BEVAT ALLE HOOFDSTUKKEN
Het zijn alle uitwerkingen van de casusopgaves, oefenopgaves, meerkeuzevragen van 2017/2018.
Het is ook goed te gebruiken bij 2016/2017 aangezien er maar kleine aanpassingen zijn gedaan, namelijk de volgorde van opdrachten.
Hoofdstuk 1 t/m 14 Belastingrecht voor Bachelors en Masters – 2017/2018
Antwoorden multiple choice-vragen
Vraag 1.1: a
Belastingopbrengsten in miljarden euro’s, verdeeld over de diverse belastingwetten:
Loon- en inkomensheffing (incl. premies volksverzekeringen) 92,0
Dividendbelasting 3,0
Vennootschapsbelasting 18,5
Schenk- en erfbelasting 1,7
Omzetbelasting 46,3
BPM & motorrijtuigenbelasting 5,7
Accijnzen 11,5
Overdrachtsbelasting etc. 4,7
Milieubelastingen 4,9
Overig 5,9
194,20
De omzetbelasting brengt dus circa € 46.300.000.000 op.
Vraag 1.2: b
De AOW is een volksverzekering, net als de Anw en de Wlz.
De WIA, WW en ZW zijn werknemersverzekeringen.
Vraag 1.3: a
De loonbelasting, premie volksverzekeringen en premies werknemersverzekeringen worden door de
Belastingsdienst geïnd.
Vraag 1.4: c
Het belastingrecht vormt een bijzonder onderdeel binnen het publiekrecht. Het publiekrecht regelt de
verhouding tussen de overheid en haar burgers. Andere onderdelen van het publiekrecht zijn onder
andere:
- staatsrecht (Grondwet, Provinciewet, Gemeentewet, etc.);
- bestuursrecht;
- strafrecht.
Vraag 1.5: d
De overdrachtsbelasting. Deze wordt geheven bij de levering van een onroerende zaak
(tijdstipbelasting).
Vraag 1.6: b
Bij een aanslagbelasting moet de verschuldigde belasting worden voldaan op het moment dat een
aanslag door de inspecteur wordt opgelegd. Bij een aangiftebelasting moet de verschuldigde belasting
zelf worden uitgerekend en (meestal binnen 1 maand) worden voldaan als de aangifte wordt
ingestuurd.
Vraag 1.7: d
Het profijtbeginsel komt niet tot uiting in de belastingtarieven in een belastingwet.
Vraag 1.8: d
Het beginsel van de bevoorrechte verkrijging.
Vraag 1.9: a
Het gaat dan om een uitvoeringsbesluit.
1
,Hoofdstuk 1 t/m 14 Belastingrecht voor Bachelors en Masters – 2017/2018
Vraag 1.10: c
De algemene beginselen zijn ontwikkeld in de rechtspraak en gelden niet alleen voor het
belastingrecht. Zij gelden in principe voor alle wetten die de verhouding regelen tussen de overheid en
haar burgers. Een aantal algemene beginselen van behoorlijk bestuur zijn terug te vinden in de Awb,
namelijk artt 3:2, 3:3 e 3:4 Awb.
Vraag 1.11: a
Je moet eerst bezwaar maken bij de Belastingdienst. Vervolgens kun je in beroep gaan bij de
rechtbank en – als dat nodig mocht zijn – daarna in hoger beroep bij het gerechtshof. Tot slot bestaat
nog de mogelijkheid om in cassatie te gaan bij de Hoge Raad.
Vraag 1.12: b
De Belastingdienst valt onder het ministerie van Financiën. De dienst is dus verantwoording schuldig
aan dit ministerie. Als er een geschil ontstaat tussen een belastingplichtige en de Belastingdienst, kan
dit worden voorgelegd aan de belastingrechter. Het gaat dan echter niet om het afleggen van
verantwoording, maar over de vraag hoe een bepaalde wettelijke regeling moet worden uitgelegd.
Antwoord casuspositie
Allereerst moet Nederland zich houden aan de beginselen van de Europese Unie. Zo moet er een vrij
verkeer van personen en goederen mogelijk zijn. Er mogen in de belastingwetgeving geen regels staan
die het beginsel van het vrije verkeer schade toebrengen.
Verder worden er binnen de Europese Unie afspraken gemaakt over de uitvoering van bepaalde taken.
Deze worden onder meer vastgelegd in richtlijnen. De leden van de Europese Unie zijn gehouden om
deze richtlijnen op te nemen in hun nationale wetgeving. Een burger kan zich op een richtlijn beroepen
als deze niet tijdig in de wet is vastgelegd. De richtlijn heeft dan rechtstreekse werking. De overheid
mag zich niet beroepen op de richtlijn. Zij had er maar voor moeten zorgen dat de wet tijdig was
aangepast. Zo moet de Wet op de omzetbelasting voldoen aan de btw-richtlijn zoals die door de
Europese Unie is opgesteld.
2
, Hoofdstuk 1 t/m 14 Belastingrecht voor Bachelors en Masters – 2017/2018
Uitwerkingen oefenopgaven
Opgave 2.1
a. Er is een echte dienstbetrekking voor de Wet LB als cumulatief aan drie vereisten is voldaan:
1. de verplichting voor Ludo tot het persoonlijk verrichten van arbeid; en
2. de aanwezigheid van een gezagsverhouding tussen Sanders Art bv en Ludo; en
3. de verplichting voor Sanders Art bv tot het betalen van loon aan Ludo.
Element 1 is zeker aanwezig en wel omdat vervanging niet mogelijk lijkt (Ludo is immers de
enige werknemer). Ook element 2 is aanwezig en wel omdat Ludo formeel ondergeschikt is aan
de algemene vergadering van aandeelhouders van Sanders Art bv. Element 3 (loon) ontbreekt
echter, waardoor er dus geen sprake is van een echte dienstbetrekking.
b. Ja, Sanders Art bv valt nog onder de werking van de Wet LB 1964. Nu er geen sprake van een
echte dienstbetrekking is, moet er worden getoetst aan de fictieve dienstbetrekkingen van art. 3
en 4 Wet LB. In art. 4d Wet LB juncto art. 2h Uitv.besl. LB 1965 is de fictieve dienstbetrekking
voor een aanmerkelijk belanghouder geregeld.
P.S. Ludo krijgt op grond van art. 12a Wet LB te maken met de gebruikelijkloonregeling.
c. Er is een echte dienstbetrekking voor de Wet LB als cumulatief aan drie vereisten is voldaan:
1. de verplichting tot het persoonlijk verrichten van arbeid voor Ludo; en
2. de aanwezigheid van een gezagsverhouding tussen A&A bv en Ahold nv en Ludo; en
3. de verplichting voor A&A bv en Ahold nv tot het betalen van loon aan Ludo.
Element 1 lijkt zeker aanwezig en wel omdat vervanging niet goed denkbaar lijkt (een
commissaris beschikt vaak over specifieke deskundigheden). Element 2 is in casu echter niet
aanwezig en wel omdat Ludo in zijn rol als commissaris toezicht moet houden op het bestuur
van de onderneming. Tussen de onderneming en de commissaris bestaat dan ook geen
gezagsverhouding. Element 3 behoeft geen bespreking, omdat Ludo voor zijn commissariaten
betaald krijgt.
Tot 1 januari 2017 bevatte de Wet LB nog een fictieve dienstbetrekking die van toepassing was
op de commissaris maar deze is inmiddels afgeschaft. De inkomsten uit de commissariaten
hoeven niet meer via de loonadministratie te lopen.
Opgave 2.2
a. Nee, er is geen sprake van een dienstbetrekking omdat de gezagsverhouding ontbreekt. Voorts
ontbreekt ook de verplichting om de arbeid persoonlijk te verrichten.
b. Ja, er is sprake van een echte dienstbetrekking en wel omdat Yvonne op dezelfde
arbeidsvoorwaarden werkzaam is als het overige personeel. Omdat er al sprake is van een echte
dienstbetrekking komt men niet meer toe aan de fictieve dienstbetrekking als bedoeld in art. 3
lid 1 letter f Wet LB.
c. Nee, er is geen sprake van een dienstbetrekking omdat de gezagsverhouding ontbreekt. Er is
overigens geen sprake van een publiekrechtelijke dienstbetrekking, omdat een kamerlid niet
wordt aangesteld (een kamerlid wordt immers gekozen door de kiezers).
d. Ja, er is sprake van een publiekrechtelijke dienstbetrekking. Een publiekrechtelijke
dienstbetrekking hoeft niet afzonderlijk te worden getoetst aan de drie elementen van de
arbeidsovereenkomst. De ambtelijke aanstelling is van doorslaggevende betekenis voor het
bestaan van een publiekrechtelijke dienstbetrekking. Zo is een burgemeester een
publiekrechtelijke werknemer, terwijl van een gezagsverhouding geen sprake is.
Opgave 2.3
Er is in elk geval geen sprake van fooien (geen onverplichte betalingen van de passagiers; zij betalen
immers verplicht voor de consumpties). Jan mag van zijn werkgever het voordeel uit de verkoop van
de (fris)drank zelf houden. Jan kan dit voordeel slechts realiseren omdat hij als buschauffeur bij zijn
werkgever werkt (het voordeel vloeit dus voort uit de dienstbetrekking) en zijn werkgever is zich
ervan bewust dat zijn werknemer dit voordeel realiseert. Dat de werkgever zich van een en ander
bewust is, blijkt uit het gegeven dat de verkoop van de (fris)drank in de touringcar in de reisbrochure
wordt vermeld. Er is dus sprake van loon.
3
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Jeffrey2809. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $11.41. You're not tied to anything after your purchase.