelijkheid en onpartijdigheid
o De tuchtcolleges waarvoor zij moesten verschijnen waren hoofdzakelijk samengesteld uit
collega-artsen. In 1ste aanleg zit er slechts 1 magistraat bij en in hoger beroep hoogstens 2.
o Antwoord: creëert geen schijn van partijdigheid, bovendien kan cassatieberoep worden
ingesteld na hoger beroep. Hoewel het geen derde aanleg is, vormt het wel een
(marginale) controle van beroepsrechters dat op zich volstaat.
• 2) Openbaarheid van de terechtzitting
o De openbaarheid van de terechtzitting werd LeCompte geweigerd.
o België werd hiervoor veroordeeld.
Quid toepassing art. 6, §2 en §3 EVRM?
o Vormt een tuchtrechtelijke vervolging een ‘strafvervolging/criminal charge’ in de zin van art. 6 EVRM?
Beoordeling a.d.h.v. Engel criteria (niet cumulatief)
7
, o 1) Indeling wetgeving betrokken staat? (Is het volgens de LS een strafrechtelijke bepaling?)
▪ Neen!
o 2) Aard van de overtreding? (geldt norm voor iedereen, dan wel voor bepaalde groep)
▪ Bepaalde groep!
o 3) De ernst van de sanctie (hoe zwaarder, hoe sneller wordt gekwalificeerd als strafrechtelijke
vervolging)
▪ Verschillende soorten tuchtrecht:
• Hiërarchisch tuchtrecht (gevangenistuchtrecht en militair tuchtrecht): zijn enkele
arresten waarbij het Hof heeft geoordeeld dat er sprake is van een strafvervolging,
ondanks het in nationaal recht niet wordt gekwalificeerd. → kunnen aldus onder
de scoop van §2 en §3 vallen.
• Tuchtrecht in de vertrouwensberoepen: geen vrijheidsberovingen of hoge
boetes → 3de criteria niet vervuld → de vertrouwensberoepen vallen (meestal)
buiten de scoop
o Geldt ook voor: (gaat vaak over lid zijn)
▪ opvoedingstuchtrecht
▪ het kerkelijk tuchtrecht
▪ tuchtrecht in het bedrijfsleven
▪ tuchtrecht in het verenigingsleven
Door HvJ tegenovergesteld oordeel geveld (arrest van voor het EVRM rechtstreeks doorwerkte)
Hof van Justitie – Wilson t. Ordre des avocats du barreau de Luxembourg (2006)
Feiten
o Wilson was een erkend barrister in Londen die al meer dan 20 jaar actief was in het Groothertogdom
Luxemburg. Vele jaren later ontstaan er problemen Hij wordt opgeroepen voor een commissie van de Raad
van orde van Luxemburgse advocaten n.a.v. zijn vraag tot opname van de lijst van in Luxemburg ingeschreven
advocaten die hun beroep uitoefenen onder hun oorspronkelijke beroepstitel. Er is een richtlijn die dit
toelaat: als je advocaat bent in 1 EU-lidstaat, dan mag je dat ook in een andere EU-lidstaat. Je moet dat dan
wel doen onder dezelfde titel, dus in dit geval onder titel van ‘barrister’. Om op de balie ingeschreven te
kunnen worden vereiste het Luxemburgse recht dat je een minimale kennis hebt van de bestuurstalen (Frans,
Duits & Luxemburgs). Wilson werd opgeroepen om dit te bewijzen. Hij had beroep gedaan om zich te laten
bijstaan door een advocaat, deze werd niet toegelaten. Uiteindelijk werd hij geweigerd omdat hij de talen
niet beheerste . Het recht voorzag dan dat hij tegen die beslissing van de tuchtraad hoger beroep kon
instellen en achteraf nog een voorziening in cassatie.
o Wilson beslist om zich te richten tot een administratief rechtscollege. Deze beslissen om een
prejudiciële vraag te stellen aan het HvJ: “Is deze regel in het Luxemburgs recht in strijd met het vrij
verkeer van vestiging?” Het HvJ vond dit inderdaad in strijd.
8
,o Wat ons vooral interesseert is de vraag of je rechtsmiddelen moet kunnen aanwenden tegen beslissingen
van de raad telkens bij dezelfde peers. Het waren blijkbaar altijd dezelfde peers waar hij tegenover
kwam te staan
o Art. 9 van de richtlijn schrijft voor dat tegen de beslissing om niet te worden opgenomen op de lijst,
moet een beroep mogelijk zijn bij de nationale rechter.
▪ Wat houdt een beroep bij de nationale rechter in? De richtlijn werkte dit verder niet uit.
o De vraag rijst: heeft Luxemburg dat bij de omzetting voorzien? Voldoet een beroep bij de Raad van
Beroep van de orde van de advocaten aan dit vereiste?
o Bij een procedure moet rekening worden gehouden met art. 6 EVRM, voldoen de eerste aanleg en
tweede aanleg bij peers tot het vereiste van een onafhankelijke en onpartijdige rechter?
▪ Volgens EHRM: geen probleem (supra)
▪ HvJ: neen, als de meerderheid uit peers (‘concurrenten van de advocaten’) bestaat strookt dit
niet met art. 6 EVRM. Dit creëert minstens een schijn van partijdigheid.
• Wat met de mogelijkheid dat je naar cassatie kan gaan? Het HvJ vereist dat in
minstens 1 van beide feitelijke aanleggen de zaak zowel in feite als in rechte
moet worden beoordeeld door een orgaan dat voor een meerderheid bestaat uit
niet-beroepsbeoefenaars.
o Cassatie is slechts een marginale controle en geen feitelijke 3 de beoordeling
Cass. 26 februari 2010
Context:
o Feiten: tuchtrechtelijke vervolging advocaat (tuchtcollege bestond uit 4 advocaten en 1 magistraat)
o Had reeds jaren het arrest LeCompte gevolgd, maar blijft Cassatie bij deze visie ingevolge het arrest van het
HvJ?
o JA! Het HvC blijft vasthouden aan de rechtspraak van het EHRM: ons Hof is een zeer trouwe volgeling
van het HvJ, maar bleef in dit geval bij de oudere rechtspraak: het enkele feit dat het alleen
beroepsbeoefenaars zijn volstaat niet om te beoordelen dat er een gebrek aan onafhankelijk of
onpartijdigheid is
o “Enkel en alleen uit de omstandigheid dat de tuchtraad van beroep van de Orde van advocaten samengesteld is
uit vier advocaten en één magistraat, valt niet af te leiden dat dit tuchtcollege niet onafhankelijk en onpartijdig is in
de zin van artikel 6.1 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
Die samenstelling miskent evenmin het algemeen rechtsbeginsel van de onpartijdigheid van de rechter.”
9
, 3.2 DE AUTONOMIE VAN DE TUCHTVORDERING
o Eenzelfde feit kan aanleiding geven tot een tuchtrechtelijke en strafrechtelijke vervolging
Vraag rijst: kunnen een tuchtsanctie en een strafsanctie gecombineerd worden en kunnen die procedures
parallel gevoerd worden?
•Want P.M: geldt er het beginsel "Le criminel tient le disciplinaire en état » (burgerlijke zaak
geschorst tot de stafrechter uitspraak heeft gedaan) → Geldt dit ook voor de tuchtrechtelijke
procedure?
• Er waren voor en tegenstanders:
• Argumenten voorstanders:
o “Het EHRM heeft beslist in LeCompte dat het een vervolging is i.v.m.
burgerrechtelijke rechten en verplichtingen. Naar analogie geldt het
beginsel dan ook in tuchtzaken.”
o “( ex.) Art. 29 Sv.: elk openbaar ambtenaar die in de uitoefening van zijn
functie kennis krijgt van feiten die een misdrijf of wanbedrijf uitmaken zijn
verplicht om dit te melden aan hat parket. Dit geldt ook voor de
tuchtoverheid en moeten aldus wachten”
Cass. 15 oktober 1987 : "Le criminel tient le disciplinaire en état » geldt niet ! = ‘De autonomie van de
tuchtvordering’
• Specifiek voor magistraten en ander personeel ( = tucht v/d gerechtelijke ambten) uitdrukkelijk
gerechtelijk verankerd in art 415, tweede lid Ger.W.: “De tuchtvordering staat los van de
strafvordering en van de burgerlijke rechtsvordering ” = maar beschouwd als algemeen
rechtsbeginsel.
• De tuchtrechter hoeft (in beginsel) niet te wachten op wat de strafrechter beslist.
Ook geen non bis in idem: er kan voor dezelfde feiten zowel strafrechtelijke als tuchtrechtelijk vervolgd
worden.
• Cf. arrest Le compte: bij een tuchtzaak zal het in de regel niet gaan over een strafvervolging in de
zin van art. 6 EVRM, maar een betwisting om burgerlijke rechten
• De niet toepassing van dit adagium volgt uit 2 cassatie-arresten:
HvC 12 januari 2001
Context:
o Een apotheker die eerst een administratieve sanctie had gekregen van RIZIV. Moest zich vervolgens
tuchtrechtelijk verantwoorden voor Orde van apothekers voor dezelfde feiten; schorsing 2m. Advocaat wijst
op ne bis in idem.
Uitspraak:
o Cassatie: “strafrecht en tuchtrecht leggen sancties op van uiteenlopende aard, dit kan voor dezelfde feiten
de mate dat de feiten enerzijds gesanctioneerd worden door het tuchtrecht en anderzijds onderworpen zijn
aan administratieve sancties”
o Achterliggend idee: het tuchtrecht en strafrecht hebben een verschillende finaliteit
o Strafrecht: boeten – minimale mpp orde handhaven
o Tuchtrecht: ervoor zorgen dat een bepaald beroep correct wordt uitgeoefend-> vertrouwen in
beroepsgroep niet schaden
Geen schending ne bis in idem; het enkele feit dat er reeds een sanctie is opgelegd voor dezelfde feiten
van RIZIV verhindert niet dat de Orde, vanuit die andere finaliteit, voor dezelfde feiten ook tuchtrechtelijk
een schorsing mag opleggen
10
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller KatInAuto. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.82. You're not tied to anything after your purchase.