H1 Kleine historie zorgverbreding
1.1 leerplichtwet
Voor de invoering van de leerplichtwet waren kinderen met problemen afhankelijk van
personen die zich ermee bezighielden, kinderen konden eigenlijk nergens terecht. Na
invoering van de leerplichtwet ontstonden de probleemleerlingen: de grote groep kinderen
die niet instaat was zonder meer het aangeboden onderwijs te volgen.
In de loop van de tijd:
Er bleek dat er veel kinderen speciaal onderwijs nodig hadden in plaats van regulier
onderwijs. Maar je kon kinderen niet zomaar van school sturen. Er was behoefte aan een
wettelijk geregelde vorm van speciaal onderwijs. Maar gevaar van kinderen te scheiden van
elkaar was negatieve etikettering: er kwam een etiket voor de kinderen “mallenschooltjes”,
“rioolklassen”. Ook was men bang dat de probleemkinderen elkaars gedrag zouden
overnemen. In het buitenland was er al ervaring met speciale klassen op een reguliere
school. Nadelen bleken:
- de weg terug naar een gewone klas is moeilijk te realiseren
- door de probleemkinderen in aparte klas te doen, worden ze juist met hun
tekortkoming geconfronteerd
Door deze ervaringen wilde men speciale scholen ipv alleen speciale klassen.
In jaren 50/60 ontstond een breed spectrum aan scholen voor buitengewoon onderwijs
(later speciaal onderwijs). Op deze scholen werd onderwijs geboden aan:
- kinderen met leer- en opvoedingsmoeilijkheden (LOM)
- moeilijk lerende kinderen (MLK)
- in hun ontwikkeling bedreigde kleuters (IOBK)
- blind/slechtziend/doof/slechthorend
- kinderen met ernstige spraakmoeilijkheden
- lichamelijk gehandicapte kinderen (mytyl)
- langdurig zieke kinderen + ziekenhuiskinderen
- zeer moeilijk lerende kinderen (ZMLK)
- zeer moeilijk opvoedbare kinderen (ZMOK)
- meervoudig gehandicapte kinderen.
Er ontstonden Pedagogische instituten (PI) waar men de kinderen observeerde alvorens ze
te plaatsen.
1.2 Beleidsveranderingen
Begin jaren 70 wilde men een beleidsverandering, want niet iedereen was het eens met het
plaatsen van kinderen in een speciale school. Men wilde het aantal kinderen dat
doorgestuurd werd gaan terugdringen, omdat het verwijzen naar speciale school niet altijd in
het belang van het kind gebeurde.
- Om meer continuïteit te creëren werd de kleuter en lage school niet meer los van
elkaar gezien, maar werd dat samen de basisschool (zoals nu). (1e advies)
- Ook moest men proberen te voorkomen dat kinderen bleven zitten. (6e advies)
- Maar dit hielp niet voor terugdringen, de stroom naar SO werd alleen maar
groter en er ontstonden wachtlijsten voor scholen.
- Er moest meer samenwerking komen tussen basisschool en SO. Er ontstonden
samenwerkingsprojecten.
- maar ook hiermee werd het terugdringen van kinderen in SO niet bereikt.
,1.3 Milieu en onderwijskansen
Kinderen uit cultuur zwakke niveaus hebben bij begin basisschool een taal- en
ontwikkelingsachterstand. De school had moeite om deze achterstanden aan te pakken en
dus ontstond er ongelijkheid van kansen tussen de kinderen. De kinderen uit de gemiddelde
sociale niveaus werden bevooroordeeld en de kinderen uit lagere milieus kregen weinig
mogelijkheden. Het politieke doel bij de jaren 70 was dan ook: het onderwijs laten aansluiten
bij de kinderen uit de lagere milieus. Dit moest gebeuren aan de hand van een
stimuleringsbeleid. Dit werd het Gemeentelijk Onderwijs Achterstandenbeleid (GAO-beleid)
genoemd. Het effect van dit beleid is nauwelijks aantoonbaar (onderzocht in 2001).
Binnen het Onderwijsvoorrangsgebied (OVG) werd wel een inhaalslag gemaakt. In 2002
kreeg ook de VVE een plek in het GAO-beleid. Door de Wet Ontwikkelingskansen door
kwaliteit en educatie (Wet-OKE, 2010), kunnen steeds meer peuterspeelzalen en
kinderopvangen beschikking krijgen over VVE-programma.
1.4 Zorgverbreding
De ARBO (adviesraad voor basisonderwijs) vond in 1984 dat de verbreding van de zorg aan
kinderen met problemen vooral binnen school en klas moeten gebeuren. Dus zorg
verbreden. Het accent op terugdringen van SO wordt iets minder, men gaat nu aandacht
geven aan verhoging kwaliteit van regulier onderwijs. Gedachte: Hoe beter een basisschool
in staat is om kinderen met problemen op te vangen, des te kleiner de kans dat men dit kind
verwijst naar een school voor speciaal onderwijs. Gevolgen:
- opvangcapaciteit van basisonderwijs moet worden verhoogt. Er moest een
continuüm van zorg worden geïntegreerd.
- Meer info, meer middelen, meer handen in de klas : klassenassistenten
De doelgroep van zorgverbreding: ieder kind dat moeite heeft om in de onderwijssituatie
binnen een bepaalde tijd de gestelde doelen te bereiken. Externe factoren kunnen hierbij
een belangrijke oorzakelijke rol spelen. Maar dat is wel hele grote groep, dus eerst beperken
tot “elementaire culturele vaardigheden”, vooral lezen en spellen.
Om overzicht te houden over de vorderingen en doorgemaakte ontwikkeling van ieder kind,
bleek het noodzakelijk om met leerlingvolgsystemen te gaan werken, waarin allerlei
gegevens over het over het kind periodiek opgenomen werden, zoals toetsuitslagen. Door
het nauwkeurig volgen van iedere leerling werd er geconstateerd dat er niet altijd sprake
was van enkelvoudige leerproblemen. Men signaleerde steeds meer kinderen met
concentratie- en impulsiviteit problemen, minder doorzettingsvermogen en ontbrekende
werkhouding. Vanuit speciaal onderwijs signaleerden de leerkrachten dat bij een steeds
groter deel van de verwezen kinderen sprake is van een ernstige gedragsproblematiek.
1.5 Weer Samen Naar School (WSNS)
Het WSNS beleid wilde de zorg voor leerlingen met problemen evenwichtiger verdelen over
het regulier en het speciaal onderwijs. Men stelde vast dat ook leerlingen met een handicap
zoveel mogelijk gebruik moeten kunnen maken van regulier onderwijsvoorzieningen.
Algemene uitgangspunt: kind moet niet naar de zorg, maar de zorg moet naar het kind.
Doelen:
- voorkomen dat kinderen door verwijzing naar SO een negatief etiket krijgen
- verdere groei van leerlingenaantal in SO moet stoppen.
Men wilde verder samenwerkingsverbanden tussen het regulier en het SO, interne
begeleiders aanstellen en een nieuw bekostigingssysteem invoeren.
, Een samenwerkingsverband bestaat uit meerdere basisscholen en één SO. Ze hebben 1
zorg budget en gezamenlijk beheer van financiële middelen.
In 1998 Wet op Primair onderwijs (WPO) komt de basisschool samen met een SO en er
ontstaat een SBO. Men probeert hierdoor toe te werken naar geïntegreerd primair onderwijs.
Voordelen:
- leerkrachten kunnen profiteren van ervaring en expertise van leraren in SO.
- samenwerking tussen scholen wordt optimaler en dus zorg ook
- Kinderen hoeven niet verwezen te worden naar SO maar kunnen op basisschool
blijven.
SBO scholen hebben dezelfde kerndoelen als reguliere basisschool. De leerlingen krijgen
alleen meer tijd om de doelen te bereiken. Een onafhankelijke commissie PLC beoordeelt de
aanvraag voor een kind naar het SBO. Ook is er een maximum gesteld. Niet meer dan 2%
van de schoolgaande kinderen in het samenwerkingsverband mag men verwijzen naar een
school voor SBO.
1.6 Gevolgen WSNS beleid
WSNS legt nadruk op gezamenlijke verantwoordelijkheid van basisonderwijs en SO voor de
zorg leerlingen. gevolgen:
- organisatorische vernieuwingen:
- er zijn samenwerkingsverbanden, interne begeleiders (IB’er), zorgteams.
- inhoudelijke vernieuwingen
- nog nauwelijks sprake van. Er zijn bijna geen inhoudelijk zwaardere eisen
gesteld aan het onderwijs en de leerkrachten.
- wel een groeiende bewustwording ten aanzien van de extra pedagogisch-
didactische behoeften van leerlingen met problemen.
- Nog steeds weinig rekening gehouden met verschillen tussen leerlingen in de
klas. (door rugzak kinderen is dit ook erg lastig)
- Na meer dan 10 jaar WSNS nogsteeds groeiende hoeveelheid SO kinderen en geen
sprake van een wezenlijke verandering.
1.7 Reorganisatie speciaal onderwijs
Tot 2002 was er vele SO scholen, die zelf bepaalden wanneer een leerling geplaatst werd.
Met een nieuwe indeling van de scholen en een reorganisatie van de procedures wilde men
het verwijzingsbeleid naar scholen overzichtelijker en eenduidiger maken.
In 2002 Wet op Expertisecentra (WEC) bracht nieuwe indeling SO scholen (4 clusters), die
zich vooral richten op opvang van kinderen met handicap en vooral de zware zorg. Ieder
cluster heeft eigen onderwerp (> zie college aantekeningen) en functioneert als REC. Iedere
REC heeft een Commissie voor indicatiestelling (CvI) en die werken volgens protocol.
Belangrijke regeling gekoppeld aan de clusters is: Leerlinggebonden Financiering. LGF =
het rugzakje. Hierdoor zou een kind met problemen toch nog regulier onderwijs kunnen
volgen. Rugzakje kan alleen voor kinderen die m.b.t. hun problemen toegelaten zouden
worden op SO. Keert een kind terug naar reguliere school krijgt het een zorgplan en
ambulante begeleiding mee (AB). AB is een vorm van extra en regelmatige ondersteuning
voor het basisonderwijs vanuit het SBO en later ook vanuit het SO. Wordt een leerkracht
voor ingezet. AB’er zorgt ervoor dat kind zich optimaal kan ontwikkelen op een reguliere
basisschool.
Ongewenste effecten van al die regelingen:
- wachtlijsten voor SO verdwenen niet.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller michellebrus. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.81. You're not tied to anything after your purchase.