100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Celbiologie 1e bach BMW - 46 pagina's $8.66   Add to cart

Summary

Samenvatting Celbiologie 1e bach BMW - 46 pagina's

 4 views  0 purchase
  • Course
  • Institution

Deze samenvatting is 46 pagina's lang. Dit document bevat alle info van de slides en noties van de les. Het geeft je een goed inzicht in werking en processen van de cellen. Van de 1e keer geslaagd!

Preview 4 out of 46  pages

  • January 3, 2024
  • 46
  • 2021/2022
  • Summary
avatar-seller
Hoofdstuk 1: Biomembranen
1. Membranen om en in de cel
Prokaryoot: enkel membraanachtige structuren rond de cel, niet in de cel
Eukaryoot: plasmamembraan aan buitenkant, en vanbinnen organellen, omgeven door een
het barrière/membraan
Bv. epitheelcel: grootte orde: tiental µm  totale opp. +- 700 µm² plasmamembraan
Oppervlakte biomembraan in de cel is 10 keer groter  7000 µm² (cytoskelet is nog een
grootte orde groter)
Basisdefinities:
- Cytoplasma: alles binnen plasmamembraan, behalve nucleus
- Cytosol: waterige gedeelte van cytoplasma buiten de organellen
- Lumen: waterige gedeelte binnen organellen


2. Structuur van biomembranen
Analysetechniek biomembranen bestuderen:
1) Atomic Force Microscopy AFM
- Platendraaier met naald die gaat reageren op putjes, dalen en pieken
- Oppervlakte van samples scannen, met hoge resolutie dieptes en hoogtes registreren
- Beweging naald zal opgevangen worden door bv. weerkaatsing laserstraal
 Plasmamembraan niet vlak, maar er steken dingen uit
2) Elektronenmicroscopie:
- Door specimen elektronen doorheen schieten, en komt op detector terecht
- Donker: gebieden die geen elektronen doorlaten, en dus niet op detector komen
- Licht: gebieden waar wel elektronen doorkomen
- Bv. Rode bloed met OsO4, zwaar metaal dat e- tegenhoudt  daar donker, en
ertussen licht door schikking amfipatische moleculen dubbellaag
Biomembraan: dubbele fosfolipidenlaag
- Amfipatische moleculen: hydrofiel deel (lost goed op in water – hoofdje)
hydrofoob deel (eerder vetoplosbaar – staarten)
- Dubbellaag: staarten naar elkaar gericht en hoofdjes naar water gericht (+- 3 à 4 nm)
Vormen schikking:
- Micelle: enkellaag met alle staarten naar binnen gericht
- Liposoom: bolvormig met dubbellaag
- Fosfolipide dubbellaag: vormt buitenkant van cellen en organellen

1

,3. Variabiliteit van biomembranen
Fosfolipide dubbellaag: geeft soms glad opp. en soms geeft het uitsteeksels
Myelineschede rond zenuwcellen: heel veel verschillende fosfolipide dubbellagen na mekaar
Plasmamembraan: - exoplasmatische zijde: buitenkant
- cytosolische zijde: binnenkant, wijst naar cytosol
Intracellulair organel:
- Enkel membraan (bv. lysosoom) : - cytosolische zijde: buitenkant, wijst naar cytosol
- exoplasmatische zijde: binnenkant
- Dubbel membraan (bv. mitochondriën):
- cytosolische zijde: buitenste vlak van buitenste membraan
- exoplasmatische zijde: binnenste vlak van buitenste membraan
- exoplasmatische zijde: buitenste vlak van binnenste membraan
- cytosolische zijde: binnenste vlak van binnenste membraan
 overgangen membranen: exoplasmatisch blijft exoplasmatisch, zelfde voor cytosolisch


4. Chemie van biomembranen: lipiden
1) Fosfoglyceriden en plasmalogenen:
- Fosfoglyceriden: meest voorkomende lipiden
- opgebouwd rond molecule glycerol (alcohol)  OH groepen kunnen
veresterd worden  bv. reageert met vetzuren  triacylglycerol (apolair)
- diacylglycerol-3-fosfaat (vinden in biomembranen)  2 OH groepen vormen
esterbinding met vetzuur, aan 3e alcoholgroep hangt geen vetzuur, maar
fosfaat of ander polair molecule  ‘fosfatidyl’
- fosfatidyl ethanolamine PE - fosfatidyl serine PS
- fosfatidyl choline PC - fosfatidyl inositol PI
- lange deel is hydrofoob en toegevoegde deel is hydrofiel
- Plasmalogenen: verwant aan fosfatidyl, maar 1 van de esterbindingen is
bij plasmalogeen een etherbinding


2) Sfingolipiden:
- Amfipatische moleculen opgebouwd rond sfingosine (hydrofiel en hydrofoob deel)
- Reactie aminegroep en vetzuur  ceramide: 2 hydrofobe staarten en hydrofiel deel
- Hydrofiel deel: andere dingen aankoppelen
- choline  sfingomyeline SM - glucose  glucosyl cerebroside
= glycosphingolipide
- Gangliosiden: componenten van exo blad plasmamembraan, met specifieke suikers
(hangt samen met bloedgroep)

2

,3) Sterolen – Cholesterol:
- Hydrofoob deel: enkel H en C (naar binnen gericht)
- Hydrofiel deel: heeft alcoholgroep (naar buiten gericht)
- Vanuit cholesterol: cortisol, sekshormonen, galzuur (vet verteren)
- Functies: structureel onderdeel biomembraan + precursor (voorlopermolecule dat
kan omgezet worden naar ander molecule)
- Precursor van Vitamine D: 7-dehydrocholesterol door zonlicht steroïdering wordt
afgebroken  Vitamine D3, essentieel voor opname
calcium en botopbouw


5. Beweeglijkheid van lipiden in een biomembraan
Axiale rotatie: beweging van fosfolipide rond lengteas
Laterale diffusie:
- Fosfolipide beweegt doorheen blad, lopen bv. door elkaar
- Meten door FRAP (Fluorescence Recovery After Photobleaching)
- Fluorescentie: kleurstoffen die wanneer je er licht op instuurt, licht uitsturen
met langere golflengte (bv. groen licht insturen en blauw uit)
- Buitenste laag reageren met fluorescente stof (fluorescentiemicroscoop)
- Bleaching: te veel licht op kleurstof sturen, gaat kapot en fluoresceert niet
 fluorescentiesignaal neemt af op dat stukje, maar neemt terug
toe als op dat stukje nieuwe fluorescente stoffen aankomen
- Hoofdjes kunnen lateraal bewegen en zo mengen  waardoor je een
recovery kan meten van fluorescentie
- Snelheid waarmee dat gebeurt: hoe snel laterale diffusie, hoe snel nieuw
evenwicht instelt, hangt af van hoeveel
(i)mobiel is
Flip flop:
- Fosfolipide gaat van ene naar andere blad
- Energetisch zeer onwaarschijnlijk, maar komt wel voor in cellen door enzym flippase
- Enkel met inbreng van energie en bepaalde enzymen flippase
- Meting door fluorescentie:
- Fluorescent hoofdje en ATP toevoegen aan systeem, omdat flippase dan
actief wordt en fosfolipiden van ene naar andere blad transporteert
- Meten door quencher toevoegen om fluorescentie in buitenste blad te
onderdrukken (niet permeabel)  bij conditie met ATP, met meer
fluorescentie binnenin, zal daling fluorescentie geringer zijn, want meeste zit
binnenin  met ATP blijft dus meer over
- Einde: detergent toevoegen & membraan kapot te maken, fluorescentie weg
Binnenste en buitenste blad niet identiek en samenstelling kan verschillen

3

, Beweging van vetzuurstaarten: hangt af van …
- Aard en lengte
- Cholesterol: tussen vetzuurstaarten wurmen en gaten opvullen  vetzuurstaarten
meer ordenen en dikker maken  vloeibaarheid doen afnemen
(hoe hoger vloeibaarheid, hoe lager dikte)  ‘lipid rafts’ in membraan
door aanwezigheid cholesterol
- Temperatuur: - Hoe hoger T, hoe beweeglijker: staarten worden wanordelijker en
vloeibaarder (i.p.v. gel achtig zonder hogere T)
- Hydrofoob effect: waterafstotende stoffen in waterige omgeving
zoeken elkaar op voor meer entropie (bv. bolletjes vet)
- Van der Waalskrachten: tussen 2 dichte atomen, aantrekkend
Kromming membraan: PC meer cilindervormig en dus meer aan buitenkant, PE meer konisch
en vaak aan binnenkant om voor kromming van membraan te zorgen


6. Verzadigde en onverzadigde vetzuren
Onverzadigde vetzuren: - 1 of meer dubbele bindingen in koolstofketen, vaak langer
- voeding met onverzadigde vetzuren zijn ‘gezonder’ (bv. olijfolie)
- door knik in staarten minder VdW-krachten, hogere vloeibaarheid
Verzadigd: - alleen enkelvoudige bindingen in koolstofketen, vaak korter
het - mooi naast elkaar geordend in dubbellaag  dichte pakking, veel VdW-krachten
het en dus vast membraan (smeltpunt hoog)
(Hoe korter vetzuur, hoe vloeibaarder en hoe meer onverzadigingen, hoe vloeibaarder)
Natuur: enkel cis bindingen vinden (trans wordt gemaakt en onnatuurlijk, ev. ongezond)
Omega-vetzuren: ‘omega’ wijst op laatste C van vetzuurketen  ω3-vetzuur heeft dus
tussen C 3 en C 4, vanaf laatste C, een dubbele binding


7. Functies plasmamembraan
Barrière:
- Bepaalde stoffen tegenhouden
- Permeabel: voor gassen en kleine ongeladen moleculen (bv. ethanol, ureum, H 2O)
- Impermeabel: voor polaire stoffen (glucose, fructose), ionen, of grotere polaire
moleculen (ATP, AZ)
- Proteïnen in biomembranen zorgen voor regelende permeatie
- Osmotische druk: π = R T (CA-CB) (bij bomen om water tot boven te krijgen)
- Hypotoon medium: cel water opnemen en zwellen door hogere c vanbinnen
- Hypertoon medium: water afgeven en krimpen door lagere c vanbinnen



4

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller sarahvcr. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $8.66. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

67096 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$8.66
  • (0)
  Add to cart