Hoi! De tentamens staan weer voor de deur en daarom verkoop ik mijn zelfgemaakt oefentoets voor Gedragswetenschappen periode 3, leerjaar 1. Deze oefentoets bestaat uit veertig multiple-choice vragen met de antwoorden.
Voor het echte tentamen van Gedragswetenschappen periode 3 zijn er zestg multple-
choice vragen, waarvan je er maximaal twintg out mag hebben.
Vraag 1: Op welke twee samenhangende vragen probeert de sociologie antwoord te geven?
A: Hoe worden mensen in hun gedrag beïnvloed door het eit dat zij deel uitmaken van
allerlei samenlevingsverbanden ofewel groeperingen?; Welke problemen vloeien voort uit
het samenleven van mensen?
B: Hoe ziten onderdelen van de maatschappij, zoals de gezondheidszorg, in elkaar?; Hoe
worden mensen in hun waarden en normen beïnvloed door het eit dat zij deel uitmaken
van de samenleving?
C: Hoe worden mensen in hun gedrag beïnvloed door het eit dat zij deel uitmaken van
allerlei samenlevingsverbanden?; Hoe zit de samenleving in elkaar?
Vraag 2: Maak de zin a : Sociologie is een …
A: … empirische wetenschap.
B: … wetenschap waarbij kennis voortkomt uit een waarneming van eiten.
C: … wetenschap waarbij sociologen geïnteresseerd zijn in de subjecteve werkelijkheid.
Vraag 3: Van veel situates hebben wij geleerd hoe wij die moeten defniëren. Van welk
begrip is dit de omschrijving?
A: Interacte.
B: Identteit.
C: Collecteve betekenis.
Vraag 4: Een stgma is een eigenschap met een heel negateve lading. Er worden drie
soorten stgmata onderscheiden. Door wie worden deze onderscheiden?
A: Schef.
B: Gofman.
C: De Swaan.
Vraag 5: Iemand met een depressie krijgt hierdoor een stgma. Onder welke soort stgma
valt dit?
A: Lichamelijke gebreken en a wijkingen.
B: Als ongewenst beschouwde karaktertrekken.
C: Collecteve stgmata.
Vraag 6: Een geheel van voorstellingen, opvatngen, waarden en normen die mensen zich
als lid van hun samenleving verworven hebben door middel van leer-en
gewenningsprocessen en die van grote invloed zijn op hun gedrag in ruimere zin. Dit is de
omschrijving van het begrip:
A: Cultuur.
B: Normen.
C: Deviant gedrag.
, Vraag 7: Als jij zel de keuze maakt om een bepaalde norm in te passen in je leven, dan valt
dit onder de:
A: universele normen.
B: speciale normen.
C: alternateve normen.
Vraag 8: Wat houdt insttutonalisering van gedrag in?
A: Het ontstaan van min o meer vaste patronen in het handelen.
B: Het proces waardoor iemand zich in de omgang met anderen de waarden en normen van
allerlei groeperingen eigen maakt.
C: Beide bovenstaande zijn juist.
D: Geen van bovenstaande zijn juist.
Vraag 9: Wat is NIET waar met betrekking tot groeperingen?
A: Een groep is medebepalend voor iemands sociale identteit.
B: Lidmaatschap van een groepering leidt vaak tot een sterke identfcate met de andere
groep en daarmee samenhangen een a wijzing van de eigen groep.
C: Groeperingen kunnen ook voorzien in heel specifeke behoefen.
Vraag 10: Wat is de JUISTE omschrijving van het begrip netwerk?
A: Een netwerk is een groep mensen met wie iemand min o meer duurzame banden
onderhoudt voor de vervulling van de dagelijkse levensbehoefen.
B: Een netwerk is een groep mensen die een min o meer duurzame band hebben met
elkaar voor de vervulling van elkaars levensbehoefen.
Vraag 11: Wat is de JUISTE omschrijving van structureel gezag?
A: Het vermogen van mensen om anderen tot bepaalde vormen van gedrag te brengen
overeenkomstg de eigen doeleinden, met instemming van de anderen.
B: Het vermogen van mensen om anderen tot bepaalde vormen van gedrag te brengen
overeenkomstg de eigen doeleinden, zonder medeweten van de anderen.
C: De mate waarin mensen individueel en collecte in staat zijn beslissingen die in een
groepering o in de samenleving worden genomen, te sturen overeenkomstg hun eigen
doeleinden, waarden o belangen, met instemming van de ander.
Vraag 12: Sociale ongelijkheid is …
A: … de ongelijke verdeling over personen van zaken die belangrijk worden geacht in een
samenleving.
B: … de ongelijke verdeling over groepen van zaken die belangrijk worden geacht in een
samenleving.
C: … de ongelijke verdelingen over personen en groepen van zaken die heel belangrijk
worden geacht in een samenleving.
Vraag 13: Wat is GEEN belangrijke maatschappelijke ontwikkeling?
A: Van bevelshuishouding naar onderhandelingshuishouding.
B: Democratsering.
C: Globalisering.
D: Multculturele samenleving.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller esmeevtende. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.28. You're not tied to anything after your purchase.