Samenvatting van de verplichte hoofdstukken uit het werkboek en het boek Kabinetten, Galerijen en Musea tbv het gelijknamige boek. De samenvatting is zo gemaakt dat het een lopend verhaal is.
Kabinetten, Galerijen en Musea
Redactie: Ellinoor Bergvelt, Debora J Meijers, Mieke Rijnders
Open universiteit, 2013 W Books Zwolle
Leereenheid 1: Uit de geschiedenis van het verzamelen
Mieke Rijnders: pagina 7 – 31, Werkboek pagina 15 – 20
Werkboek:
Globaal worden twee typen verzamelaars onderscheiden namelijk:
1) Verzamelaars die verzamelen ter wille van hun nieuwsgierigheid, wetenschappelijke
interesse of ontspanning vb Jan Goverstein de schelpenverzamelaar
2) Verzamelaars die hun verzamelingen publiek willen maken
a) Privéverzamelaars als Joop van Caldenborgh in Voorlinden
b) Vanaf 1750 ook institutionele verzamelaars, publiek toegankelijke instituten, die hun
verzameling en presentatie afstemmen op vastgestelde doelstellingen, dan wel de
financierende overheid, het publiek of de wetenschap.
Twee soorten verzamelingen worden onderscheiden namelijk:
1) Naturalia = voorwerpen uit de natuur
2) Artificialia = kunstvoorwerpen.
De geschiedenis van het verzamelen vanaf circa 1500, onderwerp van Hoofdstuk 1, gaat niet
alleen over het verzamelen maar ook over de doelen en functies en de wijze van het
presenteren van de verzameling door collectioneurs. Daartoe worden bronnen gebruikt, die
licht werpen op de redenen van verzamelen. Deze bronnen kunnen zijn:
1) Tekstuele bronnen:
a) Zoals het traktaat van de Antwerpse geleerde Samuel Quiccheberg uit 1565, wat een
systematische verhandeling is over opzetten en ordenen van een encyclopedische
verzameling voor vorst Albrecht V van Beieren.
b) Maar ook Testamenten, boedelinventarissen, contracten en (veiling) catalogi. Deze
teksten kunnen informatie geven over het bezit waarvan we dan niet weten of dat nu
een verzameling was of gewoon tot de huisraad behoorde. Tegelijkertijd komen in
deze tekstuele bronnen ook termen voor als “Liefhebber” of “Kunst en
rariteitenkamer” wat weer kan duiden op het uitdrukkelijk verzamelen en
presenteren van naturalia of artificialia. Zo kan een beeld ontstaan wie waar en
wanneer lijkt te verzamelen.
2) Visuele bronnen. In het algemeen zijn de beweegredenen om te verzamelen en de
voorwerpen, die werden verzameld goed gedocumenteerd in de periode 1500 – nu. De
presentatie is weer veel lastiger te achterhalen.
a) Visuele bronnen als Geïllustreerde catalogi als het Theatrum Pictorium door David
Teniers de Jongere tbv de verzameling van Leopold Wilhelm, aartshertog van
Oostenrijk, waarin niet alleen de werken zelf maar ook afbeeldingen van de
behuizing opgenomen zijn. Deze verzameling werd samen met die van Ferdinand II
de basis voor het Kunsthistorisches Museum in Wenen en de geschiedenis van beide
verzamelingen geeft een goed beeld van de geschiedenis van het verzamelen zelf.
b) Naast de catalogi zijn er de zogenaamde “Galeriewerke”, een geïllustreerde
catalogus zoals die van Nicolas de Pigage, van de Keurvorstelijke Galerij in Düsseldorf,
met daarin illustraties van de schilderijen per zaal, per wanddeel. Dit Galeriewerk is
oa door Napoleon gebruikt om van tevoren al te bepalen welke doeken
meegenomen zouden worden voor zijn nieuwe museum.
Al deze bronnen moeten worden geïnterpreteerd en in de intellectuele en cultuurhistorische
context van hun tijd worden gezet. Zoals elke bron moeten ze aan bronnenkritiek worden
onderworpen met vragen als:
1) Welke bron(nen) gebruikt de auteur, en hoe zet hij ze in
2) Van wie is de bron
3) Voor wie geschreven
4) Met welk doel
5) Vanuit welke context etc.
Leereenheid 1: Uit de geschiedenis van het verzamelen
Mieke Rijnders: pagina 7 – 31
Inleiding
Verzamelingen zijn volgens Krystof Pomian groepen van voorwerpen uit de natuur of door
mensen vervaardigd die tijdelijk aan het economisch verkeer zijn onttrokken en een
bijzondere bescherming genieten om te worden tentoongesteld.
Dit boek gaat over verzamelingen aangelegd tussen 1500 en nu begrensd door:
1) Geografisch: Alleen West-Europa en dan vooral van vorsten burgers en instituten in
Duitsland, Frankrijk, Nederland, Engeland, Oostenrijk en Italië.
2) De tijd, de oudste verzameling is die van Karel V en zijn broer Jean de Hertog van Berry
en stamt uit circa 1350 de meest recente is een Moma tentoonstelling, het Louvre Lens
en presentaties in Centre Pompidou en Tate Modern Londen
Het boek beschrijft mijlpalen in het verzamelen. Aan de hand van representatieve
voorbeelden worden opvattingen over en de praktijk van verzamelen beschreven in
samenhang met ontwikkelingen in het denken en de natuur. Daarbij komen aan de orde:
1) Motieven om te verzamelen
2) De functies die deze collecties moeten hebben zoals onder andere naar voren komt in:
a) Het proces van geleidelijke openbaarmaking zoals af te lezen uit de verzamel en
museumgeschiedenis
b) De manier waarop de collecties worden tentoongesteld of de
presentatiegeschiedenis
Grofweg zijn er twee typen verzamelingen namelijk:
1) De encyclopedische verzamelingen die een breed scala van voorwerpen omvat en tot
doel heeft de totale “kennis van de wereld” te representeren in materiele vorm wat de
encyclopedie in geschreven vorm deed. Deze voorwerpen worden en een ruimte
tentoongesteld die bekend staat als Museum of Theatrum (in Duitsland) maar ook als
“Kunstkammer, of Kunst- und Wunderkammer ofwel “Kunst en rariteitenkabinet (van
Latijns Rarus dat zeldzaam betekent.
2) De gespecialiseerde verzamelingen, die na 1800 in vier vormen opkwamen namelijk, Het
Etnografisch museum, het Natuurhistorisch museum, het Kunstnijverheidsmuseum en
het Kunstmuseum, waar de meeste aandacht naar uitgaat.
Paragraaf 1: De Encyclopedische verzameling 1500 - 1800
De eerste encyclopedische verzameling na de Oudheid wordt traditioneel de verzameling
van Karel V de Wijze en zijn broer de Hertog Jean van Berry, uit de periode 1350 – 1400. De
verzamelingen hadden een meervoudige functie namelijk:
1) Een zichtbaar teken van hun status
2) Diende als Financiële reserveschat (zoals vele verzamelingen)
3) Maar het was ook de vrucht van een persoonlijke passie waarbij mn Jean de Berry
bekend stond om zijn hartstochtelijke verzamelen van zowel naturalia als artificialia
waarbij twee motieven een rol speelden namelijk:
a) Het Nut van, wat hij verzamelde de werking van een apparaat bijv.
b) Het kunstzinnige vreemde of wonderbaarlijke die bewondering wekte voor de maker
(uiteindelijk God) en zijn Curiositas of nieuwsgierigheid, weetgierigheid bevredigde.
Microkosmos
Dit curiositas-motief werd in de Middeleeuwen met wantrouwen bekeken maar kreeg in de
Renaissance een veel positievere klank. Dat heeft te maken met de geest van de tijd waarin
de wereld enorm expandeerde doordat:
1) Door de ontdekkingsreizen allerlei curiosa en vreemde etnografische objecten werden
meegenomen terwijl tegelijkertijd,
2) Door de microscoop en de telescoop met lenzen van Anthony van Leeuwenhoek nieuwe
kennis over het heelal en de allerkleinste wereld ter beschikking kwam.
Deze nieuwe kennis prikkelde de zucht naar nieuwe kennis en de curiositas en tegelijkertijd
ontstond er een behoefte om al die kennis overzichtelijk en hanteerbaar te maken. De
Encyclopedische verzameling speelde dan ook precies die rol namelijk het creëren van een
microkosmos waarin alle voorwerpen van de wereld in het klein bij elkaar konden worden
bewonderd en aanschouwd. Dat dit een motief was blijkt uit diverse bronnen oa de
toelichting van de Franse arts Pierre Borel uit 1649, bij zijn eigen rariteitenkabinet, alsook de
Italiaan Ulysse Aldovrandi uit 1595. Beiden spreken over het binnentreden van de
Microkosmos. En de Nederlander Levinus Vincent spreekt over “de wereld in het klein”
Ondanks de pretenties waren de encyclopedische verzamelingen zeker niet volledig omdat:
1) Dat simpelweg ondoenlijk was en omdat men nu eenmaal meer geïnteresseerd was in…
2) Het bijzondere het exotische het zeldzame. Toen natuurwetenschappers uit zuiver
wetenschappelijke gronden nu steeds meer geïnteresseerd waren juist in het gewone
kregen de Encyclopedische verzamelingen met hun zeldzaamheden nu juist weer kritiek
omdat er geen onderzoek mogelijk was.
Verzamelmotieven:
De verzamelmotieven zijn over het algemeen goed gedocumenteerd
1) In het algemeen was het voornaamste motief voor de encyclopedische verzameling het
streven naar een bepaalde kennis namelijk: “Een middel om buitengewone kennis en
bewonderenswaardig inzicht te krijgen”, aldus Samuel Quiccheberg. De verzameling
werd ook wel Theatrum Sapientiae genoemd waarbij Sapientiae zowel kennis als
wijsheid betekende.
2) Het tweede motief wordt verwoord door Laurentius Albertus die in 1573 de verzameling
een waardevolle aanvullende visuele bron noemt voor de geschriften met kennis.
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller mvanthiel. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.56. You're not tied to anything after your purchase.