Geschiedenis Samenvatting Hoofdstuk 7: De economische sprong van Europa.
Tijdvak 8: Tijd van burgers en stoommachines.
Kenmerkende aspecten:
31. De industriële revolutie die in de westerse wereld de basis legde voor een industriële
samenleving.
32. De moderne vorm van imperialisme die verband hield met de industrialisatie.
36. De opkomst van de politiek maatschappelijke stromingen: liberalisme,nationalisme,
socialisme, confessionalisme en feminisme.
Paragraaf 7.1: de industriële revolutie:
- De groei van de Engelse economie werd veroorzaakt door een aantal factoren:
De opbrengsten van de landbouw stegen enorm door het toepassen van
wetenschappelijke kennis en de introductie van nieuwe gewassen en betere
landbouwwerktuigen.
De bevolking begon snel te groeien, want er kwam meer voedsel en er was
betere ziektebestrijding.
De koloniën in Azië en Amerika produceerden steeds meer goedkope
grondstoffen.
- Gevolgen van de industriële revolutie:
Andere bedrijfstakken gingen ook stoommachines gebruiken en daardoor
groeiden ook de mijnbouw en ijzerindustrie tot belangrijke pijlers in de
economie. ( economisch gevolg )
Er werden spoorwegen en kanalen aangelegd om eindproducten in en uit te
voeren. ( economisch gevolg )
Plattelandsbewoners verhuisden naar nieuwe fabriekssteden =
Arbeidersklasse. Hun werk- en leefomstandigheden waren beroerd. Ze
woonden immers dichter op elkaar waardoor ziektes zich sneller
verspreidden. Tijd of geld voor onderwijs was er niet dus het was moeilijk om
te ontsnappen aan het arbeidersbestaan. ( sociaal gevolg )
= Industriële revolutie.
- Modern kapalistisch systeem: produceren particuliere ondernemers goederen en
diensten met als doel zoveel mogelijk winst te maken door ze op de vrije markt te
verkopen. Bij productie maken ze gebruik van productiemiddelen als grrond,
gebouwen, machines en grondstoffen, die ze in bezit hebben. De arbeid wordt
geleverd door vrije mensen die moeten leven van de verkoop van hun arbeid
Deze vorm van kapitalisme richt zich op de productie van goederen en diensten en
onderscheid zich van het oudere kapitalisme , waarin ondernemers winst proberen te
maken door goederen te verhandelen. ( schepen en personeel om handelswaar te
verplaatsen )
- Halverwege de 18e eeuw waren velen nog voorstander van een mercantilistische
economische politiek. Deze had tot doel de staat zoveel mogelijk te laten profiteren
van de economie. De staat probeerde de economie met wetten te sturen en te
, beschermen tegen andere landen. —> hier kwam later kritiek op en het economisch
liberalisme kwam daarvoor in plaats: Pleitte voor een zo groot mogelijk economische
vrijheid. De overheid mocht zich niet bemoeien met de hoogte van de lonen en
iedereen moest zelf kapitaal bezitten. Dit zou gunstig zijn voor de welvaart van het
land.
Paragraaf 7.2: Nationalisme:
- Nationalisme: het gaat uit van de gedachte dat mensen tot verschillende volken
behoren en dat elk volk een gemeenschappelijke geschiedenis, taal of cultuur heeft.
In de 18e eeuwse democratische revolutie was het volk ook belangrijk. Een inwoner
van een land was niet langer ‘ onderdaan’ van een vorst maar ‘ burger ‘= lid van een
gemeenschap.
- Zo zie je dat dichters, schilders en beeldhouwers de roemrijke daden van hun
zogenaamde voorouders in beeld brachten en ook zie je dat de regering deze natie
stimuleerden. Zij gebruikten het onderwijs in de officiële landstaal en de vaderlandse
geschiedenis om verbondenheid en eenheid te kweken.
- Nationalisten streefden naar een nationale staat: voor elk volk 1 staat.
Het Duitse volk streefde naar een eenheidsstaat. —> in 1848 leek het streven naar
eenheid te slagen, maar het koninkrijk Pruissen werkte tegen. ( zij wouden wel een
Duitse eenheidsstaat maar dan onder Pruisische leiding en zonder democratische
grondwet) —> pas in 1871 lukte het om Duitsland tot een eenheidsstaat te maken
met een keizer aan het hoofd. —> maar het was niet echt een nationale staat, omdat
de keizer oppermachtig was
- Er waren ook staten die uit elkaar vielen: de Grieken, Serviërs, Roemenen en anderen
in Zuid-oost Europa waren ontevreden over de Turkse Overheersing en begonnen het
recht op zelfbeschikking op te eisen. —> Griekenland werd in 1829 een
onafhankelijke koninkrijk.—> later in de 19e eeuw brokkelde het Ottomaanse rijk nog
verder af en ontstonden de staten: Servië, Bulgarije en Roemenië.
- Het koninkrijk der Nederlanden omvatte ook het grondgebied van België. —> De
Belgen voelden weinig verbondenheid met de Nederlanders, omdat ze veel Frans
spraken, meerdere katholieken waren en een andere geschiedenis hadden. —> in
1830 kwamen ze in opstand en scheidden zij zich af.
= door al deze samenvoegingen en afscheidingen ontstond langzaam een Europa van
nationale staten.
Paragraaf 7.3: Modern Imperialisme:
- Modern imperialisme: Zoveel mogelijk ondoordringbare gebieden bezitten en de
koloniën beter beheersen en uitbreiden tot grote wereldrijken.
- Oorzaken:
Voor landen met een opkomende industrie waren de veroveringen belangrijk
om zich op een goedkope manier te verzekeren van belangrijke grondstoffen.
Bovendien zagen ze de nieuwe koloniën als grote afzetmarkten voor hun
producten. ( verband tussen modern imperialisme en de industriële
revolutie)
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller imaneelarbajii. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.01. You're not tied to anything after your purchase.