Theoretische achtergrond van het beroep 1.1 deel 1
1 Inleiding
1.1 Enkele begrippen
MG%: Het aantal milligram van een bepaalde stof in 100ml.
Atoommassa: De massa van de protonen en neutronen in een atoom.
Molecuulmassa: De som van de atoommassa’s in een molecule.
Millimol (mMol): De molecuulmassa uitgedrukt in milligram
1.2 Belangrijke elementen die het menselijk lichaam opbouwen
De meerderheid van het lichaam wordt opgebouwd uit water (zuurstof en waterstof) en biologische
moleculen. Verder bestaat het lichaam uit koolstof koolhydraten (zetmeel en suikers) en lipiden (vetten).
Om eiwitten te vormen is stikstof en soms zwavel nodig. Fosfor, koolstof, zuurstof, waterstof en stikstof
bouwen mee aan het DNA en RNA. Fosfor en Calcium zitten in vrij grote hoeveelheden in de beenderen.
Wat is de rol van ijzer in het menselijk lichaam en waar vindt je het (vooral) terug?
Aanmaak hemoglobine, te vinden in rode bloedcellen
Wat is de rol van jodium in het menselijk lichaam en waar vindt je het terug?
Aanmaak schilklierhormoon, in de schildklier (uiteraard)
1.3 Chemische reacties
Een chemische reactie is een reactie waarbij moleculen atomen uitwisselen. Er worden verbindingen
tussen atomen verbroken en nieuwe gemaakt, dit moet energie aan cellen leveren. Het aantal atomen
per soort wijzigt niet, nieuwe moleculen ontstaan en oude worden afgebroken. Sommige reacties zijn
omkeerbaar, andere niet. Zo kunnen Koolhydraten worden omgezet in vetten en niet omgekeerd.
Katalysators zijn stoffen die reactie versnellen maar er niet door verandert. Enzymen zijn katalysaters,
het zijn eiwitten met een cofactor zoals metalen. (sleutel, slot)
1.4 Water en zijn bijzonder karakter
Watermoleculen hebben twee kanten, een elektrisch positieve en negatieve zijde. (Dipool). Dit maakt
dat watermoleculen elkaar aantrekken (hoge kooktemperatuur). Waterstofbruggen is de
aantrekkingskracht en houden biologische moleculen in een bepaalde vorm (DNA en Eiwitten).
1.5 Koolstof en zijn bijzonder karakter
Koolstof heeft een lange keten met koolstofatomen met dubbele en driedubbele binding.
Koolstofatomen vormen ook ringen met 5 of 6 elementen. Hieraan kunnen andere groepen hangen, ze
kunnen in de ring ook andere atomen zoals zuurstof en stikstof bevatten.
,2 Bouwstenen van het leven
Eiwitten: Enzym belangrijk in de regeling van metabole paden zowel als structuureiwit belangrijk bij de
opbouw van cellen.
Vetten en koolhydraten: van belang in de opbouw van de membranen
DNA en RNA (nucleïnezuren): van belang voor het begrijpen van de genetische code en hoe deze tot
expressie wordt gebracht in de eiwitsynthese.
2.1 Koolhydraten
Opgedeeld in 3 klassen:
2.1.1 Monosachariden
Moleculen bevatten koolstof, waterstof en zuurstof. (glucose, galactose (melk) en fructose (fruit)), de
suikers
2.1.2 Disachariden
Moleculen bestaand uit 2 Monosachariden. Bij synthese komt één molecule water vrij, bij ontbinding is
er één nodig. (meest voorkomend: Maltose (glucose + glucose), Lactose (galactose + glucose) en
Sacharose (fructose + glucose)). De darmwand kan geen disacharide opnemen, er zijn enzymen die de
disacharide ontleden.
2.1.3 Polysachariden
Langere ketens van suikers, ze ontstaan in planten door verder onttrekken van water. Ze kunnen worden
ontleed tot disachariden en monosachariden door enzymen zoals speeksel amylase
Zetmeel: bevat 200 tot 300 glucose eenheden en vindt je terug in onder ander aardappelen. Bevat geen
vertakkingen.
Amylopectine: Analoog opgebouwd met vertakkingen, dit kan gemakkelijker water vasthouden zodat er
een gelei ontstaat.
Cellulose: Opgebouwd uit een groot aantal glucose eenheden. De verbindingswijze is anders en kan niet
worden afgebroken door menselijke enzymen.
Glycogeen: Dierlijk polysacharide, een sterk vertakte glucosepolymeer terug te vinden in de lever en in
mindere maten het spierweefsel. Het leverglycogeen kan heel snel worden omgezet tot glucose bij een
lage glucosespiegel. Het spierglycogeen wordt gebruikt voor de energievoorraad van spieren.
Glycosaminoglycanen: Polysachariden met stikstofhoudende moleculen.
2.2 Vetten
2.2.1 Vrije vetzuren
Lange koolstof ketens bestaande uit waterstof en koolstof. Aan één einde bevindt zich een zuurgroep (-
COOH) zoals in mierenzuur en azijnzuur. De hoeveelheid zuurstof is veel lager dan in koolhydraten.
,Energiereserves worden opgeslagen als vetten en door een deels waterafstotende eigenschap spelen ze
een dominante rol in celmembranen
Verzadigde vetzuren: zonder dubbele binding en terug te vinden in voedsel van dierlijke oorsprong. Ze
zijn harder en hebben een hoger smeltpunt (palmitinezuur en stearinezuur). Zij doen het
cholesterolgehalte in het bloed stijgen.
Enkelvoudig onverzadigd vetzuur: één dubbele binding , oliezuur. Deze heeft geen effect op het
cholesterolgehalte in het bloed.
Meervoudig onverzadigde vetzuren: twee of meer dubbele bindingen. Zij doen het cholesterolgehalte in
het bloed dalen. Zij zijn van belang in de synthese van membranen in de vorming van prostaglandinen.
Zij kunnen niet door het menselijk lichaam worden aangemaakt en zijn essentieel in voeding.
Wat is het belang van omega?
Het belang zijn de hart en vaatziekten: heel simplistich gesteld: een teveel aan cholesterol en
triglyceriden zijn atherogeen: zij werken “aderverkalking” in de hand.
2.2.2 Triglyceriden en fosfolipiden
Triglyceriden bestaan uit glycerol waaraan 3 vetzuren verbonden zijn. Ze zijn een belangrijke bron van
energie maar moeten worden afgebroken tot glycerol en vetzuren vooraleer ze opgenomen en verbrand
kunnen worden. Ze spelen geen rol in de membraanvorming. Een andere functie is warmte isolatie en
mechanische bescherming van inwendige organen (voorraden vet oplosbare vitamines A, D, E en K)
Waarom spelen triglyceriden geen rol in de vorming van membranen?
Triglyceriden hebben geen hydrofiele kop (geen stabiele water/lipide en overgang, emulsies vormen)
Diglyceriden bestaan uit glycerol waaraan 2 vetzuren zijn verbonden en ontstaan door lipase
(splitsing van vet in glycerol en vetzuren) in de darm
Monoglyceriden bestaan uit glycerol waaraan 1 vetzuur is verbonden. ontstaan eveneens door hydrolyse
(splitsing Diglyceriden met opname één watermolecule) tijdens de vertering.
Fosfolipiden hierbij is een van de vetzuren vervangen door fosforzuur, dit einde van de molecule is
wateroplosbaar terwijl het andere einde waterafstotend is. Dit werkt de vorming van micellen (vertering)
en membranen (belangrijke biologische functie) in de hand.
Glycolipiden is een vetzuur vervangen door een suiker. Ze zijn aan één zijde water oplosbaar en soms
zijn er meerdere suikers gebonden aan de vetten, zij kunnen als receptoren uit een membraan steken.
2.2.3 Prostaglandines
Afgeleiden van vetzuren, zij worden afgescheiden door cellen en hebben een werking op korte afstand.
Zij zijn belangrijk in de coördinatie van tal van lichaamsfuncties. Ontstekingsremmers beletten de
vorming van bepaalde prostaglandines met een rol in de stolling en in het vormen van beschermend
slijm in de maag. Hun bijwerking zijn de vorming van maagzweren en van stollingsproblemen.
Wat is de werking van ontstekingsremmers (NSAID, soms ook wel COX-remmers genoemd)
Beletten van de vorming van bepaalde prostaglandines
, 2.2.4 Steroïden
Grote lipide moleculen met een koolstofskelet bestaande uit verschillende ringen. Hun onderlinge
verschillen liggen in de aanhangsels aan dit skelet, zij worden aangemaakt vanuit azijnzuur. Cholesterol is
het basisproduct en wordt opgenomen via de voeding maar kan ook worden aangemaakt in de lever. Zijn
belang ligt in de vorming van celmembranen, de aanmaak van geslachtshormonen,
bijnierschorshormonen en galzouten (vertering). Planten kunnen vanuit actief azijnzuur verschillende
oplosbare vitamines maken (A, en K). Vitamine D kan in ons lichaam bewerkt worden en is daarom
eerder een hormoon.
2.3 Membranen
Fundamentele onderdelen van alle levende weefsels, zij scheiden het intracellulaire compartiment van
extracellulaire en houden ook compartimenten in de cellen zelf van elkaar gescheiden. Dit is nodig
omdat elk compartiment zijn eigen specifieke samenstelling heeft, zo behoudt elk compartiment zijn
samenstelling en kan het daardoor blijven functioneren. Communicatie gaat door gecontroleerd
doorlaten van bepaalde stoffen. Cholesterol, fosfolipiden en glycolipiden zijn structurele lipiden om zij
celmembranen vormen (mogelijk door waterafstotende en wateraantrekkende delen van deze
moleculen).
2.4 Eiwitten
2.4.1 Aminozuren
Aminozuren zijn de bouwstenen van eiwitten. Er bevinden zich in het lichaam een aantal aminozuren die
geen bouwstenen zijn van de eiwitten, deze maken deel uit van metabole reactiepaden zoals het
ontgiften van afvalstoffen zoals ammoniak. Aminozuren worden aan elkaar gekoppeld als een ketting
waarbij de volgorde van de aan elkaar gekoppelde aminozuren van het grootste belang is voor het eiwit
dat wordt opgebouwd.
Wat zijn essentiële aminozuren?
Aminozuren die niet door ons lichaam kunnen worden aangemaakt en van voeding komen
2.4.2 Categorieën van eiwitten
Er zijn 7 categorieën eiwitten en bevatten meestal rond de 1000 aminozuren (sommige 100000). Hun
afbraak gebeurt ook door hydrolyse en hun opbouw door toevoeging van aminozuren aan de keten.
Dipeptiden zijn 2 aaneen gekoppelde aminozuren (tri-peptiden zijn er 3, enz.) Vanaf 100 aminozuren
spreekt men eerder van proteïnen. Eiwitten zijn negatief geladen omdat ze aminozuren bevatten.
Andere eiwitten zitten vast op celmembranen als antennes en kunnen bepaalde hormonen herkennen
en binden dit zijn receptoren. Daardoor krijgt de cel waarop deze receptoren zitten een signaal waarop
ze reageren.
Enzymen, antistoffen en receptoren werken volgens het sleutel-en-slot principe: een enzym kan maar
één soort stof verwerken, een antistof kan maar één indringer uitschakelen, een receptor kan maar één
soort hormoon of signaal herkennen. Fouten in aminozuurvolgorde (erfelijk bepaald) kan ernstige
gevolgen hebben.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller kevindelaet. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.06. You're not tied to anything after your purchase.