Een samenvatting van praktijkgerichte ontwikkelingspsychologie (37 pagina's). Het hele boek is samengevat en daar worden duidelijke voorbeelden bij gegeven. Ik heb zelf een 9 gehaald op dit tentamen.
Samenvatting praktijkgerichte ontwikkelingspsychologie (hele
boek)
Hanzehogeschool Groningen, Social Work jaar 1.
H1: Wat is ontwikkelingspsychologie?
Ontwikkelingspsychologie houdt zich bezig met de ontwikkeling van de mens. Hierbij wordt
de aandacht in het bijzonder gericht op kinderen. De ontwikkeling van pasgeboren baby tot
zelfstandige jongvolwassene is veelomvatend en vindt plaats in relatef korte tjd.
Psychologische factoren in de persoon: aanleg en persoonlijkheid. Daarnaast vindt
ontwikkeling plaats in interacte met de omgeving.
De ontwikkelingspsychologie van volwassenen noemen we levenslooppsychologie.
Normale ontwikkeling: Zoals je die bij de meeste kinderen en ongeveer op dezelfde tjd ziet.
Normale variate: Soms gaat een ontwikkeling anders, maar dit hoef dan nog geen
probleem te zijn.
Afwijkende ontwikkeling: Als de ontwikkeling van een kind opvallend anders verloopt of het
belemmeringen oplevert.
De kracht van jeugd: Het vermogen tot leren en ontwikkelen.
De veerkracht van jeugd: Het vermogen om te gaan met tegenslagen en beperkingen.
Overdiagnostsering: Meer signalen menen te zien dan er zijn.
H2: Een veilige basis
2.1 Inleiding
Het eerste ontwikkelingsdoel voor een pasgeboren baby is het verwerven van een veilige
basis: een basisvertrouwen dat een kind opbouwt door hechtng aan zijn verzorgers. De
kwaliteit van deze hechtngsrelates is van essenteel belang voor de verdere ontwikkeling.
Een goed basisvertrouwen geef de beste mogelijkheden.
2.2.1 Eerste ervaringen
Predisposite: de aanleg die baby’s al vanaf hun geboorte hebben. (Bv. hechtng of een
ingebouwde neiging om zich te richten op sociale prikkels > herkennen moeder)
Het eerste levensjaar is een gevoelige periode voor hechtng. Vrijwel direct na de geboorte
ontstaat een wisselwerking tussen baby’s en ouders. Een baby en zijn opvoeder werken
samen aan een band en zo ontwikkelt zich een hechtngsrelate.
Alle kennis en ervaring van ouders wordt verwerkt in een intern schema: de interne
representate van verwachtngen en ideeën. Die verwachtngen kloppen niet altjd met de
realiteit. Er zijn individuele verschillen. Daarnaast zijn er verschillen in temperament.
Tomas en Chess hebben onderscheid gemaakt tussen 3 soorten baby’s qua prikkelbaarheid:
1. Gemakkelijke baby’s: passen zich makkelijk aan een dagritme en tonen weinig
hefige reactes. Ze huilen alleen als er een duidelijke reden is.
2. Moeilijke baby’s: zeer prikkelgevoelig en reageren snel hefig
, 3. Langzame starters: Zij passen zich moeilijk aan bij afwijkingen van het ritme, maar
reageren daar minder hefig op dan moeilijke baby’s.
2.2.2 Het opbouwen van een hechtngsrelate
Hechtng is een duurzame emotonele binding tussen het kind en zijn verzorger, met speciale
emotonele kwaliteiten. eeder kind heef een natuurlijke neiging tot hechtng.
Het onderzoek van Harlow met aapjes gaf aan dat de behoefe aan troost en warmte het
allerbelangrijkste is in een hechtngsrelate.
Hechtngsgedrag ontwikkelt zich heel sterk in het eerste levensjaar. Rond de leefijd van 7
tot 10 maanden ontstaat eenkennigheid en angst voor vreemden. en deze periode vinden
baby’s het niet fjn om zonder hun ouders met een onbekende persoon achter te blijven. Ze
laten dan separateangst (scheidingsangst) zien. Deze angst hoort bij de ontwikkeling op
deze leefijd.
Op basis van ervaringen die baby’s opdoen, bouwen ze een representate op van
gehechtheid > positef als ouder kind oppakt om te troosten.
Veilig basisgedrag: Wanneer een kind weet dat de ouder in de buurt is gaat het op
onderzoek uit. Bij ouder wordende kinderen zie je een ontwikkeling naar het internaliseren
van die veilige basis: dan hebben ze zoveel vertrouwen opgebouwd dat ze ook zonder hun
ouders ondernemend gedrag laten zien.
Transitonal objects: Knuffels, doekjes of poppetjes. Een manier om de tjdelijke afwezigheid
van ouders te overbruggen. Ze vormen voor het kind een tastbare representate van
gehechtheid.
2.2.3 Bowblby’s theorie over hechtng
Bowlbly’s atachment theory heef inzicht gegeven in het belang van hechtng en verschillen
in kwaliteit van hechtngsrelates met mogelijke gevolgen. Hechtng is een primair
gedragspatroon in de menselijke aanleg. De kwaliteit van de hechtng wordt vooral zichtbaar
in een situate van stress. Een speciale onderzoeksmethode: ‘strange situaton’ Mary
Ainsworth. Hierbij komt het kind in een onbekende kamer waar een spelbegeleider
aanwezig is. Na een tjdje gaat de vertrouwde ouder weg. Na korte tjd komt de ouder terug
en observeren de onderzoekers hoe het kind op de hereniging reageert. We maken
onderscheid tussen 4 verschillende hechtngsrelates:
1. Veilig gehecht: het kind zoekt en vindt een goede balans tussen explorate en
nabijheid zoeken.
2. Onveilig-vermijdend: het laat weinig gevoelens blijken en durf zijn gevoelens van
onveiligheid en stress niet te laten zien aan de ouder. Maakt de indruk niet sterk
gehecht te zijn. Maakt geen onderscheid tussen bekende en onbekende personen.
3. Onveilig ambivalent: Dit kind zal extreem aangedaan zijn als de ouder vertrekt en
maakt geen contact met de onbekende. Het gedrag is ambivalent: dan weer vragen
om getroost te worden door de ouder en dan weer de verzorger afwijzen. Het kind
blijft huilen. (Gaat ook niet spelen met het speelgoed, maar alleen bij de ouder
blijven) Zijn angstg in bijzijn van de moeder, maar ook als ze er niet bij is.
Hechtngsgedrag is hier gemaximaliseerd
, 4. Gedesorganiseerd gehecht: inconsistent gedrag (zonder strategie), het kind weet
eigenlijk totaal niet wat het moet doen. Dezelfde persoon die voor veiligheid zou
moeten zorgen, veroorzaakt tegelijkertjd angst. Deze paradox is moeilijk mee om te
gaan. Ouder is vaak wisselvallig met reageren. Zowel bron van troost als bron van
angst.
Gedesorganiseerd gehecht wordt ook wel een hechtngstrauma genoemd –g:
2.2.4 Bevorderende factoren
Sensitviteit: wanneer ouders gevoelig zijn voor subtele signalen van onrust, ongemak.
Responsiviteit: wanneer de ouders adequaat en snel weten te reageren op de signalen.
Ook helpt het als ouders zelf een goede hechtngsrelate hebben.
2.2.5 Hechtng als basis voor de verdere ontwikkeling
Erikson heef de ontwikkeling van mensen beschreven in een stadiumtheorie. Alle mensen
doorlopen alle stadia, in een vaste volgorde. Erikson benadrukt de ontwikkeling van een
mens in interacte met zijn omgeving. Zijn theorie wordt daarom een psychosociale theorie
genoemd. Elk stadium bevat een ontwikkelingscrises waarin een bepaald confict moet
worden opgelost.
Ontwikkelingsstadia in de theorie van Erik Erikson:
1. Basisvertrouwen vs basaal wantrouwen: en het eerste levensjaar zijn kinderen bezig
met het verwerven van een gevoel van basisvertrouwen. > denk aan Bowlby
2. Autonomie vs schaamte en twijfel: Peuters tussen de 1 en 3 voelen de drang om zelf
te mogen beslissen wat te doen. Wanneer dit stadium goed doorgekomen wordt
ontwikkelen ze een gevoel van autonomie en zelfstandigheid. eK!
3. Initatef vs schuldgevoel: Tussen de 3 en 6 jaar de wil om nieuwe dingen te
ondernemen. De manier waarop de omgeving hierop reageert, bepaalt hoe het kind
deze ontwikkelingscrisis doorkomt.
4. Vlijt vs minderwaardigheid: vanaf ongeveer 6 jaar gaan kinderen op de basisschool
hun kwaliteiten ontplooien. Komen de eisen die aan het kind worden gesteld
overeen met hun mogelijkheden ontwikkelen ze vlijt.
5. Identteit vs rolverwarring: en de puberteit is de jongere bezig met het ontdekken
van de eigen identteit. Bij een positeve uitkomst lukt het de jongere om keuzes te
maken en een eigen identteitsgevoel te ontwikkelen.
6. Intmiteit vs isolate (20-40 jaare
7. Generatviteit vs stagnate (40-60 jaare middenvolwasseneheid
8. Integriteit vs wanhoop (60+e
2.3 Soms gaat het anders
Niet bij alle kinderen is sprake van een veilige hechtngsrelate. Bij een onveilig gehecht kind
verloopt de stressregulate (aanpassing aan stressfactoren) minder gemakkelijk. Het kan
minder goed omgaan met spanningen en het onderhouden van relates.
2.3.1 Belemmerende factoren
Factoren die het ontwikkelen van een veilige hechtng in de weg staan:
1. Ouders met problemen: onveilig gehechte ouder, depressief, etc.
2. Trauma: in het bijzonder traumatserende situates als verwaarlozing en
mishandeling.
, 3. Adopte: eerste levensjaar is hierbij van belang, is het kind toen verwaarloosd?
2.3.2 gevolgen voor het gedrag
Aandachtvragend: bij onveilig-ambivalent gehechte kinderen zie je vaak fel en schreeuwerig
gedrag waarmee ze alsnog de aandacht van de ouder proberen te krijgen.
Gedempt gedrag: bij onveilig-vermijdend gehechte kinderen zie je dat ze ‘negatef’ gedrag
juist dempen. Zij hebben namelijk geleerd dat hun ouders positef reageren op lief gedrag,
maar negatef op kunnen reageren op minder positef gedrag. Deze kinderen kunnen
sociaalwenselijk gedrag laten zien.
2.4 Hechtngsproblemen en hechtngsstoornissen
We spreken pas van een hechtngsstoornis als er sprake is van een duidelijk gestoorde
manier van aangaan van sociale relates.
2.4.1 Reacteve hechtngsstoornis
Kenmerkend hiervoor is dat er geremd en emotoneel teruggetrokken gedrag is ten opzichte
van de ouders. Het kind zoekt nauwelijks troost. Ook de sociale omgang met andere
kinderen wordt belemmerd door hun negateve emotonele reactes die niet te begrijpen
zijn.
2.4.2 Ontremd-sociaalcontactstoornis
Kenmerkend hiervoor is een verminderende terughoudendheid in het benaderen van
onbekende volwassenen en overmatg lichamelijk gedrag.
(Bijvoorbeeld toenadering zoeken tot een onbekende in de trein en hiermee vertrouwelijk
omgaan).
Bij beide stoornissen is er sprake van ontoereikende verzorging. Dit kan zijn sociale
verwaarlozing of deprivate waarbij aan emotonele basisbehoefen als troost en affecte te
weinig is tegemoetgekomen.
2.4.3 Separateangststoornis
Alleen bij een aanhoudende angst die langere tjd aanwezig is, en die leidt tot beperkingen in
het dagelijks leven. Symptomen zijn weigering te gaan slapen zonder ouders, nachtmerries
over verlies van ouders. De leefijd maakt hiervoor wel een verschil!
2.5 Hechtngsproblemen in de praktjk
Er zijn verschillende signalen in het gedrag van een kind die kunnen wijzen op een mogelijke
hechtngsstoornis. Bijv.: teruggetrokken gedrag, tegenstrijdig gedrag, moeilijkheden in
contacten.
Trauma’s kunnen ertoe leiden dat het stressregulatesysteem wordt verstoord. Het
alarmeringssysteem wordt te snel en langdurig geactveerd. Dit kan hyperarousal
(overmatge alertheid en prikkelgevoelig) of hypoarousal (verstlling/verlamming)
veroorzaken.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller essiemiddel. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.35. You're not tied to anything after your purchase.