Samenvatting week 1 strafrechtelijke aansprakelijkheid
aug-dec 2023
HI par. 1 inleiding
Strafrechtelijke aansprakelijkheid gaat om: het in beginsel in aanmerking komen voor een
strafrechtelijke sanctie.
Materiële strafrecht draait om de vraag of en in welke vorm strafrechtelijke aansprakelijkheid kan
worden aangenomen gelet op geldende voorwaarden.
Algemene leerstukken strafrechtelijke aansprakelijkheid meestal aan orde bij de eerste 3 vragen art.
350 Sv, maar ook vervolgingsrecht OM (3e vraag art. 348 Sv).
Par 3
Twee belangrijke kenmerken strafrechtspleging:
1. Opportuniteitsbeginsel
2. Vergaande straftoemetingsvrijheid
Deze drukken groot vertrouwen OM en rechter uit.
Materiële strafrecht komt tot uiting in procesrechtelijke context. Geldend recht over leerstuk als
opzet bijv. kan vanwege processuele bepaaldheid moeilijk los worden gezien van bewijsregels opzet,
en van betekenis van opzet in een gemiddelde strafzaak.
Bij vormgeving en invulling algemene leerstukken strafrechtelijke aansprakelijkheid moet rekening
worden gehouden met verwerkelijking ervan in processuele context.
- Procesrecht vervult in verwerkelijking materiële normen een dienende functie. De materiële
juistheid dient te prevaleren boven processuele bezwaren.
- Procesrecht stelt één inhoudelijke eis: voorwaarden strafrechtelijke aansprakelijkheid en
delictsomschrijvingen moeten praktisch en effectief toepasbaar zijn.
De methode van materiële strafrecht uitgangspunt: het gegeven dat materiële strafrecht ter
omschrijving van algemene leerstukken (algemene) begrippen bevat die niet nader worden
gedefinieerd in de wet= in standaardarresten (voornamelijk) HR algemene criteria worden
geformuleerd voor toepassing algemene begrippen, welke vervolgens worden verhelderd in ‘variatie-
arresten’.
HII par 2 Het strafbare feit
Verbindendheid
Codificatiebeginsel art. 107 lid 1 GW. Alleen centrale overheid strafbaarstellingen in leven te roepen
die misdrijf opleveren.
o.g.v. delegatie in wet in formele zin kunnen AMvB’s en verordeningen decentrale overheden
strafbaarstellingen bevatten (overtredingen). Art. 150 Provinciewet en art. 154 Gemw.
Verder kan soms door toenemende internationalisering de vraag rijzen of nationale wetgeving wel in
overeenstemming is met bijv. EU-wetgeving of grondrechten uit m.n. EVRM.
Bij lagere wetgeving staat verbindendheid wel eens ter discussie met stelling dat buiten de
(delegatie)bevoegdheid is getreden of hogere wetgeving het onderwerp uitputtend heeft geregeld.
Definitie van het strafbare feit
In art. 1 lid 1 Sr wordt over ‘strafbepaling’ gesproken= i.i.g. delictsomschrijving en sanctienorm.
Delictsomschrijving bevat: welk gedrag onder welke subjectieve (opzet, schuld of niet bepaald) en
objectieve omstandigheden (zoals wederrechtelijkheid, causaliteit en vooral specifieke
bijzonderheden van de strafbaarstelling in kwestie) tot strafrechtelijke aansprakelijkheid kan leiden.
, De vereisten uit delictsomschrijving zijn bestanddelen. Delictsomschrijving kan ook kwalificatie
bevatten (verkrachting, doodslag, moord etc.). sanctienorm: duidelijk welke sancties aan strafbare
feit (s.f.) kunnen worden verbonden.
Naast bestanddelen meer voorwaarden strafrechtelijke (Sr) aansprakelijkheid Bijv. vervolgingsrecht.
Naast alle bestanddelen ook elementen (wederrechtelijkheid en schuld) moeten zijn vervuld.
Bijzondere delicten en rechtsgoederen
In titels WvSr worden rechtsbelangen (rechtsgoederen) onder woorden gebracht die Sr bescherming
verdienen. Wetgever denkt in specifieke problemen die Sr moeten worden aangepakt.
Misdrijven en overtredingen
Doorslaggevende criterium onderscheid: ernst s.f. in kwestie (en in samenhang daarmee het type
procedure dat men voor afdoening wenselijk acht). Hoofdregel dat opzet of schuld slechts bij misdrijf
als bestanddeel is opgenomen.
Onderscheid belangrijk voor bepaalde juridische consequenties. Enerzijds straf processuele gevolgen
bijv. mogelijkheden dwang- en rechtsmiddelen. Anderzijds materieelrechtelijk gezien: poging tot,
voorbereiding van een medeplichtigheid aan overtreding zijn bijv. niet strafbaar. Ook meerdaadse
samenloop en verjaring onderscheiden tussen overtredingen en misdrijven.
Krenkings- en gevaarzettingsdelicten
Krenkingsdelicten: er wordt Sr gereageerd op daadwerkelijke schending of krenking rechtsgoed (bijv.
diefstal, mishandeling e.d.). Het kwaad is geschied, het leed is veroorzaakt en daarop richt zich de
vergeldende Sr reactie.
Gevaarzettingsdelicten: wordt de bedreiging van een rechtsgoed, het gevaar voor een krenking
strafbaar gesteld. Dan komt preventie op voorgrond te staan. Veel overtredingen en leerstuk poging
geeft algemene basis bestraffing gevaarzetting bij misdrijven. Denk ook aan WVW. Opruiing (art. 131
Sr) is een abstract gevaarzettingsdelict, waarbij gedraging wordt strafbaar gesteld die in algemene,
niet nader in delictsomschrijving gespecificeerde zin gevaar kan opleveren (of gevaar verwezenlijkt of
dat gevaar reëel is geweest is niet van belang voor delict). Ook rijden onder invloed (art. 8 WVW) is
abstract gevaarzettingsdelict. Wel vereist dat daadwerkelijk gevaar is ontstaan.
Materieelrechtelijk belang indeling is dat strafbaarstelling gevaarzettingsdelicten problematischer is:
grenzen van wat zinvol kan en mag worden strafbaar gesteld, komen eerder in zicht. Ook voor
bepalen strafmaxima kan onderscheid zinvol zijn; zonder concrete krenking behoort (als vuistregel)
het strafmaximum lager te zijn.
Formele en materiële delicten
Formele: strafbaarheid bepaalde handeling is voldoende. (abstracte gevaarzettingshandelingen)
Materiële: een bepaald gevolg centraal staat. (concrete gevaarzettingshandelingen)
Krenkingsdelicten kunnen tamelijk formeel worden omschreven, maar zijn toch meestal als materieel
delict vormgegeven. Bijv. doodslag: een niet nader omschreven gedraging verrichten waardoor
iemand daadwerkelijk overlijdt.
Elke Sr relevante gedraging ‘storend moet ingrijpen in het juridische belangenevenwicht’. Bijv. diefstal
formeel delict doordat niet daadwerkelijk een wederrechtelijke toe-eigening is vereist (met oogmerk
daartoe wegnemen volstaat). Maar een bepaald gevolg is doorgaans wel aanwijsbaar en vormt
uiteindelijke grond voor strafbaarstelling. HR: vereist in die lijn ‘materieel’ dat de dader zich een
zodanige feitelijke heerschappij over het goed heeft verschaft dan wel dit zodanig aan de feitelijke
heerschappij van de rechthebbende heeft onttrokken dat de wegneming van het goed als voltooiing
kan gelden.
Materieelrechtelijke relevantie bij diverse leerstukken naar voren, zoals bij poging (vooral van belang
bij materiële delicten, want bij formele delicten vallen poging en voltooid delict vaak bijna samen), de
causaliteit (treedt op de voorgrond bij materiële delicten) en verjaring.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller beterdanathenastudies. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.40. You're not tied to anything after your purchase.