In de kennisbasis wordt alleen leerinhoud en het fundament
onder leerinhoud getoetst.
Als begrippen in de toets worden gevraagd, gaat het om vier
vaardigheden:
1. Het begrip omschrijven;
2. Het begrip in de context plaatsen;
3. Het verschil met verwante begrippen aangeven;
4. Een voorbeeld van het begrip geven.
,Hoofdstuk 2: Taalonderwijs en taal
Vijf goede argumenten om apart onderwijs te geven in taal:
1. Schrifelijke taalvaardigheden leren kinderen niet spontaan.
2. Niet alle leerlingen kunne zich zelfstandig een bepaald niveau van taalvaardigheid eigen
maken. (Denk aan NT2-leerlingen, leerlingen met een dialect een taalzwakke leerlingen.)
3. Op school leer je een ander soort taalgebruik (CAT) dan in het dagelijks leven (DAT).
4. Bepaalde taalvormen leer je alleen met behulp van het taalonderwijs. Bijvoorbeeld een
goede brief schrijven, een samenvatng maken of een goede discussie voeren.
5. Als je leerlingen plezier in lezen van boeken wilt bijbrengen, dan moet je daar apart aandacht
aan besteden.
Traditoneel taalonderwijs = Het lesgeven met behulp van een methode.
Taalonderwijs kun je op de volgende manier verdelen:
Mondeling onderwijs
Schrifelijk onderwijs
Taalbeschouwing, waaronder strategieën
Of op de volgende manier:
Mondelinge taalvaardigheid (spreken en luisteren)
Woordenschat (Niet alleen woorden, maar ook uitdrukkingen, gezegden en spreekwoorden.)
Beginnende geleterdheid
o Ontluikende geleterdheid (Voor school, 0-4 jaar)
o Beginnende geleterdheid ((roep 1 t/m groep 3)
O.a. aanvankelijk lezen
o (evorderde geleterdheid (Vanaf groep 4)
Voorbereidend technisch lezen (Na aanvankelijk lezen. O.a. leesstrategieën.)
Begrijpend lezen
Stellen
Jeugdliteratuur (Andere namen: belevend lezen, waarderend lezen of leesbevordering.)
Taalbeschouwing (o.a. traditoneel grammatca = ontleden)
Spelling (spellingsregels en interpuncte)
Functes van taal:
- De communicateve of sociale taalfuncte
a. Zelfandhaving: “Ik houd de tas vast, ik had hem eerst.
b. Zelfsturing: “Ik ga naar de bakker.
c. Sturing van anderen: “(a je mee?
d. Sturing van het gesprek: “Nou moeten jullie zeggen wat je wilt kopen.
- De conceptualiserende functe of cogniteve functe
a. Rapporteren (=beschrijven)
b. Redeneren
c. Projecteren “Ik denk dat hij het heel erg vindt wat er is gebeurd. Maar volgens mij
had hij geen schuld.
- De expressieve taalfuncte
,Niveau Regels voor:
Fonologisch niveau Uitspraak
Morfologisch niveau Opbouw van woorden (boom-
pje)
Syntactsch niveau Volgorde van woorden
Semantsch niveau Betekenis
Pragmatsch niveau (ebruik
Orthografisch niveau Spelling
, Hoofdstuk 3: Mondelinge taalvaardigheid
Theorieën over taalverwerving:
1. Behaviorisme
- Leren door imitate of bekrachtging
2. Createve constructetheorie (of mentalisme)
- Aangeboren taalleervermogen
3. Interactonele benadering
- Aangeboren taalleervermogen met genoeg taalaanbod en interacte met de
omgeving.
We onderscheiden twee perioden in de eerste taalverwerving:
1. De prelinguale periode (0 tot 1 jaar)
2. De linguale periode
a. Vroeg linguale periode (1 tot 2,5 jaar)
b. Differentate fase (2,5 tot 5 jaar)
c. Voltooiingsfase (5 tot 9 jaar)
Prelinguale periode of voortalige periode:
De periode voordat een kind zijn eerste woordjes spreekt. Het kind zegt bijvoorbeeld a-a-a, u-u-u-u,
ba-ba-ba. Wel is er sprake van communicate: door het huilen. Na 6 weken begint de baby klanken te
produceren (=vocaliseren). Na ongeveer 4 maanden gaat de baby meer experimenteren met
geluiden. Deze fase noemen we vocaal spel. Na ongeveer 7 maanden begint het brabbelen. Een kind
herhaalt klankgroepen zoals dadada of mamama. Maar zegt nog niet het woord mama als persoon.
Vroeg linguale periode:
Vaak laat het kind de laatste klank van het woord weg (poes wordt poe) omdat het nog niet alle
klankencombinates kan uitspreken.
Een kind kan met één woord een hele zin maken (=eenwoordzin). ‘Poes’ betekent bijvoorbeeld ‘Daar
zit de poes’ of ‘Is dat ook een poes?’. Of een ontkenning door poes te zeggen en nee te schudden.
Aan het eind van deze fase is het kind al in staat om eigenschap aan een voorwerp te koppelen. Bijv.
het kind wijst naar de kachel en zegt ‘wam’= warm. Vanaf 1,5 jaar worden het tweewoordzinnen.
Bijv. mama ziten, peter kofe of die hier. Deze fase wordt ook wel telegramstjlfase genoemd. Vrij
snel daarna volgt de fase van de meerwoordzin.
Differentate fase:
Het kind leert de morfologische en pragmatsche aspecten van taal. Ze leren dat woorden van vorm
kunnen veranderen: ik kieste, ik koos.
Voltooiingsfase:
Het kind leert niet veel nieuwe dingen meer bij. Alle processen die in de vorige fasen zijn begonnen,
worden nu verder uitgebouwd.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller nicolebx. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.82. You're not tied to anything after your purchase.