1 Soorten democratieën
1.1 Parlementaire en presidentiële stelsel
1.2 Eenheidsstaten en (con-)federale staten
2 Geschiedenis van de Belgische democratie
2.1 1830 – 1914
2.2 Het interbellum
2.3 Na de 2e Wereldoorlog
2.4 De 21ste eeuw
2.5 Enkele schema’s
3 Politieke en sociaaleconomische kernprincipes
3.1 De scheiding der machten
3.2 Politieke instellingen
3.3 De sociale zekerheid
4 Democratische verkiezingen
4.1 Soorten stemrecht
4.2 Kiesstelsels
4.3 Andere variabelen: lijstvorming, kiesdrempels, opkomstplicht
5 Democratie en administratie
5.1 Overheidsdiensten en ministeries
5.2 Overheidsinstellingen
6 Deelname politieke besluitvorming
6.1 Pressiegroepen: verschijningsvormen
6.2 Pressiegroepen en de overheid
7 Enkele termen uit de 500 woorden
→ Uit het handboek komt minstens één examenvraag: ‘Leg uit wat ... betekent’.
→ Vijf punten van de twintig staan op actualiteitsvragen.
→ Geen meerkeuzevragen. Wel: feitelijke vragen, gebeurtenissen rangschikken, het verschil tussen
termen uitleggen.
SOORTEN DEMOCRATIEËN
Bij een democratie krijgt het volk inspraak en een stem. Het volk mag de vertegenwoordigers kiezen die de
wetten maken. Een democratie komt niet vanzelf tot stand. Soms vinden er conflicten plaats (mensen
strijden tegen elkaar, ze hebben verschillende belangen...). Hierdoor ontstaat er verdeeldheid en zijn er
verschillende groepen mensen. Dit kwam voor het eerst voor in het Oude Griekenland. Zij kwamen met een
concept van hoe ze de samenleving kunnen organiseren.
Democratieën ontstaan in concrete omstandigheden en nemen een bepaalde vorm aan:
• Een stelsel met frequente referenda
• Een parlementaire democratie
• Een presidentieel regime
• Een federale structuur
• Een confederatie
1
,Binnenland: politieke structuren en ontwikkeling
Als we bovenstaande varianten
sterk vereenvoudigen, dan
krijgen we een democratische
staat met vier kwadranten:
De moderne staatsystemen zijn ontstaan in 1644. Op dat moment eindigde de tachtigjarige oorlog. De
Verenigde Nederlanden besloten toen dat ze zelfstandig wilden zijn en niet meer bij het Habburgse Rijk
wilden horen. Op dat moment werd het Verdrag van Westfalen en het Verdrag van Waasmunster
getekend. Hierbij claimde Nederland soevereiniteit.
Het parlementaire en presidentiële stelsel is gebaseerd op dit modern staatsysteem.
!!! Karl Marks → communisme.
1. PARLEMENTAIRE EN PRESIDENTIËLE STELSEL
In de verschillende democratische stelsels duikt er regelmatig het probleem van evenwicht op. Er heerst
een spanning tussen twee opvattingen:
1. De neiging van politici om naar de bevolking te luisteren, ondanks veel tegenstrijdige meningen.
Bijvoorbeeld:
- De democratische rechten van de minderheid of de rechtmatige verlangens van
pressiegroepen.
De eerste opvatting vind je weerspiegeld in het klassieke, traag werkende parlementaire stelsel.
2. De wens om snel beslissingen te nemen, waarbij er niet naar bepaalde groepen wordt geluisterd.
Bijvoorbeeld:
- De eis om af en toe doortastende maatregelen te nemen die tegen de belangen van grote
groepen in de maatschappij ingaan.
De tweede opvatting vind je in het presidentiële stelsel.
1.1 PARLEMENTAIR REGIME
→ Nederland en België.
Bij een parlementair regime ligt de klemtoon op de relatieve overmacht van de wetgevende macht en de
relatieve onmacht van de uitvoerende macht (de monarch en de regering). Er vinden uitgebreide discussies
in het parlement plaats, er zijn vele betogingen en conferenties waar iedereen zijn zegje doet. Dat werkt als
de economie goed draait, er geen medische noodtoestand en geen dreigende oorlog is.
Beslissingen worden gemaakt met de kracht van de Het systeem van de scheiding der machten komt in
wet. het gedrang.
Dit regime kende een grote, bekende crisis:
• In de jaren 1930 was er een opkomst van autoritaire of fascistische regimes in Europa. Er werd dus
een alternatief opgedrongen voor het parlementaire systeem. Het doel hiervan was de
machtspositie van de regering versterken. In België werd er aangezet tot radicalisering.
Als er geen crisissen plaatsvinden, kan de regering een voorstel doen aan het parlement om wetten uit te
vaardigen. Dan gaat het parlement stemmen en wordt de wet goed- of afgekeurd.
Maar in crisistijd is het nodig om snel knopen door te hakken. Vandaar dat men soms gebruik maakt van
het systeem van ‘bijzondere machten’. Deze ‘bijzondere machten’ zijn een inbreuk op de doctrine van de
scheiding der machten, maar het mag toegepast worden als er een crisis is.
1.1.1 BIJZONDERE MACHTEN
Bij de ‘bijzondere machten’ kan de uitvoerende macht (= de regering) de inhoud van wetten zelf bepalen in
zogenaamde koninklijke besluiten. De regering neemt dan tijdelijk de bevoegdheid over van de wetgevende
macht (= het parlement).
Het voordeel aan deze ‘bijzondere machten’ is dat er geen langdurige bespreking van de wet moet zijn in
het parlement, maar dat het akkoord van de regering volstaat.
Bijvoorbeeld:
• De coronacrisis met regering Wilmes in 2020.
1.1.2 KADERWETTEN
In de jaren 1980 en 1990 werkten de regeringen van Dehaene met een variant op de ‘bijzondere machten’.
Deze variant heet: ‘kaderwetten’. Daar bepaalt het parlement de algemene richting, maar de regering
bepaalt de eigenlijke inhoud.
Bijvoorbeeld:
• De economische crisis met regering Dehaene in 1982.
1.2 PRESIDENTIEËL REGIME
→ De Verenigde Staten, Frankrijk en Rusland
Een presidentieel regime is een regeringsvorm waarin de president het staatshoofd is en het hoofd van de
regering (= regeringsleider). Hij kent ruime bevoegdheden en heeft géén vertrouwen nodig van het
parlement. De president heeft een aanzienlijke uitvoerende macht en hij wordt rechtstreeks gekozen door
het volk of via een kiescollege.
3
, Binnenland: politieke structuren en ontwikkeling
1.2.1 PRESIDENTIEEL SYSTEEM: DE VERENIGDE STATEN
In de Verenigde Staten wordt de president en het congres (= het parlement) afzonderlijk en op
verschillende tijdstippen verkozen.
De president:
• Wordt om de vier jaar verkozen (laatste keer in 2020).
• Kan een wetsvoorstel indienen.
• Heeft een topfunctie. Hij kan een veto stellen over bepaalde wetten.
Let op! De senaat kan deze veto afwijzen. Met 2/3 meerderheid van de stemmen kunnen ze een
wet ongedaan maken of goedkeuren.
• Kan het Hooggerechtshof benoemen en zeggen wie de taak van de rechter kan overnemen (zoals
bij het overlijden van een rechter).
• Kan executive orders (= koninklijke besluiten) uitvaardigen.
• Toch kan een president niet álles beslissen. Voor belangrijke beslissingen (= oorlog) heeft hij de
toestemming nodig van het parlement. Veel beslissingen kunnen ook vernietigd worden door het
Hooggerechtshof.
Het congres:
• Wordt om de twee jaar verkozen. Deze verkiezingen heten mid-terms.
• Bestaat uit:
- The senate (= de senaat). Hierbij zijn 100 leden: 2 x 50.
- The house of representatives (= het huis van afgevaardigden). Hierbij zijn 435 leden.
IMPEACHMENT
Ieder lid van the house of representatives kan een motie van wantrouwen indienen tegen de president. Dit
is impeachment of afzetting. Het is is een proces dat gebruikt wordt om een hoge overheidsfunctionaris –
zoals de president – af te zetten wegens wangedrag. Het is belangrijk dat dit kan voor het behoud van het
democratische evenwicht, dus de checks and balances.
Het bekendste geval van impeachment was bij president Richard Nixon. Hij was betrokken bij het
Watergate-schandaal. Nixon en zijn regering waren betrokken bij het verbergen van informatie,
belemmering van de rechtsgang en andere onwettige praktijken. Het schandaal kwam aan het licht dankzij
twee onderzoeksjournalisten: Bob Woodward en Carl Bernstein. Het impeachmentproces tegen Nixon
begon in 1974, maar Nixon trad af vóór de officiële stemming van the house of representatives.
Later was er ook een poging tot afzetting van president Bill Clinton. Hij loog tegen de senaat over zijn
relatie met Monica Lewinsky.
Er werd al twee keer een impeachmentprocedure opgestart tegen Donald Trump. Dit is twee keer mislukt
aangezien er geen 2/3 meerderheid van de stemmen was om hem af te zetten.
Impeachment vindt ook plaats in andere landen:
• Vorige president van Pakistan: Pervez Musharraf
• Braziliaanse presidente: Dilma Roussef
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller joliends. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $9.09. You're not tied to anything after your purchase.