Een stoornis wordt volgens het boek veroorzaakt door …
a. Omgevingsfactoren en biologische factoren
b. Psychische en sociale factoren
c. Genetische kwetsbaarheid en omgevingsfactoren
d. Biologische en genetische kwetsbaarheid
Vraag 2: (hoofdstuk 1)
Wat houdt eclectisch/ integratief werken in?
a. De hulpverlener gebruikt inzichten en methodes uit één bepaalde stroming
b. De hulpverlener gebruikt inzichten en methodes uit verschillende stromingen
c. De hulpverlener kijkt naar het gewicht van de factoren en op welke manier de stoornis
ontwikkelt is
Vraag 3: (hoofdstuk 1)
Wat is een biopsychosociaal model?
a. De therapeut kijk alleen naar één aspect, of naar het biologische, of naar het psychische, of
naar een sociaal aspect
b. Het biopsychosociaal model geeft aan wat de beste aanpak is voor het probleem dat centraal
staat
c. Het biopsychosociaal model richt zich niet op het biologische, psychische of sociale aspect,
maar op een oplossing voor het probleem
d. Het biopsychosociaal kijkt naar de interactie tussen biologische, psychische en sociale
aspecten.
Vraag 4: (hoofdstuk 1)
Je hebt verschillende componenten van het psychisch functioneren. Wat houdt het interpersoonlijke
component in?
a. Dit verwijst naar de sociale systemen waarin we leven of waarin we zijn opgegroeid
b. Denkprocessen en alles wat daarmee samenhangt; geheugen, waarneming en aandacht
c. Hoe heeft iemand zich in de loop van zijn leven ontwikkeld?
d. De manier waarop we omgaan met anderen, met bv. relaties of scheidingen
Vraag 5: (hoofdstuk 1)
Waar of niet waar: ‘Een therapie die niet evidence based is, is ook geen waardevolle of werkzame
therapie’.
A. Waar
B. Niet waar
,Vraag 6: (hoofdstuk 3)
Wie is de grondlegger van de psychodynamische benadering?
a. Erikson
b. Pavlov
c. Freud
Vraag 7: (hoofdstuk 3)
Hoe wordt er tegen problemen aangekeken in de psychodynamische benadering?
a. Het is een stagnatie van de ontwikkeling
b. Cliënten schrijven gebeurtenissen toe aan een bepaalde oorzaak
c. Gevoelens en gedachten van het ware ‘zelf’ raken op de achtergrond, waardoor de cliënt niet
meer weet wie hij of zij nou echt is
Vraag 8: (hoofdstuk 3)
Waar of niet waar; In de psychodynamische benadering is het de bedoeling dat cliënten
herinneringen naar boven halen, om zo ongezonde patronen te doorbreken.
a. Waar
b. Niet waar
Vraag 9: (hoofdstuk 3)
Marianne is in gesprek met de therapeut. De therapeut moedigt haar aan om haar beangstigde en
ontbrekende gevoelens toe te laten, ze te benoemen, begrijpen en hanteren.
Welk begrip hoort hierbij?
a. Paradoxale opdrachten
b. Continue bekrachtiging
c. Externe locus of control
d. Affectregulering
Vraag 10: (hoofdstuk 3)
Freud hanteerde vijf verschillende soorten technieken om het onbewuste naar boven te halen.
Welke van de onderstaande technieken gebruikte hij niet?
a) Vrije associatie
b) Reactieformatie
c) Freudiaanse versprekingen
d) Dromen
, Vraag 11:
De Wolf (2002) onderscheidde vier visies van de psychoanalyse. Welke visie is gericht op
problematische conflicten tussen mensen?
a. Het driftmodel
b. Het objectrelatiemodel
c. Het zelfpsychologisch model
d. Het interactioneel model
Vraag 12:
De Wolf (2002) onderscheidde vier visies van de psychoanalyse. Welke visie is gericht op verdrongen
problemen uit de kindertijd die terug te voeren zijn op seksuele en agressieve driften?
a. Het driftmodel
b. Het objectrelatiemodel
c. Het zelfpsychologisch model
d. Het interactioneel model
Vraag 13:
De Wolf (2002) onderscheidde vier visies van de psychoanalyse. Welke visie is gericht op tekorten, in
plaats van op conflicten?
a. Het driftmodel
b. Het objectrelatiemodel
c. Het zelfpsychologisch model
d. Het interactioneel model
Vraag 14: (hoofdstuk 3)
De Wolf (2002) onderscheidde vier visies van de psychoanalyse. Welke visie is gericht op de eerste
relatie in de vroege kindertijd en de manier waarop deze relaties een deel van onszelf is geworden
(verinnerlijking)?
a. Het driftmodel
b. Het objectrelatiemodel
c. Het zelfpsychologisch model
d. Het interactioneel model
Vraag 15: (hoofdstuk 3)
Wat is een ander woord voor agressieve driften? (Driftmodel)
a. Doodsdrift
b. Spanningsdrift
c. Oerdrift
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller lindajager. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.21. You're not tied to anything after your purchase.