Hoofdstuk 1 (College 3)
Inleiding: wat is psychodiagnostiek?
Psychodiagnostiek: Het analyseren van gedrag, de gedachten en de emoties van mensen op een
systematische manier, om het te begrijpen en te voorspellen.
Volgens het boek: Het is de oordeelsvorming omtrent psychische disfuncties,
gedragsmoeilijkheden en sterktes. De benadering van het probleem is gebaseerd op wetenschap. Het
doel is dat duidelijk wordt hoe de therapie aangepakt moet worden. Dit oordeel vormt uit het
interactieproces tussen de cliënt en de clinicus.
5 basisvragen binnen de psychodiagnostiek:
1. Vragen naar onderkenning
– Het probleem wordt in kaart gebracht en beschreven.
> “Is er spraken van een depressie?”
2. Vragen naar verklaring
– Om erachter te komen hoe de problematiek is ontstaan, en hoe het in stand wordt gehouden.
3. Vragen naar predictie
– Voorspelling. (bv voorspelling van het verloop van een stoornis in een praktijk).
4. Vragen naar indicatie
– De vraag of er iets aan de problemen gedaan moet worden en, zo ja, wat dan.
5. Vragen naar evaluatie
– Hoe het in de toekomst zal verlopen
2. Het diagnostische proces
Het is belangrijk om het diagnostische proces zo wetenschappelijk mogelijk vorm te geven. Het
blijkt namelijk lastig om een ‘gouden standaard’ te bereiken in psychodiagnostisch onderzoek.
De empirische cyclus (De Groot, 1961): Het grondschema voor logisch-metholodogisch
onderzoek.
De stappen van de cyclus:
1. Observatie: het verzamelen van gegevens.
2. inductie: Bedenken wat er aan de hand kan zijn (hypothesen vormen). Moeilijke stap, want
kennis is vereist.
3. Deductie: toetsbare voorspellingen afleiden.
4. Toetsing: toetsen van hypothesen of voorspellingen.
5. Evaluatie
Fernández-Ballesteros: Heeft technische richtlijnen geformuleerd voor het waarborgen van
psycodiagnostisch onderzoek. Er worden adviezen benoemd. Echter geen voorbeelden in dit boek..
De fasen van het diagnostische proces: Zie stroomschema blz. 14.
3.1 Het gebruik van instrumenten
Hier worden de voor- en nadelen van instrumenten besproken. Tevens wordt de vraag ‘wat is
normaal’ beantwoord.
Observatie: De meest gebruikte methode in het diagnostische proces. Een aantal eenvoudige
vragen (waarom, wie, wat) zijn snel richtinggevend. Observatie levert unieke info. Een cliënt met
een eetstoornis zou niet snel rapporteren dat ze te weinig weegt, maar je kan het wel zien. Tevens is
niet elke cliënt zich bewust van zijn gedrag met de omgeving.
– Zelf-observatie: Sommige cliënten kan je zichzelf laten observeren. Voordeel is dat je kan laten
doen als het voor anderen moeilijk is. Nadeel is het verschil in kwaliteit. Niet iedereen kan het even
goed. Zet zelf-observatie in bij interne problematiek.
– Informanten: Je kan ook informanten inzetten (ouders, leraren). Ouders zien sneller problemen
in hun kinderen dan leerkrachten. De meer informanten de beter. Let wel op voor interpretatiefouten
(“het kind is boos” als hij alleen op tafel slaat). Zet in bij externe problematiek.
, Gestandaardiseerde observatie: observatie met beoordelingsschalen.
– Voordeel: minder beoordelingsfouten
Nadeel: niet voor elk gedrag zijn er geschikte beoordelingsschalen.
Observeren in natuurlijke omgeving:
Voordeel: Reflecteert alledaagse situaties. Onderzoekers krijgen daar zicht op.
Nadeel: Arbeidsintensief en daardoor duur, en het kind zal zich mogelijk aanpassen als het weet dat
het geobserveerd wordt.
Fundamentele attributiefout / actor-observatoreffect: Eigen probleemgedrag wordt
toegeschreven aan externe factoren, terwijl het probleemgedrag van anderen wordt toegeschreven
aan interne factoren.
3.2 Het klinische interview
Hoe doe je de meest valide uitspraken over personen en hun klachten? Er staan 2 benaderingen
tegenover elkaar.
Ideografische benadering: De persoonsgerichte benadering. Er wordt gestreefd naar een volledige
beschrijving van het individu. Sterk verbonden met het klinische oordeel (intuïtie). Deze benadering
blijkt onbetrouwbaar omdat clinici vaak dezelfde beoordelingsfouten maken.
nomoethetische benadering: de nadruk ligt op algemene wetten. De cliënt wordt begrepen door
middel van analytisch denken, theorievorming en empirische toetsing. Sterk verbonden met het
statistische oordeel.
3.3 Het semigestructureerde interview
Het blijkt dat de meeste clinici vertrouwen op intuïtie, omdat het nagaan van alle DSM-5 punten
veel tijd kost. Dit leid tot onbetrouwbare en verkeerde classificaties.
Semigestructureerde interview: De betrouwbaarheid van de diagnose neemt toe. Je ziet namelijk
niets over het hoofd. Voordeel over vragenlijsten is dat het niet langer afhangt van zelfinzicht van
de cliënt, en tijdens het interview kan worden doorgevraagd (voorbeelden etc.).
Nadelen:
– Kost veel tijd.
– Het sluit niet altijd aan bij wat cliënten willen vertellen.
– Je bent minder goed in de gelegenheid om een relatie met de cliënt op te bouwen.
– Meer probleemgericht dan persoonsgericht.
– Belangrijke diagnostische thema’s komen vaak niet aan de orde (levensverhaal, omgang met
emoties, contact met leeftijdsgenoten etc.)
All in all is het semigestructureerde interview het zeker waard. Houd goed contact met de cliënt
zodat die het gevoel krijgt dat hij gezien wordt.
3.4 Psychologische tests
Een procedure waarmee een steekproef van het gedrag in een domein wordt verkregen en gescoord
volgens een standaard. Zo kunnen er meer valide uitspraken gedaan worden over de aanwezigheid
en de aard van persoonlijkheidskenmerken, stoornissen en cognitief functioneren.
Voordelen:
– Sterke validiteit
– Bied unieke informatie
– praktisch in het gebruik. Makkelijk af te nemen en betrouwbaar
– Levert een grote bijdrage aan het diagnostische oordeel
– De scores zijn te vergelijken met een normgroep, om te zien of de cliënt afwijkt.
Nadelen:
– Zelfrapportage. De cliënt denk niet over zichzelf in dezelfde termen als een clinicus.
– Beperkte toegang tot de eigen cognitieve processen. Al helemaal bij persoonlijkheidsstoornissen.
– Beoordelingsfouten over de eigen capaciteiten.
Ethiek en betrouwbaarheid wordt uitgebreid getest door meerdere instanties.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller berkvdzwaan. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.98. You're not tied to anything after your purchase.